ECLI:NL:GHARL:2024:338

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.333.920
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen en de rol van ouders in de zorgverlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van drie minderjarige kinderen, geboren uit de relatie van de moeder en de vader. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.E. Tonningen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 21 juli 2023 de kinderen onder toezicht heeft gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers. De moeder verzoekt de beschikking te vernietigen en de ondertoezichtstelling op te heffen, terwijl de raad voor de kinderbescherming verweer voert en bekrachtiging van de beschikking vraagt.

Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, met name gedragsproblematiek bij de oudste twee. De ouders hebben onvoldoende meegewerkt aan vrijwillige hulpverlening en er is een gebrek aan inzicht in de opvoedcapaciteiten. Het hof concludeert dat de wettelijke vereisten voor ondertoezichtstelling zijn vervuld en dat de hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk is. De moeder heeft verzocht om de benoeming van een contra-expert of bijzondere curator, maar dit verzoek is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen en de proceskosten te compenseren, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van professionele hulpverlening voor de kinderen en het gezinssysteem, gezien de langdurige zorgen en het gebrek aan vooruitgang in de vrijwillige hulpverlening.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.333.920
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 558445)
beschikking van 16 januari 2024
inzake
[de moeder],
die woonplaats heeft gekozen bij haar advocaat te Hilversum,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.E. Tonningen te Hilversum,
en
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudende te Zwolle,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Bussum,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 21 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 oktober 2023;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Tonningen van 4 december 2023 met een aanvulling van het beroepschrift en producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 december 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger namens de raad;
- de vader.
Namens de GI is niemand verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit de relatie van de moeder en de vader zijn geboren:
- [de minderjarige1] , [in] 2011;
- [de minderjarige2] , [in] 2014;
- [de minderjarige3] , [in] 2018
De moeder en de vader (samen ook te noemen: de ouders) oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] (samen ook te noemen: de kinderen).
3.4
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 21 juli 2023 tot 21 juli 2024.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt die beschikking te vernietigen voor wat betreft de daarbij uitgesproken ondertoezichtstelling dan wel deze per direct op te heffen en alsnog het inleidend verzoek af te wijzen dan wel een beslissing te nemen als het hof juist acht, kosten rechtens.
4.2
De raad voert verweer en vraagt, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.3
Bij aanvullend beroepschrift heeft de moeder verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de uitgesproken ondertoezichtstelling, dan wel deze per direct op te heffen en alsnog het inleidend verzoek daartoe af te wijzen, dan wel een beslissing te nemen als het hof juist acht en daarbij een contra-expert dan wel een bijzondere curator te benoemen in de zin van artikel 810a lid 2 en 3 Wetboek van Rechtsvordering (Rv)

5.De motivering van de beslissing

Ondertoezichtstelling
5.1
De kinderrechter mag een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij werken de ouders niet of niet genoeg mee aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel zo zijn dat de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
5.2
Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat voor alle drie de kinderen is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling. Er is sprake van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van zowel [de minderjarige1] , [de minderjarige2] als [de minderjarige3] .
Bij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is sprake van gedragsproblematiek. In het rapport van de raad van
13 juni 2023 (verder: het raadsrapport) staat dat [de minderjarige2] druk is in zijn gedrag en dat hij regelmatig de grenzen opzoekt, waarbij hij vaak ook over de grenzen van anderen gaat. Op school is hij op sommige dagen erg afwezig en/of moe en lijkt er weinig bij hem binnen te komen. Volgens de school is er vaak een punt op de dag waarop het gedrag van [de minderjarige2] keert, dan wordt hij heel impulsief. Hij is dan moeilijk te sturen en fysiek onrustig. [de minderjarige2] gaat dan snel over de grenzen van andere kinderen of regels van de groep. Op die momenten is toezicht van een volwassene nodig, anders kan hij gaan slaan en schoppen of hij wordt brutaal. [de minderjarige2] heeft lange tijd stilgestaan in zijn ontwikkeling terwijl uit IQ gegevens bleek dat hij een gemiddelde intelligentie heeft. Er zijn zorgen over zijn verzorging omdat hij lang dezelfde kleding draagt en niet altijd ontbeten heeft als hij naar school komt. Uit het raadsrapport volgt verder dat [de minderjarige2] op school is geobserveerd door een GZ-psycholoog, mevrouw [naam1] . Zij heeft de moeder en de vader geadviseerd een diagnostiek- en behandeltraject te starten gericht op [de minderjarige2] en het (hele) gezin, waarbij ook systeemtherapie aan bod komt.
