ECLI:NL:GHARL:2024:3703

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
21-004995-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake schuldheling en poging tot oplichting met betrekking tot gestolen iPhones

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor schuldheling en poging tot oplichting met betrekking tot acht gestolen Apple iPhones. De politierechter had de verdachte op 15 november 2021 een taakstraf van 120 uren opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 17 mei 2024 heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de iPhones had verworven van een medeverdachte, die zich voordeed als een betrouwbare verkoper. De verdachte had de telefoons gekocht zonder voldoende onderzoek te doen naar de herkomst ervan, ondanks dat hij op de hoogte was van de mogelijkheid dat deze gestolen waren. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zowel schuldheling als opzetheling, en dat hij bovendien had geprobeerd om [bedrijf 1] te misleiden door zich voor te doen als de oorspronkelijke koper van de iPhones. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf op van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004995-21
Uitspraak d.d.: 31 mei 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 november 2021 met parketnummer 16-259181-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1998,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de politierechter
  • vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
  • veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde (schuldheling)
  • oplegging van een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. W.B. Lisi, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 november 2021 ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde (te weten: schuldheling en poging tot oplichting) veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een (deels) andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 mei 2021 tot en met 12 mei 2021 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente 1] , en/of [gemeente 1] , in elk geval in Nederland, acht Apple iPhone's 12 Pro Max, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2021 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente 1] , althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 1] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het deblokkeren van 8 Apple iPhones zich naar de [afdeling] afdeling van [bedrijf 1] heeft voorgedaan als [directeur bedrijf 2] van [bedrijf 2] ., en/of in die valse hoedanigheid voornoemde afdeling telefonisch heeft gevraagd de blokkering van de door hen geleverde 8 iPhones op te heffen en/of hem daarbij van informatie te voorzien terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Door en namens verdachte is volledige vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat verdachte de telefoons te goeder trouw heeft gekocht en dat dit wordt bevestigd door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft een factuur gezien, de telefoons waren geseald en hij heeft de IMEI-nummers gecontroleerd op www.imei.info en www.stopheling.nl. Verdachte wist niet dat de telefoons geblokkeerd waren. Bovendien wijkt de betaalde inkoopprijs niet erg af van de marktwaarde en de prijs op de factuur. Er zijn onvoldoende omstandigheden om aan te nemen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoons waren gestolen, aldus de raadsman.
Daarnaast heeft de verdediging ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte naar [bedrijf 1] heeft gebeld. Getuige [getuige] heeft niet duidelijk kunnen maken hoe [bedrijf 1] het nummer van verdachte heeft verkregen. De historische telefoongegevens leveren bovendien een soort alibi op, aldus de raadsman. Tot slot verzoekt de verdediging om uitsluiting van de verklaring van [medeverdachte] voor het bewijs. De verdediging heeft geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid gehad om hem te horen. Als het hof de verklaring van [medeverdachte] wel voor het bewijs gebruikt, dan doet de verdediging het voorwaardelijke verzoek om [medeverdachte] te horen.
Het hof overweegt het volgende.
De bewijsmiddelen
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen zijn opgenomen als bijlagen in het proces-verbaal van 28 oktober 2021 met zaakregistratienummer PL0900-2021301233, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Flevoland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 133.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
1. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 5 mei 2021 (pagina's 42 en verder van hierboven genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

als verklaring van aangever [aangever 1] :

