ECLI:NL:GHARL:2024:3644

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
200.334.012/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewind en mentorschap in hoger beroep met betrekking tot geestelijke en lichamelijke toestand van verzoekers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor verzoekers, [verzoekster] en [verzoeker]. De kantonrechter had eerder op 3 augustus 2023 besloten om hun goederen onder bewind te stellen en een mentorschap in te stellen, omdat verzoekers, die in een rolstoel zitten en zorgafhankelijk zijn, niet in staat zouden zijn om hun vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Verzoekers zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij verzoeken om de eerdere beschikking te vernietigen en een andere bewindvoerder te benoemen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 april 2024 hebben verzoekers hun standpunt toegelicht, waarbij zij benadrukken dat zij geen geestelijke of lichamelijke beperkingen hebben en dat de vrijwillige hulp van [naam2] voldoende is. De verweerster, een zorginstelling, heeft echter betoogd dat verzoekers kwetsbaar zijn en dat professionele vertegenwoordiging noodzakelijk is voor hun zorg en financiën. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat verzoekers inderdaad niet in staat zijn om hun belangen adequaat te behartigen. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [naam1] als bewindvoerder en mentor is benoemd, en heeft het verzoek van verzoekers om een andere bewindvoerder afgewijzen. Het hof benadrukt het belang van continuïteit in de zorg en de noodzaak van een professionele bewindvoerder in deze situatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.334.012
(zaaknummers rechtbank Gelderland 10454940, 10454941, 10454912 en 10454913)
beschikking van 30 mei 2024
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: [verzoekster] ,
en
[verzoeker],
verder te noemen: [verzoeker] ,
beiden wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. C.T.B.J. Besjes te Heumen,
en
stichting [verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerster] .
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[naam1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
verder ook te noemen: de bewindvoerder/ mentor,
Als informant is aangemerkt:
[naam2],
verder ook te noemen: [naam2] ,
wonende te [woonplaats1] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 3 augustus 2023, uitgesproken onder zaaknummers 10454940, 10454941, 10454912 en 10454913 (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 31 oktober 2023;
- de brief van [verweerster] van 19 januari 2024;
- de brief van [naam1] van 9 april 2024; en
- een journaalbericht van mr. Besjes van 16 april 2024 met een e-mail en een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 april 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- [verzoekster] , bijgestaan door mr. Besjes;
- een vertegenwoordiger van [verweerster] ; en
- [naam2] .

3.De feiten

[verzoekster] is geboren [in] 1952. [verzoeker] is geboren [in] 1958. [verzoekster] en [verzoeker] zijn met elkaar getrouwd. Zij wonen gezamenlijk in [woonplaats1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Op verzoek van [verweerster] heeft de kantonrechter bij beschikking van 3 augustus 2023 de goederen, die (zullen) toebehoren aan [verzoekster] en [verzoeker] onder bewind gesteld wegens hun geestelijke of lichamelijke toestand. Ook is ten behoeve van hen beiden een mentorschap ingesteld. [naam1] B.V. is tot bewindvoerder en mentor benoemd.
4.2
[verzoekster] en [verzoeker] zijn in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoekster] en [verzoeker] verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de verzoeken alsnog af te wijzen. Als het hof oordeelt dat bewind en mentorschap nodig is, dan verzoeken [verzoekster] en [verzoeker] (aanvullend) om [naam2] tot bewindvoerder te benoemen en bij voorkeur een ander dan [naam1] B.V. tot mentor.
4.3
[verweerster] voert mondeling verweer en zij vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wat staat er in de wet?
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.2
Op grond van artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
Wat vinden [verzoekster] en [verzoeker] ?
5.3
[verzoekster] en [verzoeker] betwisten dat zij niet in staat zijn hun belangen van
vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen. Er is ook geen goede medische onderbouwing waaruit blijkt waarom er een bewind en een mentorschap nodig zou zijn. [verzoekster] en [verzoeker] hebben geen mentale of geestelijke beperkingen.
Vanaf februari 2023 (tot aan de bestreden beschikking) heeft [naam2] van Stichting [naam3] ( [naam3] ) de financiën, het budgetbeheer en de administratie van [verzoekster] en [verzoeker] gedaan en dat verliep goed. [verzoekster] en [verzoeker] hebben inmiddels een vertrouwensband met [naam2] opgebouwd en zij zijn zeer tevreden over zijn betrokkenheid en hulp. [verzoekster] en [verzoeker] hebben geen schulden of betalingsachterstanden.
[verzoekster] en [verzoeker] hebben de nodige fysieke beperkingen en zitten allebei in een rolstoel.
