ECLI:NL:GHARL:2024:3379

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
200.335.963/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige dochter, geboren in 2013. De vader is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de omgangsregeling is vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat de minderjarige contact heeft met de vader zo vaak als de gecertificeerde instelling (GI) wenselijk en passend acht, waarbij de gezinsvoogd de voorwaarden voor het contact bepaalt. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een deskundigenonderzoek te gelasten, maar het hof oordeelt dat artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing is, omdat het hier niet gaat om een kinderbeschermingsmaatregel maar om de invulling van het recht op omgang.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 april 2024 zijn zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig. De GI en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming zijn ook aanwezig. Het hof stelt vast dat de omstandigheden zijn gewijzigd, aangezien de moeder alleen belast is met het ouderlijk gezag. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en benadrukt het belang van rust voor de minderjarige, die momenteel hulpverlening ontvangt. Het hof verwacht dat de GI, zodra het in het belang van de minderjarige is, contact met de vader zal opstarten. De vader heeft aangegeven dat hij de situatie moeilijk vindt, maar inmiddels hulp heeft gezocht en gekregen, wat hem helpt om beter met zijn frustraties om te gaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.335.963
(zaaknummer rechtbank Gelderland 394294)
beschikking van 16 mei 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Striekwold te Doetinchem,
en
[verweerster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.M.H. Bloemen te Nijmegen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 21 december 2021, 12 januari 2023 en 19 september 2023, uitgesproken onder zaaknummer 394294. De beschikking van 19 september 2023 wordt verder ook genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 december 2023;
- het verweerschrift van de moeder met producties;
- een journaalbericht van mr. Bloemen van 25 maart 2024 met nagezonden producties uit de eerste aanleg;
- een bericht van de GI van 11 maart 2024 dat de GI geen verweer voert en kort voor de zitting een briefrapportage zal sturen over de voortgang en ontwikkeling met betrekking tot de minderjarige;
- een briefrapportage van de GI van 5 april 2024 met twee bijlagen;
- een journaalbericht van mr. Bloemen van 8 april 2024 met productie
.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 18 april 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ). [de minderjarige] is [in] 2013 geboren.
3.2
Bij beschikking van 9 december 2021 heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland [de minderjarige] tot 9 december 2022 onder toezicht gesteld van de Gl. De ondertoezichtstelling is steeds verlengd, laatstelijk tot 9 december 2024.
3.3
Sinds de beschikking van dit hof van 17 oktober 2023 is de moeder alleen belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de invulling van het recht op omgang van de vader met [de minderjarige] .
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, als definitieve regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders vastgesteld dat [de minderjarige] contact heeft met de vader zo vaak als de GI wenselijk en passend acht, waarbij de gezinsvoogd bepaalt wanneer dit contact zal worden opgestart, of dit contact begeleid of onbegeleid zal plaatsvinden en waarbij de plaats, de dag en de duur van het contact worden bepaald door de gezinsvoogd. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.
4.2
De vader is het niet eens met die beslissing en is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en Mevrouw [de deskundige] , Psycholoog NIP, als deskundige te benoemen, althans een door het hof te bepalen onafhankelijke deskundige als zodanig te benoemen, en een onderzoek te bevelen naar wat er tot nu toe is ingezet om contact tussen de vader en [de minderjarige] tot stand te brengen, wat er nodig is om tot contact te komen en antwoord te krijgen op de in het beroepschrift opgenomen vragen (onder punt 1:11) of op vragen zoals door het hof te formuleren.
Verder verzoekt de vader het hof om een omgangsregeling tussen de hem en [de minderjarige] vast te stellen, inhoudende dat [de minderjarige] gedurende twee maanden één keer in de twee weken twee uur begeleide omgang met de vader zal hebben in het bijzijn van een neutrale derde/neutraal persoon/organisatie, eventueel in een omgangshuis, welke omgang na twee maanden wordt uitgebreid naar één keer in de twee weken twee uur onbegeleide omgang op neutraal terrein en daarna (na twee maanden) zal worden uitgebreid naar een dag in de twee weken en na een maand naar een weekend per twee weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17:00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, althans een regeling te bepalen die het hof juist acht.
Ten slotte verzoekt de vader de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken in hoger beroep, althans zijn verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking, al dan niet onder verbetering van gronden, te bekrachtigen en in stand te laten.

