In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een huurachterstand. De appellant, een huurder die een Italiaans restaurant exploiteerde, had hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, dat op 30 november 2022 was gewezen. De kantonrechter had de huurder veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.950,22, waarvan € 5.325,10 betrekking had op huurachterstand over de periode van juli 2017 tot en met januari 2018. De huurder stelde dat er geen huurachterstand was en verwees naar een door hem opgesteld betaaloverzicht.
Het hof heeft het bezwaar van de huurder tegen de uitspraak van de kantonrechter gedeeltelijk verworpen, maar heeft hem op een ander onderdeel gelijk gegeven. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte geen rekening had gehouden met een erkend verrekeningsverweer. De huurder had een waarborgsom van € 5.214,18 betaald, die in mindering moest worden gebracht op de vordering van de verhuurder. Hierdoor hoefde de huurder uiteindelijk slechts € 110,92 te betalen in plaats van het eerder toegewezen bedrag.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover het de huurachterstand betreft en de huurder veroordeeld tot betaling van € 736,04 aan de verhuurder. Daarnaast is de verhuurder veroordeeld in de proceskosten van de huurder in hoger beroep. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in cassatie gaat.