Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader en zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad en
- een vertegenwoordiger van de GI.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De vader van [de minderjarige] is verzoeker in hoger beroep en heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 29 december 2023 is uitgesproken, aangevochten. De kinderrechter had de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland en een machtiging verleend tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 april 2024 heeft de vader zijn grief gepresenteerd, waarbij hij verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek om uithuisplaatsing af te wijzen. De raad voor de kinderbescherming heeft verweer gevoerd en gevraagd om bekrachtiging van de beschikking. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de psychische problemen van [de minderjarige] en de zorgen van de raad over haar welzijn en ontwikkeling.
Het hof heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] en om haar de benodigde hulpverlening te bieden. De vader, hoewel hij veel van [de minderjarige] houdt, is op dit moment niet in staat om haar de ondersteuning te bieden die zij nodig heeft. Het hof heeft daarom besloten de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, waarbij de belangen van [de minderjarige] voorop staan.