5.De motivering van de beslissing

deskundigenonderzoek
5.1
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader toegelicht dat zijn verzoek om een deskundigenonderzoek te gelasten gebaseerd is op artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De rechter kan op grond van artikel 810a lid 2 Rv een onafhankelijk deskundigenonderzoek gelasten, wanneer dit onderzoek mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van het kind zich daartegen niet verzet.
5.2
Het hof is van oordeel dat dit artikel in deze zaak niet van toepassing is. In het tweede lid van artikel 810a Rv wordt het recht op een contra-expertise geregeld in zaken die een maatregel van kinderbescherming betreffen. Daarmee wordt beoogd in die zaken in de verhouding tussen ouders van minderjarigen en de overheid recht te doen aan het beginsel van ‘equality of arms’. In deze procedure is echter niet een kinderbeschermingsmaatregel, maar de invulling van het recht op omgang van de vader met [de minderjarige] in geschil. Dat de GI een belangrijke rol is toegekend in het verloop en de uitvoering van de door de rechtbank bepaalde zorgregeling maakt dat niet anders. De ondertoezichtstelling is ook niet afgegeven in verband met de zorgregeling, maar in verband met de algehele ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [de minderjarige] (ECLI:NL:PHR:2022:264). Het verzoek van de vader om een deskundigenonderzoek te gelasten wordt dan ook afgewezen.
omgangsregeling
5.3
Nadat de bestreden beschikking is gegeven zijn de omstandigheden gewijzigd in die zin dat het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] inmiddels is beëindigd en de moeder alleen is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] . Als gevolg daarvan zal het hof het hieronder, anders dan de rechtbank, niet spreken over de zorgverdeling tussen de ouders met betrekking tot [de minderjarige] , maar over de invulling van het recht op omgang van de vader en [de minderjarige] (de omgangsregeling).
5.4
De rechter stelt op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
5.5
Net als de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek overneemt, is het hof van oordeel dat de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen en voegt daar het volgende aan toe.
5.6
Voor het hof is duidelijk dat [de minderjarige] vooral rust nodig heeft om te kunnen verwerken wat zij in haar jonge leven heeft meegemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er inmiddels voldoende rust en ruimte is ontstaan voor [de minderjarige] om te beginnen met gerichte hulpverlening. [de minderjarige] heeft last van boosheid en praat niet over het verleden. Dat heeft invloed op haar gedrag, op school en thuis. Zij heeft op dit moment regelmatig gesprekjes met het schoolmaatschappelijk werk. In het nieuwe schooljaar zal [de minderjarige] als volgende stap beginnen met speltherapie. Dit heeft zij nodig voordat kan worden bekeken of er een basis ontstaat voor contact met de vader.
Het hof acht het van groot belang dat [de minderjarige] in de toekomst weer contact kan hebben met haar beide ouders. Daarvoor is nodig dat de ouders ervoor zorgen dat de inmiddels ontstane rust gehandhaafd blijft en dat zij werken aan hun eigen problematiek. Het hof benadrukt dat er in het kader van de door de rechtbank vastgestelde regeling een belangrijke rol is weggelegd voor de GI. Het hof verwacht van de GI dat zodra dit mogelijk en in het belang van [de minderjarige] is, contact zal worden opgestart met de vader.
5.7
Ten slotte merkt het hof het volgende op. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat hij er veel moeite mee heeft dat hij [de minderjarige] al zo lang niet heeft gezien en dat hij haar erg mist. Het hof begrijpt dat de terughoudendheid die de vader moet opbrengen, veel van hem vergt en dat herstel van het contact voor de vader (te) lang duurt. Positief is dat de vader heeft laten weten dat hij inmiddels hulp heeft gezocht en gekregen. Daardoor realiseert hij zich dat het nog een tijdje kan duren voordat er beweging in de situatie komt en kan hij nu wat beter met zijn gevoelens van frustratie omgaan.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep/het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 19 september 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 16 mei 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.