ECLI:NL:GHARL:2024:3497

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
21-002348-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging en het opzettelijk niet voldoen aan een gedragsaanwijzing. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van twee weken en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden waaronder een contact- en locatieverbod. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende twee periodes schuldig heeft gemaakt aan belaging door herhaaldelijk contact op te nemen met de slachtoffers, ondanks een eerder opgelegde gedragsaanwijzing die hem verbood contact op te nemen. De verdachte is sterk verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, maar het hof oordeelt dat hij strafbaar is. De opgelegde straf bestaat uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een maatregel tot beperking van de vrijheid voor vijf jaar, waarbij hij geen contact mag opnemen met de slachtoffers en zich niet in een bepaalde straat mag bevinden. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeien uit de immateriële schade die zij hebben geleden door de gedragingen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002348-22
Uitspraak d.d.: 1 mei 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht,
van 2 juni 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-033499-22 en 16-044105-22, 16-116099-22, tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1948,
ingeschreven te [woonplaats] ,
thans verblijvende bij [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter verdachte veroordeeld voor belaging (parketnummer 16-033499-22 en parketnummer 16-044105-22) en het opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten (parketnummer 16-116099-22). De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken met aftrek en een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden een contact- en locatieverbod. Daarnaast heeft de politierechter een contactverbod en een gebiedsverbod opgelegd voor de duur van 5 jaren opgelegd. Tot slot heeft de politierechter op de vorderingen van de benadeelde partijen beslist en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 23 juni 2023 en 17 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Viegen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen vanwege proceseconomische redenen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-033499-22:
hij in of omstreeks de periode van 07 oktober 2020 tot en met 26 november 2021
te [plaats 1] , [gemeente] , althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 1] , door
- meerdere e-mails te sturen naar die [benadeelde 1] en die [slachtoffer] , en/of
- veelvuldig, althans meermaals, € 0,01 cent over te maken naar de bankrekening van die [benadeelde 1] en/of (daarbij) opmerkingen te plaatsen gericht aan die [benadeelde 1] ,
- veelvuldig, althans meermaals, het contactformulier van bedrijf [bedrijfsnaam 2] in te vullen met daarin opmerkingen gericht aan die [benadeelde 1] ,
met het oogmerk die [benadeelde 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Zaak met parketnummer 16-044105-22 (gevoegd):
primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 april 2021
tot en met 17 februari 2022 te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] ,
althans in Nederland, en/of te België,
(telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van:
- [benadeelde 2] en/of
- (één of meerdere werknemers van) [bedrijfsnaam 1] , door veelvuldig, althans meermaals, brieven en/of e-mails en/of online berichten te sturen naar:
- die [benadeelde 2] ,
- die (één of meerdere werknemers van) [bedrijfsnaam 1] ,
- buren en/of bekenden en/of oud-collega's van die [benadeelde 2] en/of
- Belgische (oud) collega's van die [benadeelde 2]
met het oogmerk die [benadeelde 2] en/of die (één of meerdere werknemers van) [bedrijfsnaam 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 april 2021
tot en met 17 februari 2022 te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] ,
althans in Nederland, en/of te België,
(telkens) opzettelijk, de eer en/of de goede naam van:
- [benadeelde 2] en/of
- (één of meerdere werknemers van) [bedrijfsnaam 1] , heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door veelvuldig, althans meermaals, brieven en/of e-mails en/of online berichten te sturen naar:
- die [benadeelde 2] ,
- die (één of meerdere werknemers van) [bedrijfsnaam 1] ,
- buren en/of bekenden en/of oud-collega's van die [benadeelde 2] en/of
- Belgische (oud) collega's van die [benadeelde 2]
en/of in die berichten (onder andere) aan te geven dat:
- die [benadeelde 2] betrokken is bij (de distributie) van kinderporno en/of kindermisbruik,
- die [benadeelde 2] een narcist is,
- die [benadeelde 2] en/of die (één of meerdere werknemers van) [bedrijfsnaam 1] betrokken zijn bij chantage, bedrog en/of bedreigen en/of
