Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
De moeder en de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) zijn niet verschenen.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
27 maart 2024 veelvuldig en op verschillende manieren, tevergeefs, heeft ingespannen om contact te leggen met de vader. Uiteindelijk heeft pas recent, op 8 mei 2024, een overleg over de omgang plaatsgevonden tussen de ouders en de GI. Ook dat overleg heeft tot nu toe niet tot omgang geleid. Dat de vader en de moeder, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in persoon op de zitting bij het hof zijn verschenen, vindt het hof zorgelijk en bevestigt wat betreft het hof de stelling dat beide ouders moeite hebben met het nakomen van afspraken en dat zij slecht bereikbaar zijn. Verder is het zorgelijk dat [de minderjarige] geen vaste thuisbasis lijkt te hebben nu hij afwisselend bij zijn oma in [woonplaats1] en zijn opa in [plaats1] verblijft. Tot op heden is geen ouderschapsplan opgesteld waardoor de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] onduidelijk is. Dat nog geen schoolkeuze is gemaakt voor [de minderjarige] , die in augustus 2024 vier wordt, is wat betreft het hof ook zorgelijk.
6.De beslissing
10 januari 2024;