ECLI:NL:GHARL:2024:3335

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
21-001768-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk onttrekken van zijn minderjarige dochter aan het wettig gezag van haar moeder gedurende een periode van meer dan 9 jaar. De verdachte heeft in hoger beroep een gevangenisstraf van 2 jaar opgelegd gekregen, met aftrek van het voorarrest. De benadeelde partij, de dochter van de verdachte, heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die is toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zonder toestemming van de moeder zijn dochter naar een ander land heeft overgebracht en daar heeft gehouden, wat ernstige gevolgen heeft gehad voor de ontwikkeling van het kind. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn spijt betuigd en er is een mediationtraject doorlopen, waaruit blijkt dat de dochter niet wil dat haar vader in de gevangenis overlijdt. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de gezondheidstoestand van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 5.035,71, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001768-22
Uitspraak d.d.: 15 mei 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle , van 21 april 2022 met parketnummer 08-016166-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1960,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. K.Y. Ramdhan, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door de benadeelde partij [benadeelde] en namens haar door mr. E.J.M.J. Damen naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 februari 2007 tot en met 2 oktober 2016 te [pleegplaats] , althans in Nederland en/of te [land] , (telkens) opzettelijk een minderjarige, te weten [benadeelde] (geboren op [geboortedatum 2] 2001), die toen de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, heeft onttrokken en/of onttrokken gehouden aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, immers heeft verdachte zonder toestemming van de moeder:
- voornoemde minderjarige overgebracht/meegenomen naar [land] en/of
- voornoemde minderjarige in [land] (vast)gehouden/ondergebracht en aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en/of de invloedssfeer van [betrokkende] gebracht en/of gehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezenverklaard.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting het ten laste gelegde feit bekend. Door of namens hem zijn geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van het hof
Gelet op de bekennende proceshouding van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering, volstaat het hof met de opgave van de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring steunt. [1]
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof van 1 mei 2024 inhoudende: ‘Ik beken het feit zoals dit door de rechtbank bewezen is verklaard’.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] van 20 juni 2017, p. 6-15.
3. Een schriftelijk bescheid, zijnde een Uittreksel Gezagsregister met registerkaartnummer [nummer] inzake de minderjarige [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 2] 2001 te [geboorteplaats 2] .

Bewezenverklaring

De steller van de tenlastelegging heeft de gehele periode waarbinnen [benadeelde] is onttrokken en onttrokken gehouden ten laste gelegd. Aangezien [benadeelde] binnen deze periode 12 jaar is geworden zal het hof de bewezenverklaring in twee gedeeltes opsplitsen. Het deel waarbinnen zij de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt en het deel waarbinnen dat wel het geval was.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 25 februari 2007 tot
en met6 november 2013
te [pleegplaats] , althansin Nederland en
/ofte [land] ,
(telkens)opzettelijk een minderjarige, te weten [benadeelde] (geboren op [geboortedatum 2] 2001), die toen de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, heeft onttrokken en
/ofonttrokken gehouden aan het wettig over haar gesteld gezag
en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, immers heeft verdachte zonder toestemming van de moeder:
- voornoemde minderjarige overgebracht
/meegenomennaar [land] en
/of
- voornoemde minderjarige in [land]
(vast)gehouden
/ondergebrachten aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en
/ofde invloedssfeer van [betrokkende] gebracht en
/ofgehouden.
en
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 6 november 2013 tot en met 2 oktober 2016
te [pleegplaats] , althans in Nederland en/ofte [land] ,
(telkens)opzettelijk een minderjarige, te weten [benadeelde] (geboren op [geboortedatum 2] 2001),
die toen de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt,heeft onttrokken en
/ofonttrokken heeft gehouden aan het wettig over haar gesteld gezag
en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, immers heeft verdachte zonder toestemming van de moeder:
- voornoemde minderjarige overgebracht/meegenomen naar [land] en/of
- voornoemde minderjarige in [land]
(vast)gehouden
/ondergebrachten aldus voornoemde minderjarige buiten het bereik en
/ofde invloedssfeer van [betrokkende]
gebracht en/ofgehouden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over haar gesteld gezag, terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is

