In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 6.642.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort had deze waarde vastgesteld en aanslagen onroerendezaakbelasting en rioolheffing opgelegd. Belanghebbende ging in beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Tijdens de zitting op 1 mei 2024 hebben partijen een compromis bereikt. Ze kwamen overeen dat de waarde van de onroerende zaak, zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar, correct was en dat de heffingsambtenaar een bedrag van € 3.245 aan belanghebbende moest vergoeden voor gemaakte proceskosten. Het Hof heeft deze overeenkomst bevestigd en de uitspraak van de rechtbank vernietigd, waarbij het beroep van belanghebbende gegrond werd verklaard. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en griffierechten.
De uitspraak benadrukt dat de vergoedingen op een bankrekening van belanghebbende moeten worden uitbetaald, en dat de procedure voor het jaar 2022 door belanghebbende zal worden ingetrokken zonder dat de heffingsambtenaar kosten hoeft te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.