Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk
[geïntimeerde1]en
[geïntimeerde2],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
- vernietiging van de huurovereenkomst van 1 mei 2021 wegens bedrog dan wel dwaling,
- voorwaardelijk een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst per 1 november 2022 eindigt,
- veroordeling van [geïntimeerden] om de woning te ontruimen op straffe van een dwangsom,
- veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling van een gebruiksvergoeding ter hoogte van de verschuldigde huurprijs totdat [appellant] weer de algehele en vrije beschikking over de woning verkrijgt.
3.Het oordeel van het hof
- geen bedrog of dwaling
“Hi [appellant] , wij gaan morgen verhuizen.”Ook communiceert [appellant] vanaf de aanvang van de (eerste) huurovereenkomst ten aanzien van zaken over de woning met [geïntimeerde1] in plaats van met [geïntimeerde2] .
“e/v [geïntimeerde1] ”. Ten slotte verwijzen [geïntimeerden] naar de e-mail van [appellant] aan [geïntimeerde2] van 9 april 2019. Hieruit blijkt ook dat [appellant] op de hoogte was van hun huwelijk.
“als je getrouwd bent en op hetzelfde adres woont”je automatisch medehuurder bent en dat [geïntimeerde1] medehuurder wordt zodra hij zich laat inschrijven op de [adres] . Dit laat zich lezen als een bevestiging van het feit dat [appellant] wist dat [geïntimeerden] getrouwd waren en wat de gevolgen daarvan zijn voor het (nogmaals) verhuren van de woning als de beide echtgenoten in de woning wonen. Daar komt bij dat [appellant] het paspoort van [geïntimeerde2] heeft ontvangen waarop onder haar meisjesnaam staat vermeld
“e/v [geïntimeerde1] ”. Het nummer van dit paspoort staat vermeld bovenaan de (eerste) huurovereenkomst. [appellant] had dan ook kunnen en moeten weten dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] getrouwd waren. Van een (laat staan opzettelijke) verzwijging van het huwelijk door [geïntimeerden] is dan ook geen sprake. Zij hebben immers de paspoorten toegezonden, waaruit dit duidelijk valt af te leiden. De stelling van [appellant] dat hij uit het paspoort ook had kunnen afleiden dat [geïntimeerde2] mogelijk met een andere [geïntimeerde1] getrouwd was, acht het hof ongeloofwaardig, ook omdat [appellant] heeft aangegeven dat het hem de vermelding van de naam van [geïntimeerde1] op het paspoort van [geïntimeerde2] niet was opgevallen.