ECLI:NL:GHARL:2024:3552
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen overdracht van tenuitvoerlegging gevangenisstraf aan Polen
Op 27 mei 2024 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaarschrift tegen het voornemen van de Minister voor Rechtsbescherming om de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf aan Polen over te dragen. De veroordeelde, die in Nederland is veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar voor doodslag, heeft bezwaar gemaakt tegen de toezending van het vonnis van de rechtbank Gelderland aan de Poolse autoriteiten. Het hof heeft geoordeeld dat de veroordeelde niet heeft ingestemd met deze toezending en dat er geen omstandigheden zijn die een toezending zonder instemming rechtvaardigen, zoals vastgelegd in artikel 2:26 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETVVS).
De veroordeelde heeft zijn bezwaren onderbouwd met het argument dat hij geen wezenlijke binding meer heeft met Polen, aangezien hij daar op elfjarige leeftijd is vertrokken en sindsdien niet meer heeft gewoond. Hij heeft geen familie in Polen, behalve een zus met wie hij geen hechte band heeft. Het hof heeft ook rekening gehouden met de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de veroordeelde ongewenst heeft verklaard, maar op dit moment kan de veroordeelde niet naar Polen worden uitgezet.
Het hof heeft geconcludeerd dat de Minister niet in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om het vonnis aan Polen te zenden, gezien de huidige omstandigheden en de bezwaren van de veroordeelde. Het hof heeft het bezwaar gegrond verklaard, wat betekent dat de veroordeelde de uitspraak op zijn verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland mag afwachten. De beslissing van het hof biedt de veroordeelde enige bescherming tegen onmiddellijke overbrenging naar Polen, totdat zijn bezwaar en verzoek om een voorlopige voorziening zijn behandeld.