ECLI:NL:GHARL:2024:4192

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
200.304.054/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de minimumcontactregeling tussen een vader in detentie en zijn kind met het oog op de ontwikkeling van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de contactregeling tussen een vader, die gedetineerd is, en zijn minderjarige kind. De rechtbank had eerder een minimumcontactregeling vastgesteld, maar het hof heeft deze vernietigd. Het hof oordeelt dat een vaste contactregeling noodzakelijk is om het kind de structuur en duidelijkheid te bieden die hij nodig heeft. De vader had een groot sociaal beroep op het kind, wat zorgwekkend is voor de ontwikkeling van het kind. Het hof heeft vastgesteld dat de contactmomenten tussen de vader en het kind beperkt moeten worden om de ontwikkeling van het kind niet te schaden. De vader had verzocht om een regeling waarbij het kind om het weekend bij zijn partner verblijft, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen. In plaats daarvan is er een regeling vastgesteld waarbij het kind elke dinsdag en donderdag telefonisch contact heeft met de vader en om de veertien dagen op zaterdag een bezoekmoment in de Penitentiaire Inrichting. Het hof heeft ook de zorgen van de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling meegenomen in zijn beslissing. De moeder van het kind steunt het advies van de raad en maakt zich zorgen over het gedrag van het kind, dat niet naar school gaat en veel gamet. Het hof heeft besloten dat de contactmomenten tussen de vader en het kind moeten worden gestructureerd en beperkt, om zo de ontwikkeling van het kind te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.304.054/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 520330)
beschikking van 20 juni 2024
in de zaak van
[verzoeker](de vader),
gedetineerd in [plaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. I.M. Thieme te Zaandam,
en
[verweerster](de moeder),
die een briefadres heeft in [plaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. N. van der Vegt te Bussum.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling,
Jeugdbescherming regio Amsterdam(de GI).
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Midden-Nederland, locatie Utrecht.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 14 februari 2023 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de raad van 16 oktober 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 3 november 2023;
- een journaalbericht namens de moeder van 13 november 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 18 december 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 18 december 2023 met bijlage(n);
- een e-mail namens de vader van 16 januari 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 30 mei 2024 met bijlage(n).
1.3
Op 10 juni 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een medewerker van de GI, en
- een vertegenwoordiger namens de raad.
De advocaat van de moeder heeft mede het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota.

2.De aanvullende feiten

2.1
Bij beschikking van 5 december 2023 heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 5 december 2024.
2.2
Bij beschikking van 5 december 2023 heeft de kinderrechter tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij grootmoeder (moederszijde), verleend tot 5 juni 2024.
2.3
De machtiging tot uithuisplaatsing is nadien ambtshalve verlengd. De rechtbank Amsterdam behandelt op 21 juni 2024 het door de GI ingediende verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de duur van zes maanden.
2.4
[in] 2024 is [de meerderjarige] meerderjarig geworden, zodat onderhavige procedure alleen nog ziet op [de minderjarige] .