- die (één of meerdere werknemers van) [bedrijfsnaam 1] over (te) weinig kwaliteiten beschikken en/of ongeschikt zijn voor het werk dat zij uitoefenen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Zaak met parketnummer 16-116099-22 (gevoegd):
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 maart 2022
tot en met 2 mei 2022 te [plaats 2] , althans in Nederland,
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven
krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 februari 2022 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
geen contact mocht opnemen met [benadeelde 1] , door:
- die [benadeelde 1] meermalen e-mailberichten te sturen, en/of
- meermalen geldbedragen over te maken naar het rekeningnummer van die [benadeelde 1] en daarbij berichten bij de overschrijving te voegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-033499-22 en in de zaak met parketnummer 16-044105-22 primair en in de zaak met parketnummer 16-116099-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-033499-22:
hij in
of omstreeksde periode van 07 oktober 2020 tot en met 26 november 2021
te [plaats 1] ,
[gemeente] , althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde 1] , door
- meerdere e-mails te sturen naar die [benadeelde 1] en die [slachtoffer] , en
/of
-
veelvuldig, althansmeermaals, € 0,01 cent over te maken naar de bankrekening van die [benadeelde 1] en
/of (daarbij
)opmerkingen te plaatsen gericht aan die [benadeelde 1] ,
-
veelvuldig, althansmeermaals, het contactformulier van bedrijf [bedrijfsnaam 2] in te vullen met daarin opmerkingen gericht aan die [benadeelde 1] ,
met het oogmerk die [benadeelde 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Zaak met parketnummer 16-044105-22 (gevoegd):
primair
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 14 april 2021
tot en met 17 februari 2022
te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] ,
althansin Nederland
,en/of te België,
(telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van:
- [benadeelde 2] en
/of
- (één of meerdere werknemers van) [bedrijfsnaam 1] , door
veelvuldig, althansmeermaals, brieven en
/ofe-mails en
/ofonline berichten te sturen naar:
- die [benadeelde 2] ,
- die (één of meerdere werknemers van) [bedrijfsnaam 1] ,
- buren en
/ofbekenden en
/ofoud-collega's van die [benadeelde 2] en
/of
- Belgische (oud) collega's van die [benadeelde 2]
met het oogmerk die [benadeelde 2] en
/ofdie (één of meerdere werknemers van) [bedrijfsnaam 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
Zaak met parketnummer 16-116099-22 (gevoegd):
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 26 maart 2022
tot en met 2 mei 2022 te [plaats 2] ,
althans in Nederland,
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven
krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 februari 2022 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
geen contact mocht opnemen met [benadeelde 1] , door:
- die [benadeelde 1] meermalen e-mailberichten te sturen, en
/of
- meermalen geldbedragen over te maken naar het rekeningnummer van die [benadeelde 1] en daarbij berichten bij de overschrijving te voegen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-033499-22 en in de zaak met parketnummer 16-044105-22 primair bewezenverklaarde levert op:
telkens:
belaging.
Het in de zaak met parketnummer 16-116099-22 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.

Strafbaarheid van de verdachte

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de rapportage die is opgemaakt geconcludeerd kan worden dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
Oordeel van het hof
Er is onderzoek gedaan naar de geestvermogens van verdachte.
Psychiater [naam psychiater] heeft naar aanleiding van dat onderzoek op 15 december 2023 een rapport opgemaakt. Dit rapport vermeldt onder meer als conclusie over de bij verdachte vastgestelde diagnose:
De diagnostiek bij betrokkene is niet volledig geweest vanwege het ontbreken van
noodzakelijke aanvullende diagnostiek uitgevoerd door een neuroloog en neuro-
psycholoog. Desalniettemin kan er op basis van het eigen onderzoek met voldoende betrouwbaarheid worden gezegd dat het zeer aannemelijk is dat er sprake is van een neurocognitieve stoornis, waarbij de precieze aard hiervan niet duidelijk is geworden vanwege het ontbreken van de aanvullende diagnostiek. Er is een vermoeden van een stoornis in het gebruik van alcohol, zeker gedurende het afgelopen jaar, doch hieromtrent bestaat onvoldoende informatie om dit met zekerheid vast te stellen. De classificatie bipolaire stoornis wordt niet overgenomen, naar het idee van de onderzoeker kan een neurocognitieve stoornis het beeld ook verklaren, zeker in combinatie met het vermoedde alcoholgebruik.
