ECLI:NL:GHARL:2024:3354

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
23/343
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waarde van onroerende zaak en proceskostenvergoeding onder de Wet WOZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 6.642.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort had deze waarde vastgesteld en aanslagen onroerendezaakbelasting en rioolheffing opgelegd. Belanghebbende ging in beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Tijdens de zitting op 1 mei 2024 hebben partijen een compromis bereikt. Ze kwamen overeen dat de waarde van de onroerende zaak, zoals vastgesteld door de heffingsambtenaar, correct was en dat de heffingsambtenaar een bedrag van € 3.245 aan belanghebbende moest vergoeden voor gemaakte proceskosten. Het Hof heeft deze overeenkomst bevestigd en de uitspraak van de rechtbank vernietigd, waarbij het beroep van belanghebbende gegrond werd verklaard. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en griffierechten.

De uitspraak benadrukt dat de vergoedingen op een bankrekening van belanghebbende moeten worden uitbetaald, en dat de procedure voor het jaar 2022 door belanghebbende zal worden ingetrokken zonder dat de heffingsambtenaar kosten hoeft te vergoeden. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/343
uitspraakdatum: 14 mei 2024
Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.te
[vestigingsplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 13 januari 2023, nummer UTR 21/5272, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Amersfoort(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats1] voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op € 6.642.000 (hierna: de beschikking). Tegelijk met de beschikking zijn aanslagen onroerendezaakbelasting en rioolheffing voor 2021 opgelegd.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.6
Belanghebbende heeft op 11 april 2024 een nader stuk ingediend.
1.7
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 mei 2024 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. D.A.N. Bartels, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de heffingsambtenaar, [naam1] , bijgestaan door [naam2] , taxateur.

2.Overwegingen

2.1
Partijen zijn na een debat ter zitting overeengekomen dat de waarde van de onroerende zaak, conform de beschikking, moet worden vastgesteld op € 6.642.000 en dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende een bedrag van (€ 310 + € 310 + € 875 + € 875 + € 875 =) € 3.245 is verschuldigd en dat belanghebbende met dit bedrag volledig is vergoed voor de door haar gemaakte proceskosten. Daarnaast worden door de heffingsambtenaar de betaalde griffierechten vergoed.
2.2
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.
2.3
Opmerking verdient dat voornoemde bedragen op grond van het onmiddellijk per 1 januari 2024 in werking getreden artikel 30a, lid 4, van de Wet WOZ, uitsluitend op een op naam van belanghebbende staande bankrekening dienen te worden uitbetaald.
2.4
Het Hof merkt ten overvloede nog op dat partijen hebben afgesproken dat de procedure voor het jaar 2022 door belanghebbende zal worden ingetrokken, zonder dat door de heffingsambtenaar een (proces)kostenvergoeding is verschuldigd.

3.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraken op bezwaar, voor zover het betreft de beslissing omtrent de kostenvergoeding,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.245, en
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 360 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 548 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.A. van Huijgevoort, raadsheer, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.
De griffier, De raadsheer,
(J.W.J. de Kort) (B.F.A. van Huijgevoort)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 15 mei 2024.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.