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 14 februari 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
De tussenbeschikking
2.2
In die tussenbeschikking heeft het hof overwogen dat de vader niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek om een omgangsregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] en [de meerderjarige] om het weekend bij zijn partner verblijven omdat het hof voor dit verzoek geen juridische grondslag ziet. Verder heeft het hof de raad verzocht zijn lopende onderzoek naar het ouderlijk gezag en de informatieregeling uit te breiden met een onderzoek naar de vraag welke omgangs- en contactregeling het meest in het belang van [de minderjarige] en [de meerderjarige] is en daarover te rapporteren.
Het raadsrapport
2.3
Op 16 oktober 2023 heeft de raad gerapporteerd. De raad ziet dat [de minderjarige] een sterke behoefte heeft aan veel contact met zijn vader en vindt een regeling in het belang van [de minderjarige] . De raad maakt zich echter zorgen over het veelvuldige dagelijks telefonisch contact tussen [de minderjarige] en de vader, ook op tijdstippen die niet passend zijn bij de leeftijd van [de minderjarige] . De raad adviseert om de beslissing over de omgangsregeling aan te houden voor een periode van negen maanden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening in het gedwongen kader. De raad constateert dat hij nog onvoldoende informatie heeft om advies uit te kunnen brengen over de juiste frequentie en de invulling van de omgangsregeling. De raad vraagt de GI om het hof te adviseren.
De standpunten
2.4
De GI voert aan dat [de minderjarige] behoefte heeft aan duidelijkheid en structuur. [de minderjarige] gaat niet naar school, gamet veel en laat zelfbepalend gedrag zien. De GI adviseert het hof om [de minderjarige] in de oneven weekenden van vrijdag tot en met zondag naar de partner van de vader te laten gaan, waar ook zijn jongere halfbroertje woont. In dat weekend kan [de minderjarige] dan bij de vader op bezoek gaan. Onderzocht wordt nog of plaatsing bij de partner van de vader geschikt is als netwerkplaatsing. De GI vindt het niet nodig om een vastomlijnde belregeling vast te leggen. De GI vindt het goed als er dagelijks belcontact is tussen [de minderjarige] en de vader.
2.5
Anders dan de GI heeft de raad tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het belangrijk is dat de bezoekuren én de belcontacten gestructureerd en beperkt worden. De raad vindt dat [de minderjarige] meer los moet komen van zijn vader, waarbij sprake lijkt te zijn van een symbiotische relatie tussen hen. De raad ziet signalen die duiden op ouderverstoting en maakt zich daar grote zorgen over. Belangrijk is dat er door de GI ingezet wordt op terugkeer van [de minderjarige] naar de moeder en dat dit vanuit een neutrale plek gebeurt. De partner van de vader is niet neutraal en is afhankelijk van de vader. Bij de raad bestaat de zorg dat als [de minderjarige] bij haar geplaatst wordt, dit het einde van het contact tussen de moeder en [de minderjarige] betekent.
2.6
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het in het belang van [de minderjarige] is dat [de minderjarige] vrij is in het contact met en bezoek aan zijn vader. [de minderjarige] heeft inmiddels de leeftijd dat hij zelf kan aangeven wat hij daarin wil en wat zijn behoeftes zijn. Dat geldt ook voor het aantal belcontacten per week. De vader handhaaft zijn verzoek om een regeling te bepalen waarbij [de minderjarige] ten minste om het weekend bij zijn partner verblijft, waarbij het aan [de minderjarige] is om te bepalen of hij wel of niet gaat.
2.7
De moeder heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het advies van de raad. Zij maakt zich grote zorgen over het zelfbepalende gedrag van [de minderjarige] waarbij zijn dag- en nachtritme is omgedraaid. De moeder staat open voor contact tussen [de minderjarige] en de vader, maar ziet ook hoe hij tussen zijn ouders verscheurd wordt. De moeder vindt het belangrijk dat het contact tussen [de minderjarige] en de vader gestructureerd en beperkt wordt omdat de vader vanuit te gevangenis een te overheersende rol in het leven van [de minderjarige] inneemt en haar als moeder diskwalificeert. De moeder onderschrijft ook het belang van het contact tussen [de minderjarige] en zijn jonge halfbroertje en staat ervoor open dat [de minderjarige] een keer een nachtje bij de partner van de vader logeert. De moeder wil dat de belcontacten worden beperkt tot twee keer per week en zij stemt ermee in dat [de minderjarige] eens in de 14 dagen bij de vader in de gevangenis een uur op bezoek gaat.
De inhoudelijke beoordeling
2.8
Het hof oordeelt als volgt. Gebleken is dat de minimumregeling zoals die is vastgesteld door de rechtbank op dit moment niet passend is. Tijdens de zitting van 10 juni 2024 heeft de raad het hof, anders dan in het raadsrapport, geadviseerd om een vaste contactregeling vast te stellen om [de minderjarige] daarmee de structuur en duidelijkheid te bieden die hij nodig heeft. Op dit moment laat [de minderjarige] zelfbepalend gedrag zien waarbij hij degene is die bepaalt wanneer hij contact heeft met de (partner van de) vader en de moeder en hoe zijn dag eruitziet. Dit resulteert erin dat [de minderjarige] veel aan het gamen is en niet naar school gaat. Dit is zorgelijk en niet goed voor zijn ontwikkeling. De raad maakt zich daarnaast zorgen over het veelvuldig contact tussen de vader en [de minderjarige] waarbij sprake lijkt te zijn van een symbiotische relatie. Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de vader hierin sturend is. De vader lijkt een groot sociaal beroep te doen op [de minderjarige] terwijl het voor (de ontwikkeling van) [de minderjarige] van belang is dat hij zich ook los van de vader kan ontwikkelen. Gelet op het voorgaande is het hof het met de raad eens dat er een vaste contactregeling moet worden bepaald waarbij de contactmomenten tussen de vader en [de minderjarige] worden beperkt. Ten aanzien van de bezoekmomenten zal het hof een regeling bepalen zoals deze in de huidige praktijk wordt uitgevoerd. Dit betekent dat [de minderjarige] om het weekend op zaterdag een bezoekmoment heeft bij de vader in de Penitentiaire Inrichting (PI) van een uur en dat er omgang is tijdens de speciale vader-kinddagen in de PI. Wat betreft de belmomenten tussen de vader en [de minderjarige] zal het hof bepalen dat zij elke dinsdag en donderdag een belmoment hebben tussen 19:00 uur en 21:00 uur voor de duur van maximaal 30 minuten waarbij de vader naar [de minderjarige] belt. Het hof is van oordeel dat deze regeling op dit moment het meest toekomt aan de belangen van [de minderjarige] . Daarbij komt dat door de beperking van de contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] meer tijd en gelegenheid wordt geboden om in het kader van de bij beschikking van de rechtbank van 5 december 2023 ingestelde ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing (welke zeer recent tijdelijk is verlengd) van [de minderjarige] te werken aan contactherstel tussen [de minderjarige] en de moeder en tevens aan terugkeer van [de minderjarige] naar de moeder.
2.9
Voor wat betreft het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de partner van de vader, blijft het hof bij hetgeen ten aanzien hiervan is overwogen in de tussenbeschikking van 14 februari 2023. Het feit dat de GI meent dat de partner van de vader wellicht een belangrijker rol zou moeten krijgen in het leven van [de minderjarige] , maakt niet dat het hof hier anders over is gaan denken. Dit betekent dat het hof de vader niet-ontvankelijk zal verklaren in dit verzoek.
2.1
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 7 september 2021, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt een omgangs- en contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast waarbij er contact tussen hen is op de volgende momenten:
- elke dinsdag en donderdag telefonisch tussen 19:00 uur en 21:00 uur voor de duur van maximaal 30 minuten waarbij de vader naar [de minderjarige] belt;
- een keer in de 14 dagen op zaterdag een uur tijdens de bezoekmomenten van de PI en tijdens de vader-kinddagen van de PI;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek ten aanzien van het vaststellen van een omgangsregeling tussen de partner van de vader en [de minderjarige] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Dijk, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en mr. N.J.M. Plat, bijgestaan door mr. L. Kiemel als griffier, en is op 20 juni 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.