In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schoolinschrijving van een minderjarige, die is geboren uit een draagmoederschapsovereenkomst tussen de moeder en de vaders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de rechtbank gevraagd om vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarige op basisschool [de school2] in [woonplaats1]. De vaders, verweerders in hoger beroep, hebben verzocht om vervangende toestemming voor inschrijving op basisschool [de school1] in [woonplaats1]. De rechtbank heeft de vaders vervangende toestemming verleend en het verzoek van de moeder afgewezen. De moeder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige, die bij de moeder woont, ook regelmatig bij de vaders verblijft. Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de minderjarige vooropgesteld en gekeken naar de praktische situatie van de zorgverdeling tussen de ouders. Het hof heeft geoordeeld dat, gezien de zorgverdeling, het in het belang van de minderjarige is om ingeschreven te worden op de school die de vaders hebben gekozen, te weten [de school1]. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de vaders vervangende toestemming is verleend voor de inschrijving van de minderjarige op de school van hun voorkeur.