Ik ben als hoofd automatisering werkzaam bij [bedrijf 2] [gemeente 1] , gevestigd aan de [adres 2] op [gemeente 1] . Ik ben door mijn werkgever gerechtigd tot het doen van aangifte. Onze leverancier waar ik alleen bestellingen plaats namens [bedrijf 2] is [bedrijf 1] uit [plaats] . Onze accountgegevens bij [bedrijf 1] zijn:
[bedrijf 3]
[adres 2]
[postcode 2] [gemeente 1]
Op 3 mei 2021 werd ik gebeld door [bedrijf 1] . Hij vroeg mij naar een bestelling van acht iPhones. Deze bestelling had ik nooit geplaatst. Ik hoorde dat de accountgegevens niet overeenkwamen met onze echte accountgegevens, echter is in dit account wel ons adres gebruikt en de naam van onze directeur. Deze accountgegevens zijn:
[bedrijf 2]
[directeur bedrijf 2]
[adres 2]
[postcode 2] [gemeente 1]
Ik kreeg te horen dat de bestelling al op 3 mei 2021, omstreeks 10.30 uur, was afgeleverd bij ons bedrijf op het adres [adres 2] op [gemeente 1] . Er was getekend voor ontvangst door een persoon genaamd [betrokkene] . Omdat wij 1 medewerker hebben die [betrokkene] heet heb ik hem gevraagd naar deze bestelling, maar hij zei dat hij geen bestelling had geplaatst.
Op de beveiligingscamera’s is te zien dat een [bezorgdienst] -bezorger bij ons bedrijfspand aan de [adres 2] op [gemeente 1] kwam. Wij zagen toen een grijze Peugeot met kenteken [kenteken] in beeld komen die haast had om bij het [bezorgdienst] -busje te komen. Ik zag dat de Peugeot bestuurder zijn auto voor de [bezorgdienst] -bus parkeerde, uitstapte en met de [bezorgdienst] -bezorger naar de [bezorgdienst] -bus liep en dat de bestuurder van de Peugeot het pakket in ontvangst neemt. Daarna zag ik dat de bestuurder van de Peugeot weer in zijn auto stapte met het pakket en wegreed. Ik herken deze man niet als een medewerker van ons. Ik zag op de beelden dat het een donkergetinte man was mogelijk van [kenmerk] afkomst met een stevig postuur.
2. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 29 juni 2021 (pagina's 70 en verder van hierboven genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

als verklaring van aangever [aangever 2] :

