ECLI:NL:GHARL:2024:4174

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
21-001425-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware lichamelijke letsel door schuld; veroordeling tot taakstraf voor openlijk geweld en diefstal tijdens rellen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld en openlijk geweld plegen tegen goederen, alsook diefstal. Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had vastgesteld dat de verdachte meer dan onvoorzichtig had gehandeld. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de vereiste mate van onvoorzichtigheid die nodig is voor een veroordeling op basis van schuld. De verdachte werd vrijgesproken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld, maar werd wel veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, voor openlijk geweld plegen tegen goederen en diefstal, gepleegd tijdens de rellen in de wijk tijdens de coronapandemie. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte integraal was vrijgesproken van het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden, wat meegewogen is in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001425-21
Uitspraak d.d.: 20 juni 2024
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 24 maart 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-302859-19 en 16-234189-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juni 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, waarvan 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis voorwaardelijk, , met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, gevorderd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A. Boumanjal, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van het meest subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 van parketnummer 16-302859-19 en het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 van parketnummer 16-234189-20 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarden zijn opgelegd dat verdachte zich meldt bij de reclassering en zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht.
Voorts is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 9.043,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen, omdat het tot andere beslissingen komt.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-302859-19:
1. primair
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te [pleegplaats 1] aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gedeeltelijk geamputeerde tenen en/of een gebroken teen, heeft toegebracht door met een (zware) pompwagen tegen de voeten van die [benadeelde] aan te rijden, in elk geval door met een (zware) pompwagen tegen de pompwagen waarop die [benadeelde] stond aan te botsen/rijden (waardoor de voet van die [benadeelde] klem kwam te zitten tussen beide wagens);
1. subsidiair
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te [pleegplaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een (zware) pompwagen tegen de voeten van die [benadeelde] aan heeft gereden, in elk geval met een (zware) pompwagen tegen de pompwagen waarop die [benadeelde] stond aan heeft gebotst/gereden (waardoor de voet van die [benadeelde] klem kwam te zitten tussen beide wagens), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1.
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te [pleegplaats 1] [benadeelde] heeft mishandeld door met een (zware) pompwagen tegen de voeten van die [benadeelde] aan te rijden, in elk geval door met een (zware) pompwagen tegen de pompwagen waarop die [benadeelde] stond aan te botsen/rijden (waardoor de voet van die [benadeelde] klem kwam te zitten tussen beide wagens), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gedeeltelijk geamputeerde tenen en/of een gebroken teen ten gevolge heeft gehad;
1. Meest subsidiair
hij op of omstreeks 1 juli 2019 te [pleegplaats 1] roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een (zware) pompwagen tegen de voeten van die [benadeelde] is aangereden, in elk geval door met zijn pompwagen tegen de pompwagen waarop die [benadeelde] stond aan te botsen/rijden (waardoor de voet van die [benadeelde] klem kwam te zitten tussen beide wagens), waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel, te weten twee geamputeerde tenen en/of een gebroken teen , heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
Zaak met parketnummer 16-234189-20 (gevoegd):1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2020 te [pleegplaats 2] , openlijk, te weten op/aan de [straat 1] en/of [straat 2] en/of [straat 3] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere goederen, te weten een videovoertuig van de Mobiele Eenheid en/of een camerapaal en/of een mast en/of een lantaarnpaal, door - stenen te gooien in de richting van/naar dat videovoertuig, en/of - die lantaarnpaal heen en weer te schudden/bewegen en/of krom te trekken en/of naar beneden te halen, en/of - stenen te gooien tegen die lantaarnpaal, en/of - die camerapaal en/of die mast heen en weer te schudden/bewegen, terwijl hij, verdachte, deze goederen opzettelijk heeft vernield;
2.
hij op of omstreeks 14 augustus 2020 te [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere camera's, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het tenlastegelegde onder parketnummer 16-302859-19

