ECLI:NL:GHARL:2024:4098

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
200.336.623
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling informatieregeling en omgangsregeling in hoger beroep tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 juni 2024 een tussenbeschikking gegeven in het hoger beroep van een verzoeker, de vader, tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland. De vader verzoekt om vaststelling van een omgangsregeling met zijn minderjarige kind, geboren in 2014, en om een informatieregeling met de moeder. De rechtbank had eerder de verzoeken van de vader afgewezen, wat de vader heeft doen besluiten in hoger beroep te gaan. De vader heeft in het verleden het recht op omgang ontzegd gekregen, en de rechtbank had geoordeeld dat hij onvoldoende had gewerkt aan zijn emotieregulatieproblematiek. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder haar wettelijke informatieplicht goed nakomt en dat het belang van het kind niet verzet zich tegen het vaststellen van een informatieregeling. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover het verzoek om een informatieregeling is afgewezen en heeft de moeder opgedragen de vader maandelijks te informeren over de ontwikkeling van het kind. De beslissing over de omgangsregeling is aangehouden voor zes maanden, waarbij de vader de kans krijgt om te laten zien dat hij in staat is om op een gepaste manier contact te onderhouden met de moeder en het kind. Het hof heeft de vader verzocht om uiterlijk 20 december 2024 informatie aan te leveren over zijn voortgang, waarna de zaak verder op de stukken zal worden afgedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.336.623
(zaaknummer rechtbank Gelderland 418347)
beschikking van 18 juni 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.L.A. Cox,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.E.M. Messink.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (hierna ook: de rechtbank), van 10 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 januari 2024;
  • het verweerschrift met een productie, en
  • een journaalbericht namens de vader van 16 april 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 26 april 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, zijn advocaat en de persoonlijk begeleider van de vader, aan wie bijzondere toegang is verleend om de mondelinge behandeling als toehoorder bij te wonen;
  • de moeder en haar advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2014. De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] is bij de moeder.
3.2
Bij beschikking de rechtbank van 31 maart 2020 is het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en is de moeder belast met de uitoefening van het gezag over [de minderjarige] .
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 22 juli 2021 is de vader het recht op omgang met [de minderjarige] ontzegd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de informatievoorziening over [de minderjarige] en de omgang tussen de vader en [de minderjarige] .
4.2
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de door de vader verzochte omgangsregeling en informatie- en consultatieregeling afgewezen.
4.3
De vader is met twee grieven grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de omgangs- en informatieregeling. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
  • een omgangs- of contactregeling tussen hem en [de minderjarige] vast te stellen althans te wijzigen zoals in het verzoekschrift van 24 april 2023 is omschreven dan wel een regeling die het meest in het belang van [de minderjarige] wordt geacht;
  • te bepalen dat de moeder hem iedere maand schriftelijk dient te informeren met overlegging van een recente foto van [de minderjarige] over de algemene ontwikkeling van [de minderjarige] , eventuele medische problemen en ook expliciet verslag doet van de school- en leerprestaties, met overlegging van eventuele rapporten, de vrije tijdsbesteding van [de minderjarige] en zijn sociale gedrag.
4.4
De moeder voert verweer en vraagt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de vader in de kosten van het hoger beroep.