Uit het raadsrapport volgt dat ook bij [de minderjarige1] sprake is van gedragsproblematiek. Hij heeft last van lichamelijke onrust en zijn school ziet een kwetsbaar en gevoelig jongetje. Er is sprake van veel verzuim waarbij [de minderjarige1] regelmatig afwezig is op de maandagen. Zijn taalgebruik is grof. [de minderjarige1] lijkt bewust gesloten over de thuissituatie en betrekt daarin ook zijn broertje en zegt tegen hem dat hij niks mag zeggen over thuis. [de minderjarige1] is geregeld sociaal onhandig.
Bij [de minderjarige3] is op dit moment niet gebleken van problematiek en ook de school van [de minderjarige3] heeft geen zorgen haar.
5.3
Uit het raadsrapport blijkt verder dat ten aanzien van alle drie de kinderen de ernstige ontwikkelingsbedreiging (ook) erin gelegen is dat zij opgroeien in een overbelast gezinssysteem waarin onvoldoende structuur, duidelijkheid en grenzen worden geboden. Daarnaast vragen de gedragsproblemen van [de minderjarige2] veel van het gezinssysteem waarvan [de minderjarige1] en [de minderjarige3] onderdeel uitmaken. Er zijn zorgen over de draagkracht en draaglast van de moeder en haar emotionele beschikbaarheid. Er bestaat mogelijk persoonlijke problematiek bij de moeder maar de moeder geeft daarover onvoldoende openheid. Ook lijkt zij meer uitleg nodig te hebben dan een gemiddeld persoon. De raad constateert dat de moeder en de vader de zorgen die worden geschetst over de kinderen niet (h)erkennen en bagatelliseren. Het ontbreekt bij de ouders aan probleembesef en -inzicht en er lijkt sprake te zijn van pedagogische onmacht. Er is onvoldoende zicht op de opvoedcapaciteiten van beide ouders. Er was een gemeenteconsulent bij het gezin betrokken maar de ouders hebben het contact met haar verbroken omdat de ouders zeer ontevreden over haar waren. Er is nu dus geen zicht meer op de thuissituatie. De school van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] merkt dat de thuissituatie instabiel is maar vindt het lastig om grip te krijgen op waar bepaald gedrag vandaan komt en hoe de thuissituatie precies in elkaar zit. De zorg bestaat dat wanneer de kinderen niet de zorg en hulp krijgen die zij nodig hebben, dat zij zich niet leeftijdsadequaat kunnen ontwikkelen en hun ontwikkeling hierdoor stagneert.
5.4
De moeder (en de vader, die enkele dagen per week ook in het gezin verblijft) zijn op dit moment onvoldoende in staat en bereid om onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. De hulpverlening is tot nu toe onvoldoende van de grond gekomen door het handelen en nalaten van de ouders. Op dit moment is geen enkele hulpverlening bij de ouders en de kinderen betrokken. Er is gebrek aan continuïteit van de hulpverlening. De moeder stelt zich wisselend op in de samenwerking met de hulpverlening en houdt de hulpverlening steeds op enig moment buiten de deur. Er lijkt regelmatig sprake van miscommunicatie of verwarring tussen de moeder en de hulpverlening waardoor de juist hulp en/- of noodzakelijk onderzoek niet van de grond komt. De moeder heeft regelmatig haar toestemming voor hulpverlening ingetrokken of niet gegeven. Zo is vanaf 2017 de gemeente bij het gezin betrokken en is meerdere keren geprobeerd om jeugd- en opvoedhulp (Leger des Heils en [naam2] ) in te zetten maar dit is niet van de grond gekomen. Ook intensieve ambulante gezinsbegeleiding (IAG) van [naam3] is niet tot stand gekomen. Hoewel de moeder zegt dat zij al jaren probeert om vanwege zijn gedragsproblemen een onderzoek van [de minderjarige2] voor elkaar te krijgen is dat onderzoek tot op heden niet tot stand gekomen. Daar staat tegenover dat uit het raadsrapport blijkt dat al in november 2022 door de jeugdconsulent is gezegd dat het onderzoek door GGZ Centraal verricht kan worden. Omdat de moeder bezwaren had tegen het stellen van een diagnose voor [de minderjarige2] , is dat onderzoek niet gestart. Ook heeft de moeder geen toestemming gegeven om het verslag naar aanleiding van de observatie van [de minderjarige2] door mevrouw [naam1] te delen met school. Het door mevrouw [naam1] geadviseerde observatie- en behandeltraject is tot op heden niet gestart. Uit het verweerschrift van de raad blijkt onder meer dat de zorgen van de school ten aanzien van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in november 2023 nog onverminderd aanwezig zijn. Op de mondelinge behandeling heeft de raad - samengevat - toegevoegd dat een ondertoezichtstelling nodig is omdat de zorgen over de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen en het gezinssysteem al lange tijd bestaan. Ten aanzien van die zorgen wordt in het vrijwillig kader door de moeder (en de vader) onvoldoende vooruitgang geboekt.