en

opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over haar gesteld gezag

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft, gelet op de gezondheidstoestand van verdachte en een positief afgeronde mediationtraject met het slachtoffer, het hof verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Ten aanzien van de gezondheidstoestand van verdachte heeft de verdediging een deel van het medisch dossier van de verdachte aan het hof overgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft voor een periode van meer dan 9 jaar zijn dochter [benadeelde] opzettelijk
onttrokken aan het wettig gezag van de moeder. Alleen de moeder had het wettelijk gezag over [benadeelde] . Ouderlijk gezag is het recht en de plicht van de ouder om zijn of haar kind op te voeden en te verzorgen. Het belang van het kind staat hierin centraal en dat behoort door een ieder te worden gerespecteerd, ook door de vader van [benadeelde] . Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen in juridische zin, maar ook feitelijk het ouderlijk gezag van [benadeelde] doorkruist. Daarmee heeft hij zijn eigen belang boven het belang van zijn dochter geplaatst. Verdachte heeft het belang van [benadeelde] ernstig miskend door haar juist in een kwetsbare leeftijdsfase bij haar moeder weg te halen, zij was destijds nog maar een kind van 5 jaar oud. Haar moeder was voor [benadeelde] een van haar belangrijkste hechtingsfiguren. Kinderen in het algemeen, maar zeker kinderen in de leeftijd van [benadeelde] toen, hebben het grootste belang bij stabiele hechtingsrelaties en continue hechtingsfiguren. Doorbreking van deze relaties levert een groot risico op voor een goede ontwikkeling van kinderen. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij [benadeelde] heeft meegenomen naar [land] , een volstrekt onbekend land voor [benadeelde] met een levensstandaard, die niet te vergelijken is met het leven dat [benadeelde] in Nederland had. [benadeelde] heeft ter terechtzitting van het hof een slachtofferverklaring afgelegd, waarbij ze de gevolgen van het handelen van verdachte op indringende wijze ten gehore heeft gebracht. Zij heeft onder andere verklaard dat ze tegen haar wil in [land] verbleef en daar weinig tot geen vrijheid had. Ze heeft een minder goede schoolopleiding genoten en haar moeder erg gemist. Pas na terugkomst in Nederland heeft zij haar leven weer kunnen oppakken. Toen was [benadeelde] al bijna 15 jaar. Ze vertelt ook dat ze nu weer af en toe contact heeft met haar vader en dat ze niet zou willen dat hij in de gevangenis overlijdt.
Op verzoek van de verdediging heeft het hof op de zitting van 16 augustus 2023 de zaak aangehouden en verwezen voor mediation. Het doel van mediation is dat partijen met elkaar in gesprek gaan over de gebeurtenissen, waarbij zij afspraken kunnen maken die bijdragen aan herstel. Het hof heeft kennis genomen van de Slotovereenkomst na Mediation in Strafzaken d.d. 31 augustus 2023. De verdachte heeft zijn spijt betuigd aan [benadeelde] voor hetgeen haar is overkomen. In de Slotovereenkomst na Mediation is ook opgenomen dat [benadeelde] niet zou willen dat haar vader overlijdt in de gevangenis en dat zij hoopt dat – wanneer hem wel een gevangenisstraf wordt opgelegd – hij af en toe verlof zal krijgen om met haar te kunnen afspreken. Verder hebben verdachte en [benadeelde] afspraken gemaakt voor de toekomst. De ervaring leert dat het doorlopen en succesvol afronden van een mediationtraject zowel een slachtoffer als een verdachte zodanig recht kan doen, wat niet altijd via het reguliere strafrecht kan worden bereikt. Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het mediationtraject.
Het hof heeft bij de strafoplegging ook gelet op ernst van de ten laste gelegde feiten die door de wetgever met hoge gevangenisstraffen worden bedreigd en met de inhoud van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur met zich brengt. Het hof ziet in de gezondheidstoestand van verdachte geen aanleiding om hiervan af te wijken.
Alles afwegende acht het hof uit het oogpunt van vergelding en normhandhaving een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.035,71. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 279, lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.035,71 (vijfduizend vijfendertig euro en eenenzeventig cent) bestaande uit € 35,71 (vijfendertig euro en eenenzeventig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.035,71 (vijfduizend vijfendertig euro en eenenzeventig cent) bestaande uit € 35,71 (vijfendertig euro en eenenzeventig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 60 (zestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 april 2022 (datum indienen vordering).
Aldus gewezen door
mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, voorzitter,
mr. K.J.C. Geeve en mr. M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. Bektaş, griffier,
en op 15 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer: [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden.