ECLI:NL:GHARL:2024:3932

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
200.335.944
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv in hoger beroep met betrekking tot huurovereenkomst en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak heeft Velauh B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, dat op 23 augustus 2023 is uitgesproken. De rechtbank oordeelde dat Velauh geen vordering meer kon instellen tegen [naam1] B.V. wegens verjaring van de vordering in november 2013. Velauh had in 1999 een huurovereenkomst gesloten met [naam1] B.V. met een voorkeursrecht van koop, maar na een transactie in 2008 werd dit voorkeursrecht geschonden. Velauh stelt dat de bestuurders van de vennootschappen die uit [naam1] zijn voortgekomen, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die zij hebben geleden door deze schending.

In het hoger beroep heeft Velauh een incidentele vordering ingesteld op grond van artikel 843a Rv, waarin zij verzoekt om verstrekking van bepaalde documenten die relevant zijn voor haar vordering. Het hof heeft de incidentele vordering afgewezen, omdat het van mening is dat de beoordeling van deze vordering in de hoofdzaak zelf moet worden betrokken. Het hof heeft geen noodzaak gezien om in dit stadium al te beslissen over de incidentele vordering, aangezien de hoofdzaak al in behandeling is en de memorie van antwoord door de gedaagden is ingediend.

De beslissing van het hof houdt in dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de huidige stand en dat verdere beslissingen in het incident en de hoofdzaak worden aangehouden. Het hof heeft de zaak op 11 juni 2024 behandeld en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.335.944
zaaknummer rechtbank Gelderland 410839
arrest in het incident van 11 juni 2024
in de zaak van
Velauh B.V.
die is gevestigd in Ermelo
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres
eiseres in het incident
hierna: Velauh
advocaat: mr. W.J. Aardema
tegen

1.[geïntimeerde1]

2. [geïntimeerde2]

3. [geïntimeerde3]

4. [geïntimeerde4]

die allen wonen in [woonplaats1]
en bij de rechtbank optraden als gedaagden
verweerders in het incident
hierna ook (gezamenlijk): [geïntimeerden]
advocaat: mr. P.G.F.M. van Oss

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Velauh heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 23 augustus 2023 tussen partijen heeft uitgesproken (hierna: het bestreden vonnis). Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven inclusief incidentele vordering op grond van artikel 843a Rv
  • de conclusie van antwoord in het incident

2.De kern van de zaak

2.1.
Velauh heeft in 1999 een huurovereenkomst gesloten met [naam1] B.V. (hierna: [naam1] ) met betrekking tot de huur van een winkelpand. In die overeenkomst was een voorkeursrecht van koop opgenomen. In 2008 is het volledige vermogen van [naam1] , waaronder het verhuurde winkelpand, in EOMP B.V. ingebracht en is de naam van [naam1] gewijzigd in 4P Beheer B.V. Volgens Velauh heeft [naam1] daarmee dat voorkeursrecht geschonden en is zij tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om het winkelpand eerst aan Velauh te koop aan te bieden. In 2011 is 4P Beheer B.V. gesplitst in vier vennootschappen, waarvan verweerders (ieder van één) enig bestuurder en aandeelhouder waren. De vier vennootschappen zijn in 2019 vereffend en ontbonden. Volgens Velauh zijn verweerders allen hoofdelijk aansprakelijk jegens Velauh in hun hoedanigheid van vereffenaar en/of enig bestuurder van [naam1] en/of hun eigen holdings.
2.2.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis overwogen dat met de transactie in 2008 het voorkeursrecht is geschonden, maar dat de vordering van Velauh jegens [naam1] is verjaard in november 2013. Omdat Velauh na 15 november 2013 geen vordering meer jegens [naam1] geldend kon maken, handelden de bestuurders van de vier vennootschappen – waarin [naam1] in 2011 is gesplitst – niet onrechtmatig op het moment dat zij de vennootschappen in 2019 vereffenden en liquideerden. De rechtbank heeft de vorderingen van Velauh afgewezen.
2.3.
Velauh is in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis en heeft tevens een incidentele vordering ingesteld op grond van artikel 843a Rv. Zij vordert [geïntimeerden] te veroordelen een afschrift te verstrekken van een aantal stukken op straffe van verbeurte van een dwangsom. Velauh voert in hoger beroep, naast de in r.o. 2.1 omschreven grondslag, twee nieuwe grondslagen aan, namelijk bestuurdersaansprakelijkheid van verweerder sub 1 als bestuurder van [naam1] en aandeelhoudersaansprakelijkheid van [geïntimeerden]

