ECLI:NL:GHARL:2024:3459

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
21-004174-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met aanvulling van de bewijsmiddelen en de motivering van het opleggen van de tbs-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 31 augustus 2023. De verdachte, geboren in 1973 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting, was eerder ontslagen van alle rechtsvervolging door de rechtbank, die hem een gemaximeerde tbs-maatregel met verpleging van overheidswege oplegde. Het hof heeft het hoger beroep van zowel de verdachte als de officier van justitie behandeld tijdens de zitting op 29 februari 2024. De advocaat-generaal vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een ongemaximeerde tbs-maatregel.

Het hof heeft de bewijsmiddelen uit het vonnis van de rechtbank aangevuld en geconcludeerd dat de rechtbank grotendeels op juiste gronden heeft beslist. De verdachte werd als ontoerekeningsvatbaar beschouwd, wat betekende dat een gevangenisstraf niet mogelijk was. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest of een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar het hof ging hier niet in mee. De verdachte had een manisch psychotisch toestandsbeeld, en het hof oordeelde dat zonder behandeling de stoornis niet zou verdwijnen.

Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de eerder genoemde overwegingen. De beslissing om de tbs-maatregel ongemaximeerd op te leggen werd niet gerechtvaardigd, aangezien er geen aanwijzingen waren voor een agressieregulatieprobleem of gewelddadig gedrag van de verdachte. Het hof concludeerde dat de verdachte hoofdzakelijk als psychiatrisch patiënt moet worden gezien, en bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004174-23
Uitspraak d.d.: 14 maart 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 31 augustus 2023 met parketnummer 18-108188-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1973,
thans verblijvende in P.I. [locatie P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 februari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde en ontslag van alle rechtsvervolging met oplegging van een ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met verpleging van overheidswege. Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat hierop conform de beslissing van de rechtbank wordt beslist. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Schaddelee, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van 31 augustus 2023 door de rechtbank Noord-Nederland ter zake van de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft verdachte een gemaximeerde tbs-maatregel met verpleging van overheidswege opgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank beslist dat de inbeslaggenomen goederen deels verbeurd dienen te worden verklaard en deels teruggegeven moeten worden aan verdachte.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank grotendeels op juiste gronden heeft beslist. Het hof zal het vonnis met aanvulling van de bewijsmiddelen en de motivering van het opleggen van de tbs-maatregel bevestigen.

Aanvulling bewijsmiddelen

De bewijsmiddelen zoals die in het vonnis zijn opgenomen ter zake van de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde feiten worden als volgt aangevuld.
1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof van 29 februari 2024, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik mij schuldig heb gemaakt aan hetgeen door de rechtbank bewezen is verklaard.

Aanvullende overweging ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte

De raadsvrouw heeft in hoger beroep bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van zijn voorarrest, dan wel een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit aan verdachte een gemaximeerde tbs-maatregel op te leggen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten omdat hij geheel ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard. Dit betekent dat oplegging van een voorwaardelijke of onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet tot de mogelijke afdoeningen behoort.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij is veranderd en geen behandeling nodig heeft. Het hof gaat hier niet in mee. Bij verdachte is een manisch psychotisch toestandsbeeld gediagnosticeerd door de deskundigen van het Pieter Baan Centrum. De enigszins rustiger houding die verdachte leek te hebben tijdens de zitting van het hof, betekent niet dat bij hem geen sprake meer is van een stoornis. De stoornis van verdachte zal zonder behandeling, die verdachte tot op heden niet heeft gehad, namelijk niet over gaan.
Met betrekking tot de vraag of de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege gemaximeerd dan wel ongemaximeerd dient te worden opgelegd, overweegt het hof als volgt.
Het hof overweegt dat de bewezenverklaarde belagingen en de bedreiging niet zonder meer zijn aan te merken als geweldsmisdrijven als bedoeld in artikel 38e Sr, zodat de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege in beginsel de maximale duur van vier jaren niet te boven kan gaan.
Onder omstandigheden kan echter ook bij een bewezenverklaring van belaging en bedreiging een ongemaximeerde tbs-maatregel worden opgelegd. Deze omstandigheden doen zich naar het oordeel van het hof echter niet voor in deze zaak. Uit verdachtes strafblad noch uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum blijkt dat verdachte zou kampen met een agressieregulatieprobleem. Evenmin heeft hij gewelddadig gedrag geuit jegens de aangevers. Ook overigens ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten in deze zaak om tot een ander oordeel dan de rechtbank te komen. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte hoofdzakelijk als een psychiatrisch patiënt moet worden gezien. Gelet op het voorgaande is het hof het eens met het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is geweest van zogenaamde ‘hands-on delicten’. De rechtbank heeft – anders dan de officier van justitie in zijn appelschriftuur heeft betoogd – bij de oplegging van de gemaximeerde tbs-maatregel dan ook de juiste toets aangelegd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. A.F. van Kooij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 14 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.