5.De motivering van de beslissing

Informatieplicht
5.1
Op grond van artikel 1:377b lid 1 van Burgerlijk Wetboek (BW) is de met het gezag belaste ouder gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen. De rechter kan op grond van artikel 1:377b lid 2 BW bepalen dat die informatieplicht buiten toepassing blijft indien het belang van het kind dit vereist.
5.2
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de moeder haar wettelijke informatieplicht goed nakomt. De informatieplicht is een belangrijk middel voor de vader om geïnformeerd te blijven over [de minderjarige] , juist omdat de vader geen gezag heeft, en hij heeft dus belang bij vaststelling van een informatieregeling door de rechter, ook al komt de moeder deze nu - zo is gebleken - al stipt na. Het belang van [de minderjarige] verzet zich niet tegen het vaststellen van de door de vader verzochte informatieregeling. Daarom zal het hof deze informatieregeling vaststellen.
Omgang
5.3
In artikel 1:377e BW staat dat de rechter op verzoek van een van de ouders een beslissing over de omgang kan wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.4
Tussen partijen is niet in geschil dat zich na de beschikking van de rechtbank van 22 juli 2021 waarin de vader het recht op omgang met [de minderjarige] is ontzegd een wijziging in omstandigheden in de zin van voormeld artikel heeft voorgedaan.
5.5
Het hof zal gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen op de zitting is besproken de beslissing over de omgangsregeling aanhouden en een tussenbeschikking geven. De redenen hiervoor zijn de volgende.
5.6
Bij beschikking van 22 juli 2021 heeft de rechtbank de vader het recht op omgang met [de minderjarige] ontzegd en daarbij overwogen dat een voorwaarde voor omgang tussen de vader en [de minderjarige] is dat de vader behandeling krijgt voor zijn emotieregulatieproblematiek. De zorgen over de geestelijke stabiliteit van de vader waren in ernst toegenomen, gezien de suïcidale uiting van de vader op 12 maart 2021. De rechtbank achtte het destijds noodzakelijk dat er meer zicht kwam op de persoonlijke problematiek van de vader door een persoonlijkheidsonderzoek en meer duidelijkheid over de diagnostiek. Verder diende de vader zijn behandeling bij [naam1] te hervatten en ook voor langere tijd behandeling te accepteren, zodat hij voldoende stabiel is (zou zijn) om omgang met [de minderjarige] op de langere termijn te kunnen garanderen. Ook diende de vader tijdens de behandeling te werken aan zijn gevoelens van boosheid jegens de moeder, zodat hij tijdens de omgang met [de minderjarige] in staat is (zou zijn) om zich neutraal op te stellen ten opzichte van de moeder.
5.7
In de bestreden beschikking overweegt de rechtbank dat de vader nog onvoldoende heeft gewerkt aan de destijds gestelde heldere doelen die hem zijn gesteld om tot contactherstel te kunnen komen. De rechtbank constateerde dat de vader weliswaar na juli 2021 is gestart met een behandeling bij [naam2] , maar dat hij deze behandeling (ook na een herstart) niet heeft afgemaakt. [naam2] geeft daarvoor in een brief van 24 mei 2024 als reden dat het niet kunnen zien van [de minderjarige] bij de vader gevoelens van onrecht en frustratie oproept, wat op zijn beurt aan gedragsverandering in de weg staat. De behandelaar bij [naam2] adviseerde de vader nadere behandeling te zoeken, gericht op het verminderen van spanning en leren omgaan met stressvolle situaties. De rechtbank constateert dat de vader dit niet heeft gedaan.
5.8
Het hof overweegt op basis van de stukken en wat op de zitting is besproken dat de vader wel pogingen heeft gedaan om aan zichzelf te werken, maar dat inderdaad geen sprake is van een afgeronde behandeling voor zijn emotieregulatieproblematiek. Evenmin heeft persoonlijkheidsonderzoek plaatsgevonden om zicht te krijgen op de persoonlijke problematiek van de vader. De vader lijkt beland in een vicieuze cirkel: hij moet eerst behandeling ondergaan om te leren omgaan met zijn emoties voordat gekeken kan worden of contactherstel met [de minderjarige] mogelijk is. Alleen lukt het de vader niet een behandeling af te ronden omdat hij [de minderjarige] niet kan zien wat gevoelens van onrecht en frustratie bij hem oproept, zoals [naam2] heeft geconstateerd. Daartegenover staat dat de vader wel wordt begeleid door [naam3] ; een organisatie die de vader helpt in zijn dagelijkse leven. De vader ervaart veel steun van zijn begeleider en mede daardoor heeft hij zijn leven weer op de rit, zo stelt hij. Duidelijk is dat de vader [de minderjarige] erg mist en dat hij wel op zijn eigen manier een ontwikkeling heeft doorgemaakt, onder meer, door creatief bezig te zijn en te vissen. Dat creëert rust in zijn hoofd, zoals de vader op de zitting heeft verteld. De ondersteuning vanuit [naam3] is dan wel geen behandeling, zoals de rechtbank dat heeft bedoeld, maar de vader heeft wel begeleiding en de begeleider heeft zicht op zijn functioneren.
Om de vicieuze cirkel te doorbreken wil het hof de vader nog een kans geven om te laten zien dat hij in staat is en het volhoudt op gepaste wijze met de moeder en [de minderjarige] te communiceren. Een laagdrempelige manier om contact te hebben is dat de vader maandelijks een kaart stuurt of bijvoorbeeld een tekening, omdat de vader graag tekent en dit misschien goed bij hem past. Ook kan vader dan - op gepaste wijze - reageren op de informatie over [de minderjarige] die hij heeft ontvangen van de moeder. Dit alles is ook voor de ontwikkeling van [de minderjarige] belangrijk, omdat hij dan merkt dat zijn vader aan hem denkt. Met deze kans kan de vader de komende zes maanden aantonen dat hij in staat en bereid is zich volledig in te zetten om op een behoorlijke manier invulling te geven aan het contact met de moeder en [de minderjarige] .
5.9
Het hof zal gelet op het voorgaande de beslissing over de omgangsregeling aanhouden voor de duur van zes maanden met het verzoek aan de vader om uiterlijk 20 december 2024 het hof, in afschrift aan de moeder en de raad, te informeren over het verloop van het voorgaande. Het hof zal de moeder in de gelegenheid stellen om uiterlijk twee weken na ontvangst van de hiervoor genoemde informatie haar schriftelijke reactie op deze informatie bij het hof in te dienen, in afschrift aan de vader en de raad. Daarna zal het hof de zaak op de stukken afdoen, tenzij het hof, al dan niet op een gemotiveerd verzoek hiertoe van een van de partijen, aanleiding ziet om een nieuwe mondelinge behandeling te plannen.

