ECLI:NL:GHARL:2024:3965

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
21-004345-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis van de rechtbank Noord-Nederland inzake diefstal met geweld in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 september 2023. De verdachte was veroordeeld voor diefstal met geweld in vereniging, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 365 dagen met aftrek van voorarrest, alsook tbs met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende maatregel. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met enkele aanvullingen op de gronden.

De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij was veroordeeld voor het plegen van diefstal, voorafgegaan door geweld tegen personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank had de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen afgewezen. Het hof heeft het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2024 gevoerd en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk.

Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste wijze had beslist en bevestigde het vonnis, met aanvullingen op de bewijsmiddelen en de motivering van de straf en maatregelen. Het hof achtte de opgelegde gevangenisstraf en tbs-maatregel met voorwaarden noodzakelijk, gezien het hoge recidiverisico en de complexe problematiek van de verdachte. De raadsman had gepleit voor een minder zware maatregel, maar het hof volgde het advies van de deskundigen en handhaafde de opgelegde voorwaarden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004345-23
Uitspraak d.d.: 13 juni 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 september 2023 met parketnummer 18-330850-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 18-196676-20, 96-178412-20, in de strafzaak tegen

[verdachte ] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot
- veroordeling van verdachte voor het tenlastegelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van voorarrest;
- oplegging van een dadelijk uitvoerbare maatregel van tbs met voorwaarden;
- oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafvordering (Sv);
- afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M. Jonk, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 19 september 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte veroordeeld voor diefstal, voorafgegaan/vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank heeft verdachte daarvoor een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van voorarrest opgelegd, alsmede een dadelijk uitvoerbare maatregel van tbs met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sv. De rechtbank heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen afgewezen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist. Het hof zal het vonnis daarom bevestigen met de navolgende aanvullingen van de gronden.

Aanvulling bewijsmiddel

In aanvulling op de door de rechtbank onder 1 tot en met 8 gebezigde bewijsmiddelen, neemt het hof als bewijsmiddel op:
9. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris
d.d. 13 juli 2023, voor zover inhoudend als verklaring van de getuige:
Ik ben gehoord door de politie op 19 december 2022. (…)
[Medeverdachte 1] ) had mij gebeld die avond, ik snapte niet precies waarom, en daarom ging ik maar even langs. Ze woont vlakbij. Toen kwam ik daar en toen was er ruzie. Toen ik binnen kwam zag ik een donkere jongen, die zat op de bank, en [verdachte ] en [medeverdachte 2] waren er. (…) Ineens had [verdachte ] een pistool en zette dat tegen het hoofd van het slachtoffer. Hij zei "give your money" en dat soort dingen. (…) [verdachte ] probeerde toen de spullen af te pakken van het slachtoffer. Ik weet niet meer hoe het precies in de tijd ging, maar [verdachte ] pakte dus spullen af en sloeg het slachtoffer in elkaar, en [medeverdachte 2] sloeg hem ook een paar keer.

Aanvulling bewijsoverwegingen

Het hof verenigt zich met de bewijsoverwegingen van de rechtbank, waarin onder meer gemotiveerd is uiteengezet dat en waarom de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] bij de politie betrouwbaar worden geacht. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [medeverdachte 2] als getuige een verklaring afgelegd die weliswaar op een aantal punten afwijkt van zijn eerdere verklaringen bij de politie, met name waar het gaat om het precieze aandeel dat verdachte in de geweldshandelingen heeft gehad. Op essentiële onderdelen heeft [medeverdachte 2] echter in lijn met zijn eerdere verklaringen verklaard. Zo heeft verdachte ook ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat er onderweg van het station naar de woning van medeverdachte [Medeverdachte 1] een gezamenlijk plan was om aangever te beroven, dat t in de woning geweld is gebruikt en dat het daadwerkelijk tot een beroving is gekomen, dat verdachte erbij aanwezig was toen goederen van aangever werden buitgemaakt en dat verdachte een deel van die goederen vervolgens heeft meegenomen. Het hof heeft, gelet op die overeenkomsten, geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de politieverklaringen van [medeverdachte 2] te twijfelen. Deze verklaringen bieden, zoals de rechtbank heeft overwogen, in belangrijke mate steun aan de verklaringen van aangever. De rechtbank heeft, met inachtneming van het voorgaande op juiste gronden geoordeeld dat verdachte samen met medeverdachten het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Het hof acht de bewezenverklaring en de kwalificatie, alsook het oordeel van de rechtbank omtrent de strafbaarheid van het feit en van de verdachte in het bestreden vonnis juist.

Aanvulling met betrekking tot de motivering van straf en maatregelen

Het hof verenigt zich met de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf en maatregelen en met de motivering die de rechtbank daarvoor heeft gegeven. In hoger beroep heeft het hof daarbij verder nog gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Namens verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep bepleit om geen
tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Daartoe is, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verdachte intrinsiek gemotiveerd is en een voorwaardelijke gevangenisstraf een voldoende stevige stok achter de deur vormt.
Het hof ziet in dit verweer geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank, die het advies van de rapporterende deskundigen heeft gevolgd. Het hof wijst er daarbij op dat de rechtbank in haar strafmotivering heeft overwogen dat de psycholoog en psychiater de tbs-maatregel hebben geadviseerd, nu sprake is van een hoog recidiverisico en zeer complexe problematiek bij verdachte. Alleen een deze vergaande maatregel in de vorm van een gedwongen forensische klinische behandeling lijkt voldoende garantie te geven om het herhalingsgevaar terug te dringen en behandeling en resocialisatie te realiseren.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit om de door de rechtbank aan de tbs-maatregel verbonden voorwaarden 8 en 9, die een drugs- en alcohol behelzen, niet op te leggen.
Naar het oordeel van het hof is oplegging van deze voorwaarden noodzakelijk ten einde verdachte ertoe te bewegen aan zijn verslavingsproblematiek te werken en hem daarop te kunnen controleren. Het hof heeft bij dat oordeel in aanmerking genomen dat niet iedere terugval in middelengebruik noodzakelijkerwijs tot omzetting van de maatregel in een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege hoeft te leiden.
Het hof verenigt zich derhalve met de door de rechtbank opgelegde straf en tbs-maatregel met voorwaarden. Ook met betrekking tot de oplegging van de maatregel ex artikel 38z Sr en de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen, heeft de rechtbank op juiste gronden beslist.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. C. Brouwer, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 13 juni 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.