Ik ben manager director van [bedrijf 1] gevestigd aan de [adres 3] te [gemeente 1] . Het bedrijf [bedrijf 2] [gemeente 1] heeft aangifte gedaan van het feit dat er acht iPhone's zijn besteld bij ons echter zij hebben deze bestelling nooit geplaatst. Deze bestelling is wel afgeleverd bij het bedrijf [bedrijf 2] te [gemeente 1] , maar de telefoons zijn in ontvangst genomen door de fraudeur. Omdat wij de benadeelde zijn in deze doe ik hiervan aangifte.
Er is online via de website van [bedrijf 1] besteld. Voor de bestelling door de fraudeur was een kredietaanvraag nodig. Hij heeft in die kredietaanvraag de gegevens van [directeur bedrijf 2] , CEO [bedrijf 2] gebruikt.
26 april 2021
Op 26 april 2021 heeft de fraudeur een online order geplaatst onder de klantnaam [bedrijf 2] . Deze order omvat 8 Apple iPhone 12 modellen. Voor het goedkeuren van de order, is er een kredietcheck nodig vanuit [bedrijf 1] . De kredietaanvraag die de fraudeur heeft gedaan is bijgevoegd als Aanvraag krediet [bedrijf 2] .
30 april 2021
Op 30 april 2021 is de kredietaanvraag voor € 10.000,- goedgekeurd. [bedrijf 1] heeft zelf een check gedaan op het adres, KvK en de website van [bedrijf 2] . Dit kwam overeen met de officiële gegevens van de website van de echte klant [bedrijf 2] . De fraudeur heeft zich
voorgedaan als [directeur bedrijf 2] , de directeur van [bedrijf 2] . Het emailadres dat de fraudeur gebruikt heeft, komt niet overeen met het echte emailadres van [directeur bedrijf 2] . Het emailadres wat de fraudeur gebruikt heeft is: [e-mailadres 2] .
Op 30 april 2021 plaatst de fraudeur nog een order van boven de 11.000,- euro.
3 mei 2021
Op 3 mei 2021 wordt de eerste order geleverd door [bezorgdienst] bij [bedrijf 2] . Op dat moment is er een grijze auto met nummerbord [kenteken] het [bezorgdienst] -busje achterna gereden op het terrein van [bedrijf 2] . Dit is de fraudeur. De fraudeur heeft vervolgens op het terrein van [bedrijf 2] de [bezorgdienst] -koerier aangesproken en de toestellen meegenomen.
Diezelfde dag op 3 mei 2021 is de tweede order die was geplaatst door de fraudeur van 11.000,- euro, langs de afdeling debiteuren van [bedrijf 1] gekomen. Hier was nog geen limiet voor afgegeven, dus op dat moment heeft de accountmanager met de echte klant [bedrijf 2] gebeld en kwam de fraude aan het licht bij [bedrijf 2] en [bedrijf 1] . Op het moment dat [bedrijf 1] kennis heeft genomen van de fraude, heeft [bedrijf 1] direct de toestellen geblokkeerd. Deze toestellen zijn door de blokkade dus ook niet meer bruikbaar. Degene die het toestel dan opstart, zal een melding krijgen dat de toestellen eigendom zijn van [bedrijf 1] en dat degene die de melding ziet, contact op moet nemen met [bedrijf 1] .
11 mei 2021
Op 11 mei 2021 is de heer [verdachte] die claimt een medewerker van [bedrijf 4] te zijn bij [bedrijf 1] in de lucht gekomen met de gestolen toestellen. Meneer [verdachte] claimt 7 toestellen van een particuliere aanbieder te hebben gekocht waarvan hij de naam niet meer weet en alleen zijn telefoonnummer heeft. Meneer [verdachte] geeft wel aan dat deze jongen soms nog in zijn winkel ( [bedrijf 4] ) aanwezig is. Dit zou dus de vermeende fraudeur kunnen zijn. Meneer [verdachte] geeft aan dat klanten van hem, waar hij de toestellen dus weer aan heeft verkocht, de melding krijgen dat de toestellen in beheer staan bij [bedrijf 1] . Meneer [verdachte] heeft een digitale orderbevestiging aan [bedrijf 1] gestuurd van de vermeende iPhones. Maar dit ordernummer komt niet overeen met de acht Apple iPhones, ook de toestellen kloppen niet. De order die aan dit ordernummer is gelinkt is inmiddels geannuleerd.
Contactgegevens [verdachte] :
Naam: [verdachte]
Telefoonnummer: [telefoonnummer 1]
Email [verdachte] : [e-mailadres 1]
Telefoonnummer verkoper: [telefoonnummer 2]
De contactgegevens komen uit de mail die [verdachte] aan [bedrijf 1] heeft gestuurd op 11 mei 2021. Deze email is bijgevoegd als bijlage 6.
[afbeelding]
12 mei 2021
Op 12 mei heeft de fraudeur zich weer voorgedaan als [directeur bedrijf 2] en onze [afdeling] afdeling gebeld met de mededeling dat de iPhones geblokkeerd waren door [bedrijf 1] . Het telefoonnummer waarmee de fraudeur ons gebeld heeft is: [telefoonnummer 2] . Deze komt overeen met het telefoonnummer welke [verdachte] aan [bedrijf 1] heeft opgegeven.
De gestolen goederen betreffen: 8 x Apple iPhone 12 Pro Max 256GB Graphite Smartphone (MGDC3ZD/A). Het factuurbedrag is in totaal: 11.054,56 euro incl. btw. Het verzendnummer van [bezorgdienst] is: [verzendnummer] . In bijlage 2 staat het zendingsnummer van [bezorgdienst] .
Bijlage 2:
[verzendnummer]
Volg de zending van [bedrijf 1]
Bezorgd op 3 mei
10:28
[bedrijf 2]
[adres 2] , [postcode 2] [gemeente 1]
Bijlage 7
[afbeelding]
3. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2021 (pagina's 107 en verder van hierboven genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

als relaas van verbalisant:

