In deze zaak heeft Bildirici Holding B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 4 oktober 2023 is uitgesproken. De zaak betreft een reeks aanneemovereenkomsten voor de verbouwing van een woning en een zorgbakkerij, die voortijdig zijn beëindigd. Bildirici stelt dat de aannemer, [verweerder], niet goed werk heeft geleverd en vordert schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat Bildirici de overeenkomsten eenzijdig heeft opgezegd en dat [verweerder] niet in verzuim verkeerde, waardoor de schadevergoeding niet kon worden toegewezen. Het hof is het grotendeels eens met de rechtbank, maar oordeelt dat een klein deel van de vordering wel toewijsbaar is. Het hof heeft vastgesteld dat de werkzaamheden aan de riolering niet correct zijn uitgevoerd, wat heeft geleid tot een schadevergoeding van € 1.400,-. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het betreft de afwijzing van deze vordering en bekrachtigt het vonnis voor het overige. Bildirici wordt veroordeeld in de proceskosten, die in hoger beroep op nihil worden gesteld.