In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een mentorschap voor de verzoeker, geboren in 1983, noodzakelijk is. De verzoeker heeft twee kinderen, geboren in 2002 en 2017. De kantonrechter in de rechtbank Overijssel had op 26 september 2023 een mentorschap ingesteld voor de verzoeker, op verzoek van de bewindvoerder, vanwege haar geestelijke en lichamelijke toestand. De verzoeker was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep, waarbij zij vroeg om de beslissing van de kantonrechter te vernietigen.
Tijdens de zitting op 26 april 2024 heeft de verzoeker verklaard dat zij de afgelopen vijf jaar ziek is geweest, maar dat het nu beter met haar gaat. Ze is van mening dat ze geen mentor nodig heeft en dat ze zelfstandig beslissingen kan nemen. Echter, het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker lijdt aan schizofrenie en dat er ook andere psychische problemen zijn vastgesteld, zoals depressiviteit en PTSS. De betrokken hulpverleners hebben aangegeven dat de verzoeker intensieve zorg nodig heeft, die niet onder de WMO valt, en dat een WLZ-indicatie noodzakelijk is voor haar welzijn en dat van haar kinderen.
Het hof heeft geconcludeerd dat de verzoeker een mentor nodig heeft om haar te beschermen en om ervoor te zorgen dat zij de juiste zorg ontvangt. De beslissing van de kantonrechter is daarom bekrachtigd, omdat aan de wettelijke eisen voor het instellen van een mentorschap is voldaan. Het hof heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de mentor betrokken blijft om te voorkomen dat de situatie van de verzoeker verslechtert en om de zorg voor haar kinderen te waarborgen.