5.5
Het hof deelt de overwegingen en conclusies van de rechtbank en neemt deze na eigen onderzoek over. Het hof sluit zich ook aan bij de door de rechtbank geformuleerde doelen waaraan tijdens de ondertoezichtstelling moet worden gewerkt. Gelet op de gedragsproblematiek van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , de zorgen over het gezinssysteem waarin alle drie de kinderen functioneren en omdat de noodzakelijke hulpverlening en onderzoek niet tot stand komen, is het, ook naar het oordeel van het hof, noodzakelijk dat er zicht komt op de kinderen en de opvoedingssituatie en dat er hulpverlening voor in ieder geval en [de minderjarige2] en het gezinssysteem wordt ingezet. De zorgen ten aanzien van de kinderen en het gezinssysteem zoals die blijken uit het raadsrapport bestaan al lang en tot nu toe is het de moeder (en de vader) niet gelukt om de situatie te doorbreken. Diagnostisch onderzoek van [de minderjarige2] komt niet van de grond en de aangeboden hulp wordt onvoldoende geaccepteerd en gecontinueerd. Het hof heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de moeder in het vrijwillig kader de noodzakelijke hulp voor de kinderen en haarzelf (bijvoorbeeld opvoedondersteuning) zal inschakelen. Professionele en deskundige hulpverlening in het gedwongen kader is daarom dringend geboden. Het baart het hof overigens ook zorgen dat - in verband met de wachtlijsten - de moeder pas twee weken voor de mondelinge behandeling, dus pas bijna zes maanden na aanvang van de ondertoezichtstelling bericht heeft gekregen van de GI dat er een gezinsbeschermer is aangewezen. Het hof gaat ervan uit dat er nu op korte termijn hulpverlening kan worden ingezet.
Deskundigenonderzoek
5.6
In haar aanvullend beroepschrift verzoekt de moeder om een contra-expert dan wel een bijzondere curator te benoemen in de zin van artikel 810a lid 2 en 3 Rv.
5.7
Artikel 810a lid 2 Rv bepaalt dat in zaken over de ondertoezichtstelling van minderjarigen of de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij, de rechter op verzoek van een ouder en na overleg met die ouder een deskundige benoemt, mits dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
Een voldoende concreet en ter zake dienend verzoek tot toepassing van artikel 810a lid 2 Rv, bevat feiten en omstandigheden die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige en zal in beginsel moeten worden toegewezen indien de rechter geen feiten of omstandigheden aanwezig oordeelt op grond waarvan moet worden aangenomen dat toewijzing van het verzoek strijdig is met het belang van het kind.
5.8
Het hof zal het verzoek van de moeder om een deskundige te benoemen afwijzen. Dat verzoek is onvoldoende concreet, omdat de moeder dat verzoek onvoldoende heeft onderbouwd. Zo geeft zij niet aan door wie er (tegen)onderzoek zou moeten worden verricht en heeft zij geen concrete onderzoeksvragen geformuleerd. Voor de benoeming van een bijzondere curator (naar het hof begrijpt als deskundige) zoals de moeder verzoekt ziet het hof geen aanleiding, mede omdat ook dat verzoek onvoldoende is onderbouwd.
5.9
Gelet op de familierechtelijke aard van de zaak zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen faalt de grief en dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 21 juli 2023;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, M.H.F. van der Vugt en K.A.M. van Os-ten Have en is op 16 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.