Zij krijgen driemaal per dag hulp van [verweerster] bij het douchen en aankleden, de lunch, het avondeten en het verschonen van [verzoeker] . Naast [verweerster] is een schoonzus van [verzoekster] en [verzoeker] vier tot vijf uur per dag aanwezig in de woning om met allerhande zaken te helpen. Ook een andere schoonzus is een aantal keer per week betrokken. Deze verdeling van de zorg verloopt goed. [verzoekster] en [verzoeker] willen het kleine stukje autonomie dat ze nog hebben, behouden.
Wat vindt [verweerster] ?
5.4
[verweerster] is de betrokken zorginstelling van [verzoekster] en [verzoeker] . [verweerster] ziet twee kwetsbare cliënten die vertegenwoordiging nodig hebben, zowel vermogensrechtelijk als niet-vermogensrechtelijk.
Pas in maart 2023 is de vrijwillige hulp van [naam3] bij [verzoekster] en [verzoeker] gestart. Daarvoor uitten [verzoekster] en [verzoeker] boosheid naar [naam3] . Hierdoor was het voor [verweerster] onduidelijk hoe bestendig de hulp van [naam3] was. [verzoekster] en [verzoeker] hebben vaker geboden hulp na korte tijd weer beëindigd. [verweerster] vindt het daarom belangrijk dat een professionele bewindvoerder betrokken is bij [verzoekster] en [verzoeker] . Vrijblijvende en vrijwillige hulp geeft te weinig waarborgen ten aanzien van de continuïteit.
[verzoekster] en [verzoeker] zijn zeer zorgafhankelijk. Er moeten vaak beslissingen worden genomen om goede zorg te kunnen bieden. Goede zorg is niet mogelijk als over iedere beslissing discussie wordt gevoerd tussen [verzoekster] en [verweerster] . Daarom is een mentor nodig. Als er geen mentor is, dan dreigt de zorgverlening via [verweerster] te stoppen. De huidige mentor voert de zorgplangesprekken met [verweerster] , omdat [verzoekster] weigert te overleggen met de casemanager van [verweerster] . Zonder wettelijke vertegenwoordiging kan [verweerster] niet garanderen dat goede zorg aan [verzoeker] en [verzoekster] wordt geleverd. [verweerster] zal dan genoodzaakt zijn de zorgovereenkomst te beëindigen.
Wat vindt [naam1] ?
5.5
[naam1] vindt dat het bewind en mentorschap hard nodig zijn.
De zorg die door [verweerster] kan worden geboden aan [verzoeker] is al langere tijd niet meer toereikend. Voor hem moet daarom een andere woonplek worden gezocht. Daar is [verzoekster] het niet mee eens. [verzoekster] vindt dat zij aan hun lot worden overgelaten en dat [verweerster] hen weg wil hebben. Dat is niet het geval, aldus [naam1] . Vanaf het begin is gecommuniceerd dat de huidige zorg, in dit geval thuiszorg, niet toereikend is om aan de zorgvragen van [verzoeker] en [verzoekster] te kunnen (blijven) voldoen. Nu is het eindstation bereikt en moet er voor [verzoeker] een andere woonplek gezocht worden waar de zorg die hij nodig heeft ook aangeboden kan worden.
Verder voert [naam1] aan dat bewind meer inhoudt dan alleen het doen van wat betalingen via internet. Er wordt gesteld dat [naam2] nauw betrokken was, maar hij bleek na vragen van [naam1] in het kader van overdracht van de financiën nauwelijks op de hoogte van de financiële situatie van het echtpaar. [naam1] heeft een dossier moeten opzetten aan de hand van de bankafschriften. Hieruit blijkt dat met de huidige uitgaven [verzoekster] en [verzoeker] maandelijks ruim € 800,- tekort komen. Er zijn al heel wat abonnementen opgezegd, maar nog steeds is het budget niet stabiel genoeg. Er moet een beroep worden gedaan op het positieve banksaldo om de vaste lasten volledig te kunnen betalen, aldus [naam1] .
Het oordeel van het hof
5.6
Het hof is van oordeel dat uit de stukken en uit wat op de mondelinge behandeling is besproken, volgt dat [verzoekster] en [verzoeker] niet ten volle in staat zijn hun vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van hun geestelijke of lichamelijke toestand.
5.7
[verzoeker] en [verzoekster] zijn zeer zorgafhankelijk, en dit wordt ook niet betwist. Zij zitten allebei in een rolstoel. Zoals zij zelf naar voren hebben gebracht, heeft [verzoeker] niet aangeboren hersenletsel en krijgen [verzoeker] en [verzoekster] in ieder geval driemaal per dag hulp van [verweerster] bij het wassen en aankleden, de lunch, het avondeten en het verschonen van [verzoeker] . [verweerster] heeft verteld – en dat is niet namens [verzoeker] en [verzoekster] betwist – dat naast deze vaste zorgmomenten [verzoekster] tussendoor om meer hulp vraagt, bijvoorbeeld als de mantelzorger die normaalgesproken de was doet uitvalt, als er gazen besteld moeten worden of als [verzoeker] tussendoor verschoond moet worden.
