In deze zaak heeft Velauh B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, dat op 23 augustus 2023 is uitgesproken. De rechtbank oordeelde dat Velauh geen vordering meer kon instellen tegen [naam1] B.V. wegens verjaring van de vordering in november 2013. Velauh had in 1999 een huurovereenkomst gesloten met [naam1] B.V. met een voorkeursrecht van koop, maar na een transactie in 2008 werd dit voorkeursrecht geschonden. Velauh stelt dat de bestuurders van de vennootschappen die uit [naam1] zijn voortgekomen, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die zij hebben geleden door deze schending.
In het hoger beroep heeft Velauh een incidentele vordering ingesteld op grond van artikel 843a Rv, waarin zij verzoekt om verstrekking van bepaalde documenten die relevant zijn voor haar vordering. Het hof heeft de incidentele vordering afgewezen, omdat het van mening is dat de beoordeling van deze vordering in de hoofdzaak zelf moet worden betrokken. Het hof heeft geen noodzaak gezien om in dit stadium al te beslissen over de incidentele vordering, aangezien de hoofdzaak al in behandeling is en de memorie van antwoord door de gedaagden is ingediend.
De beslissing van het hof houdt in dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de huidige stand en dat verdere beslissingen in het incident en de hoofdzaak worden aangehouden. Het hof heeft de zaak op 11 juni 2024 behandeld en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier.