Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 december 2023;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Lap van 2 mei 2024 met productie;
- een journaalbericht van mr. Lap van 3 mei 2024 met producties.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De overwegingen voor de beslissing
€ 12.100,- zou worden terugbetaald in de vorm van/door verrekening met de door de man aan haar ten behoeve van [de minderjarige] te betalen kinderalimentatie van € 300,- per maand. Tot april 2020 heeft de man op die manier de kinderalimentatie ook voldaan. Daarna moest de man weer maandelijks betalen.
De man heeft deze stellingen van de vrouw niet betwist, zodat het hof die als vaststaand beschouwt. Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat de man had kunnen en moeten begrijpen dat de vrouw ervan uitging dat de leningsovereenkomst gold tussen partijen. De man heeft vervolgens namelijk, nadat het geleende bedrag in deze vorm was ‘terugbetaald’ –dat was in april 2020 – een tijd stilgezeten en de vrouw heeft hem niet gevraagd om een bedrag van € 300,- per maand voor [de minderjarige] te betalen, terwijl het de man duidelijk moest zijn geweest dat de vrouw dat anders op basis van artikel 6 van de overeenkomst wel zou doen, aangezien van verrekening geen sprake meer was. Hierbij neemt het hof mee dat de man, hoewel hij naar eigen zeggen op 24 november 2017 de vrouw om terugbetaling van het gehele bedrag heeft gevraagd, geen actie heeft ondernomen nadat de vrouw hem had geantwoord dat zij zich aan de afspraken als vastgelegd in genoemde overeenkomst wenste te houden en wel met hem wilde meedenken als hij door het niet in een keer terugbetalen van het geleende bedrag door de vrouw in financiële problemen zou komen. Dit bevestigt de lezing van de vrouw.