Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling van het verzoekDe ontvankelijkheid
De gronden van het wrakingsverzoek
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek
mr. Van Schuijlenburg in het door hem ingestelde hoger beroep betreffen. Het handelen of nalaten van mr. Van Schuijlenburg in een zaak van een kennis van verzoeker kan geen grond voor wraking vormen van mr. Van Schuijlenburg in de zaak van verzoeker, reeds omdat deze zaken niet vergelijkbaar zijn. Dat geldt eveneens voor de door verzoeker gestelde procedurefouten en misstanden betreffende de Wahv. Ook die kunnen geen grond vormen voor wraking van mr. Van Schuijlenburg in de zaak van verzoeker. Niet gebleken is van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat mr. Van Schuijlenburg jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert.
3.De beslissing
13 mei 2024.