Volgens de psychiater was deze stoornis ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bij verdachte aanwezig.
De psychiater adviseert het ten laste gelegde, indien bewezen, sterk verminderd dan wel niet aan verdachte toe te rekenen. Daarnaast adviseert de psychiater om, indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, geen straf op te leggen maar betrokkene te laten behandelen in de ouderenpsychiatrie dan wel een verpleegtehuis middels ofwel een zorgmachtiging ofwel een machtiging via de WZD.
GZ-Psycholoog [naam psycholoog] heeft zich in het rapport van 15 december 2023 gelet op de beperkingen van het onderzoek onthouden van het stellen van een diagnose en heeft om die reden ook de vragen niet kunnen beantwoorden over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op grond van het bovenstaande geconcludeerd kan worden dat het hiervoor bewezenverklaarde feit verdachte in sterk verminderde mate kan worden toegerekend.
Het hof neemt de bevindingen en conclusies van de deskundigen dan ook over en concludeert dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is. Voor een volledige ontoerekeningsvatbaarheid, zoals door de verdediging is bepleit, ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten. Van een situatie dat hem ieder inzicht in de reikwijdte van zijn gedragingen heeft ontbroken is in de gegeven omstandigheden geen sprake.
Verdachte is strafbaar aangezien overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en twee weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarden een contact- en gebiedsverbod en heeft daarnaast aan hem vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd inhoudende een contactverbod en een gebiedsverbod, beide dadelijk uitvoerbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een week voorwaardelijke gevangenisstraf en de vrijheidsbeperkende maatregelen zoals in eerste aanleg aan hem zijn opgelegd, die ook dadelijk uitvoerbaar verklaard zouden moeten worden.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen straf of maatregel opgelegd zou moeten worden, omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard dient te worden. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan verdachte zoveel mogelijk een voorwaardelijke straf op te leggen. Daarbij is er geen noodzaak voor een vrijheidsbeperkende maatregel, nu de civiele zorgmachtiging volstaat.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich gedurende twee langere periodes schuldig gemaakt aan belaging van aangevers door meermalen brieven, e-mails en online berichten te sturen en steeds een minimaal geldbedrag over te maken. Belaging is een ernstig feit, omdat het ingrijpt in de persoonlijke vrijheid en privacy van de slachtoffers.
Daarnaast heeft verdachte een gedragsaanwijzing overtreden, inhoudende dat hij geen contact mocht opnemen met een van de aangevers.
Verdachte heeft door zijn gedragingen stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Uit de toelichtingen op de vorderingen tot schadevergoeding en de schriftelijke slachtofferverklaring van een van de slachtoffers blijkt ook hoezeer de door verdachte verrichte gedragingen ingrijpen in de levens van de slachtoffers. Verdachte heeft daar op geen enkel moment bij stil gestaan en dat neemt het hof hem kwalijk.
Wat de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden betreft heeft het hof allereerst gekeken naar de gegevens van het strafblad van verdachte van 16 mei 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, ook voor een soortgelijk feit, waarbij een van de aangevers in de onderhavige zaak slachtoffer was. Het hof neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit jegens aangever.
Daarnaast heeft het hof gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken naar voren komen. Daaruit blijkt onder meer dat verdachte met een civiele zorgmachtiging is opgenomen, die onlangs is verlengd. Als gevolg daarvan verblijft verdachte op dit moment bij [verblijfplaats] .
Alles afwegende en rekening houdend met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte acht het hof de door de advocaat-generaal geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf passend. Voor het geval de zorgmachtiging beëindigd wordt, geldt deze straf als stok achter de deur voor verdachte om zich niet meer aan soortgelijke feiten schuldig te maken. Daarbij neemt het hof in overweging dat verdachte ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij op geen enkele wijze nog contact (direct of indirect) met de benadeelde partijen zal opnemen, maar gezien de gedragingen van verdachte in het verleden is deze spreekwoordelijke ‘stok’ wel noodzakelijk.