Ik, verbalisant [verbalisant] , heb als verdachte gehoord [verdachte] geboren op [geboortedag 1] 1998. De verdachte geeft in zijn verhoor aan dat hij toestemming geeft om in zijn telefoon te kijken. Ik, verbalisant [verbalisant] heb de telefoon bekeken en de volgende gegevens gevonden.
Ik heb gezocht op het telefoonnummer van [medeverdachte] dit betrof in deze zaak namelijk: [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer stond in de telefoon van de verdachte onder naam: " [medeverdachte] ".
Ik, verbalisant [verbalisant] , heb vervolgens in de "Whatsapp" van de verdachte gekeken onder naam " [medeverdachte] ". Aldaar las ik meerdere gesprekken over telefoons Iphones en dergelijke. Ik zag dat er een foto werd verstuurd door deze [medeverdachte] met op deze foto een factuur van [bedrijf 1] . Deze factuur komt overeen met wat [bedrijf 1] als bijlage heeft gevoegd in de aangifte. Hiervan heb ik, verbalisant [verbalisant] een foto gemaakt en wordt als bijlage aan dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd.
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat [medeverdachte] nogmaals en foto verstuurd naar de verdachte met daarin een goedkeuring van een kredietlimiet. Hierin zie ik de gegevens staan van [e-mailadres 2] . Dit zijn de gegevens alwaar fraude mee gepleegd is.
Vervolgens zie ik dat [medeverdachte] een foto stuurt van een [bezorgdienst] levering zending van [bedrijf 1] met daarin hetzelfde zendingsnummer [verzendnummer] van de 8 Iphones welke zijn weggenomen.
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat in het gesprek met [medeverdachte] de verdachte een foto naar [medeverdachte] stuurt met daarin een foto van een Iphone met daarin het volgende, "Extern beheer" " [bedrijf 1] gaat je Iphone automatisch configureren.” In het appbericht naar [medeverdachte] zegt de verdachte ook "bro probleem". Dit zijn berichten van 9 mei 2021 omstreeks 19:44 uur.
De verdachte [verdachte] geeft aan dat hij geen contact had opgenomen met [bedrijf 1] . Echter zie ik, verbalisant [verbalisant] , dat hij een email heeft verstuurd met bijlagen. Dit ging over de imei nummers. Deze foto's hebben wij ook van [bedrijf 1] gekregen. De verdachte heeft toen contact gehad met [e-mailadres 3] .
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag dat het gesprek tussen de verdachte en [medeverdachte] op donderdag 29 april 2021 begint en op zaterdag 15 mei 2021 eindigt.
Bijlage fotobladen:
Betreft fotoblad van foto's van whatsapp gesprek tussen verdachte [medeverdachte] en [verdachte]
.
(…)
4. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2021 (pagina's 105 en verder van hierboven genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

als relaas van verbalisant:

Op maandag 3 mei 2021 is door de [bezorgdienst] het pakketje met de bestelde Iphones geleverd bij de [adres 2] te [gemeente 1] . Aldaar werd een voertuig gezien, een grijze Peugeot voorzien van kenteken [kenteken] . De ten naam gestelde betreft: [medeverdachte] geboren op [geboortedag 2] 1984 te [geboorteplaats 2] (Marokko). [medeverdachte] heeft het voertuig op 26 februari 2021 op naam gekregen volgens de gegevens van het RDW. Op 3 april 2021 wordt [medeverdachte] nog in het voertuig gecontroleerd en wordt er hem een bekeuring aangezegd.
5. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de raadsheer-commissaris d.d. 26 mei 2023 (opgenomen in de rh-c map), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven

als verklaring van getuige [getuige] :