6.De slotsom

6.1
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover daarbij het verzoek van de vader een informatieregeling vast te stellen, is afgewezen vernietigen en beslissen als hierna opgenomen onder 7.
6.2
Voordat het hof verder beslist op het hoger beroep zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden, voor zover deze betrekking heeft op het verzoek van de vader om een omgangsregeling met [de minderjarige] vast te stellen, in afwachting van het verloop van het schriftelijk contact van de vader met de moeder en [de minderjarige] zoals vermeld onder 5.8.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 10 oktober 2023 voor zover daarbij het verzoek van de vader een informatieregeling vast te stellen, is afgewezen en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de volgende informatieregeling vast: de moeder dient de vader iedere maand schriftelijk te informeren, met overlegging van een recente foto van [de minderjarige] , over de algemene ontwikkeling van [de minderjarige] , eventuele medische problemen en ook expliciet verslag te doen van de school- en leerprestaties, met overlegging van zijn schoolrapporten, de vrije tijdsbesteding van [de minderjarige] en zijn sociale ontwikkeling en gedrag;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
alvorens verder te beslissen op het hoger beroep voor zover het hoger beroep betrekking heeft op het verzoek van de vader een omgangsregeling met [de minderjarige] vast te stellen:
verzoekt de vader uiterlijk 20 december 2024 de informatie aan te leveren zoals hiervoor onder rechtsoverweging 5.9 weergegeven, in afschrift aan de moeder en de raad;
stelt de moeder in de gelegenheid uiterlijk twee weken na ontvangst van voornoemde informatie haar schriftelijke reactie op deze informatie bij het hof in te dienen, in afschrift aan de vader en de raad;
bepaalt dat het hof na ontvangst van voornoemde informatie de zaak verder op de stukken zal afdoen, tenzij het hof, al dan niet op een gemotiveerd verzoek hiertoe van een van de partijen, aanleiding ziet om een nieuwe mondelinge behandeling te plannen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, H. Phaff en D.J.I. Kroezen en is op 18 juni 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.