Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige dochter, geboren in 2013. De vader is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de omgangsregeling is vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de minderjarige contact heeft met de vader zo vaak als de gecertificeerde instelling (GI) wenselijk en passend acht, waarbij de gezinsvoogd de voorwaarden voor het contact bepaalt. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een deskundigenonderzoek te gelasten, maar het hof oordeelt dat artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing is, omdat het hier niet gaat om een kinderbeschermingsmaatregel maar om de invulling van het recht op omgang.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2024 zijn zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig. De GI en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming zijn ook aanwezig. Het hof stelt vast dat de omstandigheden zijn gewijzigd, aangezien de moeder alleen belast is met het ouderlijk gezag. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en benadrukt het belang van rust voor de minderjarige, die momenteel hulpverlening ontvangt. Het hof verwacht dat de GI, zodra het in het belang van de minderjarige is, contact met de vader zal opstarten. De vader heeft aangegeven dat hij de situatie moeilijk vindt, maar inmiddels hulp heeft gezocht en gekregen, wat hem helpt om beter met zijn frustraties om te gaan.