Het gaat om een klant van mij binnen mijn werk bij [bedrijf 1] . Het ging om een pakket wat de klant niet geleverd kreeg. Ik weet nog dat de klant mij belde.
In die aangifte staat een passage en dat gaat over een contact wat op 12 mei 2021 geweest zou zijn met [bedrijf 1] . Daar staat: “Op 12 mei heeft de fraudeur zich weer voorgedaan als [directeur bedrijf 2] en onze [afdeling] afdeling gebeld met de mededeling dat de iPhones geblokkeerd waren door [bedrijf 1] . Het telefoonnummer waarmee de fraudeur ons gebeld heeft is: [telefoonnummer 2] .
Waar komt de informatie vandaan dat er op die datum contact is opgenomen met de
technische afdeling?
Van [afdeling] .
Waarop is de informatie gebaseerd wat in de aangifte staat en wat ik u net heb voorgehouden?
Niet van mij, maar van de [afdeling] afdeling. Zij kunnen zien wie er gebeld heeft.
U zei zojuist dat [afdeling] kan zien wie gebeld heeft. Wat bedoelt u?
Zij zien letterlijk het telefoonnummer.
Waar ziet men dat nummer op?
Op de display.
6. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 september 2021 (pagina's 17 en verder van hierboven genoemde dossier) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

als verklaring van verdachte:

V: Wat doe je?
A: Ik repareer telefoon en tablets en ik verkoop tweedehands en nieuwe toestellen.
V: Wat is het emailadres waarop u te bereiken bent?
A: [e-mailadres 4] , [e-mailadres 1]
V: Wat is het telefoonnummer waarop u te bereiken bent?
A: [telefoonnummer 2] .
Ik heb 8 Iphones gekocht van een jongen. Ik ben benaderd door een broer van een vriend van
mij. Hij heeft inderdaad een grijze Peugeot. Hij had 8 iPhones met een factuur voor mij.
V: Hoe is dat verder gegaan?
A: Ja zoals anders. Ik check de Imei-nummers en de serienummers. En dan koop ik ze en verkoop ik ze weer door.
V: Weet jij een naam van die jongen?
V: [medeverdachte] .
V: Wat mankeerde er aan?
A: Niks, ze waren goed. Geseald en in een doos.
V: Je hebt ze er niet uit gehaald?
A: Nee, dan worden ze minder waard.
V: Hoeveel heb je ervoor betaald?
A: 950 per stuk ongeveer.
V: Wie maken allemaal gebruik van jou emailadres want het is wel met jou emailadres
verzonden?
A: Wie kan daarbij? Naar mijn weten niemand.
7. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, op 15 november 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven

als verklaring van verdachte:

Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer 2] . Ik heb telefoons afgenomen en doorverkocht voor 950 euro per stuk. Van die telefoons heb ik er twee teruggekregen van mijn klanten. Deze twee telefoons bleken te zijn geblokkeerd. Ik heb deze telefoons van 265GB gekocht voor een inkoopprijs van 800 euro per stuk.
Ik leen mijn telefoon niet uit aan anderen.
8. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, meervoudige kamer voor strafzaken, op 17 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

als verklaring van verdachte:

Ik heb de partij iPhones afgenomen van [medeverdachte] . Hij is de broer van een verre vriend van mij. Hij benaderde mij telefonisch. U vraagt of ik verder nog contact met hem heb gehad. Nee. Ik heb ten tijde van de koop wel berichten van hem ontvangen. Ik heb ook een foto van de factuur ontvangen.
Ik werd benaderd door mijn klanten die aangaven dat de toestellen geblokkeerd waren. U vraagt of ik hierover nog contact heb gehad met [medeverdachte] . Ik heb wel aangegeven dat er iets niet klopte, maar hij was toen al verdwenen. Ik heb verder geen contact met hem kunnen krijgen. Ik heb het één keer geprobeerd. Ik heb een paar appjes gestuurd. Ik kreeg geen reactie.
U vraagt of [e-mailadres 1] mijn emailadres is. Dat klopt.
De factuur was voor mij meer een bewijs van dat het klopte, meer niet.
Toen [medeverdachte] de telefoons aanbood zag ik de factuur. Ik heb hem niet gevraagd waarom zijn naam niet op de factuur stond. U vraagt of ik heb gezien dat het heel recente bonnen waren. Het leek gewoon goed te zijn omdat de toestellen op de factuur stonden. Ik wist wel dat [medeverdachte] niet [directeur bedrijf 2] heet. Ik heb verder geen vragen aan [medeverdachte] gesteld.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Op grond van de gebruikte bewijsmiddelen stelt het hof allereerst vast dat de door verdachte verworven iPhones van misdrijf, te weten van oplichting, afkomstig waren. Het hof stelt verder vast dat niet is gebleken dat verdachte zelf als pleger of medepleger schuldig is geweest aan oplichting aangaande deze goederen.
Bij de beoordeling van het verweer van de verdediging gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden, die blijken uit de gebruikte bewijsmiddelen.
Aangever [aangever 1] heeft namens het slachtoffer [bedrijf 2] [gemeente 1] aangifte gedaan van oplichting.
Door gebruik te maken van de gegevens van het bedrijf [bedrijf 2] [gemeente 1] zijn op 26 april 2021 acht iPhones besteld bij het bedrijf [bedrijf 1] , welke bestelling op 30 april 2021 is betaald op krediet.
Het pakket met daarin de iPhones afkomstig van [bedrijf 1] met zendingsnummer [verzendnummer] is op 3 mei 2021 om 10.28 uur bezorgd op het adres [adres 2] in [gemeente 1] . Uit de camerabeelden volgt dat het pakket is onderschept door de bestuurder van een grijze Peugeot kenteken [kenteken] . De ten naam gestelde betreft: [medeverdachte] .
Verdachte heeft een eigen winkel genaamd ‘ [bedrijf 4] ’. Hij repareert telefoons en tablets en verkoopt tweedehands en nieuwe toestellen. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij acht iPhones voor een inkoopprijs van € 800,- per stuk heeft gekocht van medeverdachte [medeverdachte] , een broer van een verre vriend van verdachte, en dat hij deze heeft doorverkocht voor € 950,- per stuk. Hij heeft verklaard twee telefoons te hebben teruggekregen van zijn klanten omdat deze telefoons geblokkeerd bleken te zijn. Hij heeft voor de koop de IMEI-nummers gecontroleerd en de telefoons zaten nog (geseald) in de verpakking. Verdachte heeft [medeverdachte] geen vragen gesteld.
Op de telefoon van verdachte is een whatsappgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen. Dit gesprek start op 29 april 2021 en eindigt op 15 mei 2021. Er wordt gesproken over telefoons en er worden foto’s gestuurd, onder meer van het bericht over ‘extern beheer’ en als bijschrift: ‘de iPhones zijn gelocked door [bedrijf 1] ’ met datum 9 mei 2021 en een factuur van [bedrijf 1] van 30 april 2021. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] deze factuur aan hem heeft gestuurd en dat de factuur voor hem betekende dat het ‘klopte’.
Uit de factuurgegevens volgt dat de door verdachte van [medeverdachte] gekochte iPhones op 26 april 2021 zijn besteld en op 3 mei 2021 zijn geleverd. De prijs per telefoon bedroeg € 1.142,- exclusief btw. De factuur staat op naam van [directeur bedrijf 2] en het factuurbedrag bedraagt in totaal € 11.054,56 inclusief btw.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden op verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de iPhones de plicht rustte om meer onderzoek te verrichten naar de herkomst daarvan. In het bijzonder omdat:
  • het gaat om goederen (nieuwe iPhones) waarvan algemeen bekend is dat deze veelvuldig voorwerp van misdrijf zijn;
  • verdachte zich professioneel bezighoudt met onder meer de in- en verkoop van tweedehands en nieuwe telefoons en van het voorgaande op de hoogte moet zijn geweest;
