Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2024 uitspraak gedaan op een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 29 december 2023. De man, verzoeker in deze procedure, heeft verzocht om schorsing van de beschikking, terwijl de vrouw, verweerster, zich hiertegen verzet. De rechtbank had in de eerdere beschikking beslist over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk van partijen en deze uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank de uitvoerbaarverklaring bij voorraad niet heeft gemotiveerd. Dit betekent dat het hof de mogelijkheid heeft om de uitvoerbaarheid te schorsen, mits het belang van de man om de situatie te behouden zwaarder weegt dan het belang van de vrouw om de beschikking onmiddellijk uit te voeren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de man onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd om aan te tonen dat zijn belang bij schorsing groter is dan dat van de vrouw bij uitvoering van de beschikking.
De man heeft weliswaar gesteld dat hij in financiële nood verkeert, maar heeft dit niet voldoende onderbouwd. Ook zijn argumenten over eerdere betalingen aan de vrouw en de veroordeling tot betaling van een bedrag zijn niet voldoende om de schorsing te rechtvaardigen. Het hof heeft daarom het verzoek van de man afgewezen en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.