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal de incidentele vordering van Velauh afwijzen. Hierna zal het hof uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
3.2.
Velauh vordert op grond van artikel 843a Rv, op straffe van verbeurte van een dwangsom, verstrekking door [geïntimeerden] van een afschrift van:
a. de splitsingsakte van 10 juni 2011, waarbij [naam1] (toen genaamd 4P Beheer B.V.) is gesplitst in de vier verkrijgende vennootschappen, te weten Dennenmees Holding B.V., Damaris Holding B.V., Ebjasaf Holding B.V. en Lirean Holding B.V.;
b. alle stukken (althans inzage daarin) met betrekking tot de ontbinding en vereffening van ieder van de vier hiervoor genoemde verkrijgende vennootschappen;
c. de statuten van [naam1] , zowel zoals die golden vóór 25 september 2008 en die van na die datum;
d. de koopovereenkomst(en) en leveringsakte(n) inclusief alle concepten daarvan
verband houdende met de overdracht van de aandelen in EOMP B.V. door [naam1] , alsmede alle daarmee verband houdende separate overeenkomsten, inclusief bewijzen van alle daarmee verband houdende betalingen;
e. alle correspondentie in de periode tussen 2006 en 2014 tussen [naam1] dan wel (één of meerdere van) [geïntimeerden] en derden met als onderwerp het overdragen van het gehuurde en/of van de aandelen in EOMP B.V., waaronder alle correspondentie met de verkrijgers van deze aandelen en/of met derden (zoals adviseurs);
f. alle correspondentie tussen [geïntimeerden] en de heren [naam2] en [naam3] (dan
wel door of met derden namens hen, zoals werknemers of adviseurs) omtrent de aansprakelijkstellingen door Velauh en/of de onderhavige procedure in eerste
aanleg en hoger beroep.
Velauh stelt dat zij een rechtmatig belang heeft bij afgifte dan wel afschrift van deze stukken en dat die bescheiden voldoende bepaald zijn.
3.3.
[geïntimeerden] concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident, omdat Velauh geen (rechtmatig) belang heeft bij deze vordering en/of voldoende aannemelijk is dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd, terwijl bovendien geen sprake is van een rechtsbetrekking waarin Velauh partij is.
3.4.
Het hof laat de inhoudelijke beoordeling van de incidentele vordering in dit stadium van de procedure in het midden, omdat Velauh de memorie van grieven heeft genomen en (zo is het hof ambtshalve gebleken) inmiddels door [geïntimeerden] de memorie van antwoord is genomen. Het hof zal daarom binnen afzienbare tijd de hoofdzaak inhoudelijk behandelen. In het licht daarvan en gelet op de verwijzing naar en verwevenheid met de grieven in hoger beroep ligt het voor de hand dat de beoordeling van de incidentele vordering in de hoofdzaak zelf wordt betrokken. Het hof ziet geen noodzaak om in dit stadium vooruit te lopen op die beoordeling en nu al te beslissen over de vordering tot inzage in de door Velauh genoemde stukken. Omdat de zaak niet meebrengt dat op de incidentele vordering eerst en vooraf moet worden beslist (artikel 209 Rv), zal het hof de beslissing daarover aanhouden.
3.5.
Het hof bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende:
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt;
houdt verder iedere beslissing in het incident en in de hoofdzaak aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Schoemaker, G.R. den Dekker en C. Bakker en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken door mr. Den Dekker op 11 juni 2024.