5.8
Uit het beroepschrift en uit wat namens [verzoeker] en [verzoekster] op de mondelinge behandeling aan het hof is verteld, blijkt dat [verzoeker] en [verzoekster] hulp nodig hebben bij het (beheer van) hun financiën en het doen van betalingen. [verzoeker] en [verzoekster] hebben aangevoerd dat de vrijwillige hulp van [naam2] hiervoor voldoende is of dat [naam2] (in plaats van [naam1] ) tot bewindvoerder moet worden benoemd. Het hof oordeelt dat er gegronde redenen aanwezig zijn die zich tegen de benoeming van [naam2] als bewindvoerder verzetten. [verzoeker] en [verzoekster] hebben eerder vrijwillige hulp gehad bij hun financiën, onder meer van hun opticien. [verweerster] heeft onbetwist gesteld dat deze hulp strandde toen de verhoudingen met de opticien op scherp kwamen te staan. Hierdoor was er geen (financieel) bestendige situatie. [naam2] heeft dat ook niet weten te keren en onweersproken is gebleven dat [naam1] bij de start van het bewind [naam2] vergeefs heeft benaderd voor een dossieroverdracht. [naam2] heeft toen aangegeven dat de administratie verre van actueel en geordend is en hij zelf niet aan dossiervorming is toegekomen, laat staan aan financiële administratie en budgetbeheer. Het hof vindt dat er in deze situatie een professionele bewindvoerder betrokken moet zijn. Daarbij weegt het hof mee dat – zoals de advocaat van [verzoeker] en [verzoekster] op de mondelinge behandeling heeft verteld – er grote geldstromen gepaard gaan met de zorg die [verzoeker] en [verzoekster] nodig hebben. Het hof is van oordeel dat het beheer hiervan bij een professionele bewindvoerder moet blijven. De rechtbank heeft [naam1] als bewindvoerder benoemd. [naam1] heeft inmiddels zicht op de financiële situatie van [verzoeker] en [verzoekster] . [verzoeker] en [verzoekster] hebben niet betwist dat – zoals [naam1] heeft gesteld – zij maandelijks ruim € 800,- tekort komen en dat het budget (nog) niet stabiel genoeg is. Dat [verzoekster] geen vertrouwen heeft in [naam1] als bewindvoerder is onvoldoende om [naam1] te ontslaan en een andere bewindvoerder te benoemen. Ook anderszins is het hof uit de stukken niet gebleken dat er gewichtige redenen zijn om [naam1] te ontslaan (artikel 1:448 lid 2 BW).
5.9
Het hof vindt ook dat [naam1] de mentor van [verzoeker] en [verzoekster] moet blijven. [verzoeker] en [verzoekster] hebben veel zorg nodig. Zoals [verweerster] heeft verteld, moeten er in verband daarmee bijna iedere dag beslissingen worden genomen, zoals over verschoningsmiddelen. Om goede zorg aan [verzoeker] en [verzoekster] te kunnen verlenen – zo heeft [verweerster] aangevoerd – is het noodzakelijk dat deze beslissingen snel worden genomen zonder dat er over ieder detail in discussie wordt gegaan. Het hof volgt [verweerster] hierin en acht de tussenkomst van een mentor daarom noodzakelijk. Ook weegt het hof mee dat [verzoekster] weigert om in overleg te gaan met de casemanager van [verweerster] , die een belangrijke regierol heeft als het gaat om de zorgverlening. De gesprekken met de casemanager worden daarom nu door [naam1] gevoerd. Als er geen mentor is, kan [verweerster] niet garanderen dat goede zorg aan [verzoeker] en [verzoekster] wordt geleverd. Ten slotte acht het hof van belang dat – zoals zowel door [verweerster] als door [naam1] is aangevoerd – de grens is bereikt aan de zorg die [verweerster] aan [verzoeker] thuis kan bieden en er daarom gezocht moet worden naar een andere woonplek voor [verzoeker] . [verzoekster] is het daarmee niet eens. Hoewel het hof begrijpt dat [verzoekster] voor haarzelf en [verzoeker] zoveel als mogelijk haar autonomie wil behouden, blijkt uit de stukken en wat zij op de mondelinge behandeling heeft verteld niet dat zij voldoende zicht heeft op wat [verzoeker] nodig heeft. Ook daarom is een mentor nodig.
Het hof ziet geen aanleiding om een ander dan [naam1] tot mentor te benoemen, nog daargelaten dat [verzoeker] en [verzoekster] niemand anders concreet hebben voorgesteld en er geen bereidverklaring is overgelegd.
5.1
Op grond van het voorgaande vindt het hof dat de beslissing van de rechtbank in stand moet blijven.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 3 augustus 2023 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, M.P. den Hollander en A.T. Bol, bijgestaan door de griffier en is op 30 mei 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.