  • verdachte de verkoper – een particulier – niet kende, hem maar liefst acht nieuwe iPhones werden aangeboden en hem een recente factuur werd getoond met daarop de naam van een ander dan de verkoper;
  • verdachte wist dat op 30 april 2021 een bedrag van € 1.142,- was betaald per telefoon;
  • verdachte de telefoons korte tijd later tussen 3 mei 2021 en 10 mei 2021 als nieuw en geseald heeft verworven en deze voor een substantieel lager bedrag voor € 800,- per stuk heeft ingekocht;
  • het raadplegen van de door verdachte genoemde sites geen garantie geeft dat het niet om gestolen telefoons gaat, omdat niet elke gestolen telefoon als zodanig op de website staat geregistreerd, dit te minder nu sprake was van een kort tijdsbestek tussen de datum van koop volgens de factuur en het moment van aanbieden aan verdachte.
Verdachte heeft geen nader onderzoek gedaan. Ook heeft hij de verkoper geen vragen gesteld. Al het voorgaande brengt mee dat het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte destijds redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de acht iPhones door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Daarnaast overweegt het hof dat verdachte zich ten aanzien van twee iPhones bovendien schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Verdachte heeft deze twee telefoons (opnieuw) voorhanden gekregen doordat hij deze heeft teruggekregen van zijn klanten, terwijl hij op dat moment wist dat de telefoons van misdrijf afkomstig waren. Immers, naast de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op grond waarvan verdachte toen hij de telefoons de eerste keer voorhanden kreeg zoals hiervoor is overwogen al had moeten vermoeden dat de telefoons van misdrijf afkomstig waren, komt er ten aanzien van deze twee telefoons bij dat zijn klanten hem vervolgens lieten weten dat de telefoons geblokkeerd waren. Verdachte heeft de toestellen – naar eigen zeggen – teruggenomen omdat deze geblokkeerd waren door de oorspronkelijke verkoper [bedrijf 1] Vervolgens heeft verdachte, zoals hieronder wordt vastgesteld, op 12 mei 2021 met [bedrijf 1] gebeld en zich daarbij voorgedaan als [directeur bedrijf 2] – de blijkens de factuur beoogde ontvanger van de telefoons van [bedrijf 1] – en gevraagd de blokkering op te heffen. Al het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, stelt het hof vast dat de verdachte ten tijde van het (opnieuw) voorhanden krijgen van de twee telefoons wist dat (in elk geval) deze van misdrijf afkomstig waren. Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van deze twee iPhones.
Het verweer wordt verworpen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van poging tot oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik is geprobeerd die ander te bewegen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Zoals het hof hiervoor heeft overwogen zijn door gebruik te maken van de gegevens van het bedrijf [bedrijf 2] [gemeente 1] op 26 april 2021 acht iPhones besteld bij het bedrijf [bedrijf 1] De koper heeft zich hierbij voorgedaan als [directeur bedrijf 2] , de directeur van [bedrijf 2] . Het pakketje met daarin de iPhones is vervolgens op 3 mei 2021 onderschept door verdachtes medeverdachte [medeverdachte] .
Verdachte heeft tussen 3 en 10 mei 2021 de acht iPhones van medeverdachte [medeverdachte] gekocht en vervolgens doorverkocht. Verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat dit door misdrijf verkregen goederen betrof.
Op enig moment, maar in elk geval voor 10 mei 2021, heeft verdachte van zijn afnemers gehoord dat de telefoons geblokkeerd waren.
Vervolgens is op 12 mei 2021 gebeld naar [bedrijf 1] . met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , waarbij de beller zich voordeed als [directeur bedrijf 2] . Uit een interne mail volgt dat door de beller is gevraagd om contact op te nemen met [bedrijf 2] ., [directeur bedrijf 2] met telefoonnummer [telefoonnummer 2] , klantnummer [klantnummer] en dat het gaat om 8 iPhones die bij [bedrijf 1] in beheer staan, maar dat dit niet de bedoeling is en de iPhones voor de klant nu onbruikbaar zijn.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat [afdeling] op de display het telefoonnummer kan zien van wie gebeld heeft.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van hem is en dat hij zijn telefoon niet uitleent.