De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde en heeft daartoe aangevoerd dat niet meer kan worden vastgesteld dan dat sprake was van onvoorzichtig gedrag. Hoe het ongeluk daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en wat daaraan vooraf is gegaan is niet duidelijk geworden. Op de beelden is het meest cruciale moment van het voorval niet te zien en niet kan worden uitgesloten dat verdachte heeft geprobeerd te remmen. Er heeft ter plaatse geen onderzoek plaatsgevonden, bijvoorbeeld naar hoe breed het pad was waarlangs de pompwagens reden. Evenmin is onderzocht wat de maximale en gebruikelijke snelheid was van de (demo) pompwagen(s) en de wijze waarop de rem en de noodrem (doorgaans) werken. Het alternatieve scenario dat verdachte moest remmen omdat aangever op een onverwacht moment afremde en tot stilstand kwam, en dat verdachte vervolgens niet tijdig kon remmen en slechts kon uitwijken doordat hij niet wist hoe de noodrem werkte van de demo pompwagen waarop hij reed, valt op basis van de aanwezige stukken niet uit te sluiten. De raadsman stelt dat het er niet om gaat dat verdachte anders had kunnen handelen en dat bij de beoordeling van de vraag of het voorkomen had kunnen worden relevant is of het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden als verdachte op de voor hem bekende pompwagen had gereden.
Het hof is van oordeel dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte te weinig afstand heeft gehouden tot de pompwagen waarop aangever reed en dat hij daarbij zijn snelheid onvoldoende heeft aangepast waardoor hij niet tijdig heeft kunnen remmen om een aanrijding te voorkomen. Het dossier bevat geen bewijs dat hierbij sprake was van opzet of roekeloosheid. Om tot een bewezenverklaring ter zake van het meest subsidiair tenlastegelegde te kunnen komen, moet het gaan om zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. De enkele onvoorzichtigheid is daartoe niet voldoende. Na het ongeval is geen dan wel onvoldoende onderzoek gedaan naar de situatie ter plaatse en andere omstandigheden die relevant kunnen zijn voor de beoordeling of het ongeval te wijten is aan een meer dan enkele onvoorzichtigheid van verdachte. Zo ontbreekt voldoende informatie over de ruimte die beschikbaar was op de plek waar verdachte de pompwagen van het slachtoffer passeerde, wat de normale werkwijze was bij het lossen van de vrachtwagens en welke werkinstructies daarbij golden, hoe het letsel precies heeft kunnen ontstaan en in hoeverre dit letsel het (rechtstreekse) gevolg was van het handelen van verdachte.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat het hiervoor vastgestelde handelen van verdachte niet kan leiden tot een bewezenverklaring van zeer of aanmerkelijke onvoorzichtigheid en dat daarom geen sprake is van schuld in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte zal daarom van het primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging met betrekking tot het tenlastegelegde onder parketnummer

16-234189-20

De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof is van oordeel dat het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 kan worden bewezen door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-234189-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 14 augustus 2020 te [pleegplaats 2] , openlijk, te weten aan de [straat 1] en
[straat 2] en [straat 3] , in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen meerdere goederen, te weten een videovoertuig van de Mobiele Eenheid en een camerapaal en een mast en een lantaarnpaal, door
- stenen te gooien in de richting van dat videovoertuig, en
- die lantaarnpaal heen en weer te schudden/bewegen en krom te trekken en/of naar beneden
te halen, en
- stenen te gooien tegen die lantaarnpaal, en
- die camerapaal en/of die mast heen en weer te schudden/bewegen, terwijl hij, verdachte,
deze goederen opzettelijk heeft vernield;
2.
hij op 14 augustus 2020 te [pleegplaats 2] , een camera, die toebehoorde aan [slachtoffer]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-234189-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, terwijl de schuldige opzettelijk goederen vernielt.
Het in de zaak met parketnummer 16-234189-20 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en diefstal van
een camera op 14 augustus 2020. Deze feiten zijn gepleegd ten tijde van de Coronapandemie en op dat moment gold onder meer als maatregel dat het niet was toegestaan om met grote groepen samen buiten te zijn. Desondanks is verdachte op
14 augustus 2020 naar de wijk [wijk] in [pleegplaats 2] gegaan om met vele andere jongeren deel te nemen aan de rellen die daar gaande waren. Hij heeft een wezenlijke bijdrage geleverd aan die rellen door met stenen in de richting van een (bemand) videovoertuig te gooien en heeft daarmee, samen met anderen die ook voorwerpen naar het voertuig gooiden, schade toegebracht. Dit moet voor de aanwezige politieambtenaren een bedreigende ervaring zijn geweest. Ook is mede door het handelen van verdachte een lantaarnpaal vernield door er een steen tegenaan te gooien. Dergelijke rellen hebben veel impact op de samenleving door de gevoelens van onrust en angst die teweeg worden gebracht en vanwege de schade die wordt aangericht. Ook heeft verdachte met zijn handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen.
Uit een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 30 april 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van het omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 18 januari 2021. Ter zitting is het hof echter gebleken dat de leefomstandigheden van verdachte zijn veranderd en dat hij in rustiger vaarwater lijkt te zijn gekomen. Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij samenwoont met zijn vrouw en twee jonge kinderen en dat hij veel tijd doorbrengt met zijn gezin en familie.
Het hof stelt verder vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep is overschreden.
Al het voorgaande afwegend, acht het hof oplegging van een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.043,94. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte is integraal vrijgesproken van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 141 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-302859-19 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-234189-20 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-234189-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Aldus gewezen door
mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. E. de Witt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Verstraaten, griffier,
en op 20 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. O. Anjewierden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.