In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin haar vorderingen zijn afgewezen. De vrouw en de man zijn in 2006 in Brazilië gehuwd en hebben in 2018 een verzoek tot echtscheiding ingediend. Tijdens de echtscheidingsprocedure hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van hun huwelijksgemeenschap, maar de vrouw stelt dat zij bij het sluiten van deze overeenkomst heeft gedwaald. Ze heeft in hoger beroep gevorderd om de overeenkomst te vernietigen en om een nieuwe verdeling van de huwelijksgemeenschap te verzoeken. De man heeft in incidenteel hoger beroep gevorderd dat de vrouw de woning verlaat en meewerkt aan de goederenrechtelijke levering van de woning aan hem. Het hof heeft de grieven van de vrouw afgewezen en de grieven van de man deels toegewezen. Het hof heeft bepaald dat de vrouw de woning binnen een maand moet ontruimen en dat zij moet meewerken aan de verdeling en levering van de woning binnen twee maanden na betekening van het arrest. Tevens is de vrouw veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding aan de man van € 730,50 per maand vanaf 1 januari 2021. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.