Hoewel verdachte betwist dat hij met [bedrijf 1] heeft gebeld, oordeelt het hof dat op grond van het voorgaande met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat het verdachte wél is geweest die op 12 mei 2021 heeft gebeld en zich heeft voorgedaan als [directeur bedrijf 2] van [bedrijf 2] .. Daarbij betrekt het hof ook dat verdachte eveneens betwist naar [bedrijf 1] te hebben gemaild, terwijl het dossier een mail bevat die afkomstig is van het emailadres van verdachte en hij daarvoor (evenmin) een verklaring heeft aangedragen. De door de verdediging overgelegde lijst met belgegevens doet aan het voorgaande niets af. Volgens de verdediging volgt daaruit dat verdachte op 12 mei 2021 enkel heeft gebeld met 06-nummers en levert dat een ‘alibi’ op. Deze suggestie wordt weerlegd door de door het hof gebruikte bewijsmiddelen.
Het hof is van oordeel dat verdachte door het aannemen van een valse naam bij het slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor is geprobeerd deze te bewegen tot het verlenen van een dienst, te weten het deblokkeren van de 8 Apple iPhones. Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde poging tot oplichting van [bedrijf 1] .
Het verweer wordt verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
Het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het horen van medeverdachte [medeverdachte] bespreekt het hof niet, omdat niet aan de voorwaarde wordt voldaan. Het hof gebruikt de verklaring van [medeverdachte] niet voor het bewijs.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 3 mei 2021 tot en met 12 mei 2021 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente 1] , acht Apple iPhone's 12 Pro Max heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof,
en
hij omstreeks de periode van 3 mei 2021 tot en met 12 mei 2021 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente 1] , twee Apple iPhone's 12 Pro Max, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
hij omstreeks 12 mei 2021 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, [bedrijf 1] te bewegen tot het verlenen van een dienst, te weten het deblokkeren van 8 Apple iPhones, zich naar de [afdeling] afdeling van [bedrijf 1] heeft voorgedaan als [directeur bedrijf 2] van [bedrijf 2] . en voornoemde afdeling telefonisch heeft gevraagd de blokkering van de door hen geleverde 8 iPhones op te heffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
schuldheling
en
opzetheling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
poging tot oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuld- en opzetheling van nieuwe iPhones en daarnaast poging tot oplichting van [bedrijf 1] , zijnde het bedrijf dat de telefoons heeft geleverd. Door zich voor te doen als de oorspronkelijke koper van de iPhones heeft verdachte geprobeerd om [bedrijf 1] ertoe te bewegen de blokkering op de door verdachte geheelde telefoons op te heffen.
Heling in het algemeen bevordert het plegen van strafbare feiten zoals diefstal, doordat het zorgt voor een markt voor gestolen goederen of bijdraagt aan het verhullen van dergelijke delicten. Door te proberen [bedrijf 1] te misleiden heeft verdachte bovendien misbruik gemaakt van het vertrouwen dat bedrijven in hun klanten plegen te hebben. Verdachte heeft kennelijk alleen uit winstbejag gehandeld, zonder rekening te houden met de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen.
Uit een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 15 april 2024 blijkt dat aan verdachte éénmaal eerder (onherroepelijk) een strafbeschikking is opgelegd wegens overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Dit weegt het hof niet als strafverzwarend mee.
Het hof houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting zijn besproken.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende. Het vonnis is gewezen op 15 november 2021, waarna verdachte op 16 november 2021 hoger beroep heeft ingesteld. Dit arrest wordt gewezen op 31 mei 2024. Daarmee is de redelijke termijn in de fase van hoger beroep met zes maanden overschreden. De duur van de totale berechting in twee feitelijke instanties heeft daarmee ongeveer drie jaar geduurd.
Alles afwegend acht het hof oplegging van een taakstraf van 140 uren, subsidiair te vervangen door 70 dagen hechtenis, in beginsel passend en geboden. Deze straf is hoger dan is eerste aanleg is opgelegd omdat het hof tot een ruimere bewezenverklaring komt. Het hof zal deze straf, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair te vervangen door 60 dagen hechtenis.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 57, 63, 326, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. P.S. Bakker en mr. E.W. van Weringh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 31 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.