Daarnaast acht het hof het ter voorkoming van (vergelijkbare) strafbare feiten van groot belang dat verdachte op geen enkele wijze contact met aangever [benadeelde 2] , [benadeelde 1] en de werknemers van [bedrijfsnaam 1] zoekt of heeft en dat hem wordt verboden om zich in de [straatnaam] in [plaats 3] te bevinden. Het hof zal daarom aan verdachte op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opleggen. Het hof legt deze op voor de maximale duur van vijf jaren en bepaalt dat de duur van de vervangende hechtenis twee weken bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden.
Het hof zal daarbij bepalen dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich in de toekomst belastend zal gedragen jegens aangevers [benadeelde 2] van [benadeelde 1] .

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-033499-22 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Nu bij de benadeelde partij geen sprake is van lichamelijk letsel of van aantasting in zijn eer of goede naam, dient voor toewijzing van de vordering vastgesteld te worden dat de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in zijn persoon is aangetast. Datgene wat de benadeelde partij heeft aangevoerd, is naar het oordeel van het hof toereikend om te kunnen spreken van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’.
Gelet op de aard en de ernst van de normschending liggen de nadelige gevolgen daarvan bovendien zo voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht het hof vergoeding van de volledig gevraagde immateriële schade billijk.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.748,00 en bestaat uit € 1.248,- materiële schade en € 7.500,- immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.596,00.
Namens de benadeelde partij is in hoger beroep aangegeven dat voor wat betreft de materiële schade een bedrag van € 192,- (twee keer het bijwonen van een zitting à
€ 96,-) wordt gevraagd en dat de vordering die ziet op de immateriële schade verlaagd wordt naar € 2.500,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-044105-22 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Nu bij de benadeelde partij geen sprake is van lichamelijk letsel of van aantasting in zijn eer of goede naam, dient voor toewijzing van de vordering vastgesteld te worden dat de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in zijn persoon is aangetast. Datgene wat de benadeelde partij heeft aangevoerd, is naar het oordeel van het hof toereikend om te kunnen spreken van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Gelet op de aard en de ernst van de normschending liggen de nadelige gevolgen daarvan bovendien zo voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht het hof vergoeding van de volledig gevraagde immateriële schade billijk.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige, te weten de gevraagde materiële schade, is het hof van oordeel dat tussen het bewezenverklaarde feit en de schade, die volgens de opgave ziet op het bijwonen van civiele rechtszaken tussen de benadeelde en de verdachte, onvoldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij ten gevolge van dat handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Daarom wordt de benadeelde partij in dat deel van zijn vordering niet ontvankelijk verklaard.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 60a, 63, 184a en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-033499-22 en in de zaak met parketnummer 16-044105-22 primair en in de zaak met parketnummer 16-116099-22 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-033499-22 en in de zaak met parketnummer 16-044105-22 primair en in de zaak met parketnummer 16-116099-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren zich niet zal ophouden in de [straatnaam] te [plaats 3] en voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde 2] , [benadeelde 1] en de werknemers van [bedrijfsnaam 1] Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Bepaalt dat de tijd die de maatregel al van kracht is geweest bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt daarnaast dat het aantal dagen dat de vervangende hechtenis mogelijk al is tenuitvoergelegd, eveneens bij de tenuitvoerlegging in mindering zal worden gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-033499-22 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-033499-22 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling – als niet wordt betaald – op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 26 november 2021.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-044105-22 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-044105-22 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling – bij niet betaling – op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 17 februari 2022.
Aldus gewezen door
mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. R.A. Boon en mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier,
en op 1 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 1 mei 2024.
Tegenwoordig:
mr. M.H.D.M. van Leent, voorzitter,
mr. A. Hermelink, advocaat-generaal,
Z.R. van Meegdenburg, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.