ECLI:NL:GHARL:2024:3321

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
21-003742-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag en medicatietrouw

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2002, was betrokken bij een verkeersongeval op 4 april 2022, waarbij hij als bestuurder van een personenauto frontaal in botsing kwam met een ander voertuig. Dit ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de andere bestuurder, die onder andere een gebroken pols en ruggenwervels opliep. De verdachte had op het moment van het ongeval een aandoening waardoor hij de controle over zijn lichaam kon verliezen, en had zijn medicatie tegen epilepsie niet ingenomen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich roekeloos had gedragen door deel te nemen aan het verkeer zonder zijn medicatie, wat leidde tot het ongeval. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en legde een taakstraf van 120 uren op, te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden met een proeftijd van drie jaren. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om zich bewust te zijn van hun medische toestand en de gevolgen daarvan voor hun rijgedrag.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003742-23
Uitspraak d.d.: 14 mei 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 3 augustus 2023 met parketnummer
18-317839-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank, behoudens de mate van schuld. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. L. Klewer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank van 3 augustus 2023 ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een deels andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 4 april 2022 te [pleegplaats] , gemeente [pleeggemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto),op de weg, [weg] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, tijdens het besturen van het motorvoertuig gebruik te maken van zijn, verdachte's telefoon, althans zich bij het besturen zich af te laten leiden door zijn, verdachte's, telefoon, en/of terwijl hij wist dat hij leed aan epileptische aanvallen, in elk geval aan een aandoening waardoor hij de (volledige) controle over zijn lichaam verliest, althans kan verliezen, met dat voertuig te rijden, hebbende hij alstoen aldaar tijdens het rijden ten gevolge van die aandoening de controle over zijn lichaam en dat door hem bestuurde voertuig verloren waardoor dat motorvoertuig een (abrupte) beweging naar links heeft gemaakt, waarna dat motorvoertuig via de middenberm van die weg terecht is gekomen op de rijbaan bestemd voor het hem, verdachte tegemoetkomende verkeer en (frontaal) in botsing is gekomen met een aldaar rijdende personenauto waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols, een gebroken hielbeen en twee gebroken ruggenwervels of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 april 2022 te [pleegplaats] , gemeente [pleeggemeente] , als bestuurder van een voertuig (personenauto), op de weg [weg] tijdens het besturen van het motorvoertuig gebruik heeft van zijn, verdachte's mobiele telefoon, althans zich bij het besturen zich af heeft laten leiden door zijn, verdachte's mobiele telefoon, en/of terwijl hij wist dat hij leed aan epileptische aanvallen, in elk geval aan een aandoening waarbij hij de (volledige) controle over zijn lichaam verloor, met dat voertuig heeft gereden hebbende hij alstoen aldaar tijdens het rijden ten gevolge van die aandoening de controle over zijn lichaam en dat door hem bestuurde voertuig verloren, waardoor dat motorvoertuig een (abrupte) beweging naar links heeft gemaakt, waarna dat motorvoertuig via de middenberm van die weg terecht is gekomen op de rijbaan bestemd voor het hem, verdachte tegemoetkomende verkeer en (frontaal) in botsing is gekomen met een aldaar rijdende personenauto door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Feitenvaststelling
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
De rechtbank heeft het volgende overwogen:
Op 4 april 2022 heeft er een ongeval plaatsgevonden op de weg van de [weg] (het hof leest: [weg] ) in [pleegplaats] . De verdachte reed als bestuurder van een personenauto en is frontaal tegen de personenauto van [slachtoffer] (verder: slachtoffer) aangereden. [2] Ter plaatse is door verbalisanten waargenomen dat verdachte zeer onrustig met zijn lichaam bewoog, onverstaanbare kreten uitschreeuwde, speeksel in zijn mond had en met zijn ogen draaide. Verdachte vertoonde wisselend, onrustig en agressief gedrag en verbalisanten kregen weinig tot geen contact met hem. Door verschillende hulpverleners werd gepoogd verdachte onder controle te houden, dit slaagde pas nadat hem een kalmerend middel werd toegediend. [3]
Na het verkeersongeval heeft de politie ter plaatste onderzoek verricht. Uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat de [weg] (het hof leest: [weg] ) uit twee rijbanen bestaat die van elkaar zijn afgescheiden door een verhoogde middenberm. Verdachte reed op de linkerrijstrook van de noordelijke rijbaan van de [weg] (het hof leest: [weg] ) en het slachtoffer reed op de linker rijstrook van de zuidelijke rijbaan. Op enig moment is verdachte door de middenberm in de richting van de zuidelijke rijbaan gereden waarbij hij op de rijbaan voor hem tegemoet komend verkeer belandde en daarbij de voorzijde van het voertuig van het slachtoffer raakte. Er is geconcludeerd dat het ongeval niet is te wijten aan een technisch gebrek, maar dat de oorzaak gezocht moet worden in een rij- of beoordelingsfout van verdachte, omdat hij niet zoveel mogelijk rechts heeft gereden. [4]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij achter het voertuig van verdachte reed en dat hij zag dat verdachte uit het niets een scherpe bocht naar links maakte en via de middenberm op de tegenovergestelde rijbaan tegen het voertuig van het slachtoffer aanbotste. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij voor het ongeval al eerder, te weten op
25 november 2021, een aanrijding heeft gehad waarbij hij met zijn auto door een onbekende oorzaak in de sloot terecht is gekomen. Aan deze dag heeft verdachte in het geheel geen herinneringen. In het ziekenhuis heeft de arts aangegeven dat het ongeval mogelijk te maken had met epilepsie. Enige tijd later is verdachte ook nog bij hem thuis zonder aanleiding in de douche gevallen. Sinds deze gebeurtenissen staat verdachte onder behandeling in het ziekenhuis in verband met mogelijke epilepsie. [6] Een maand voor het ongeval had verdachte zijn eerste MRI-scan in het ziekenhuis en kreeg toen medicatie tegen epilepsie voorgeschreven. In de maand voorafgaand aan het ongeval slikte hij twee keer per dag het medicijn Levetiracetam. Op 4 april 2022 zou verdachte opnieuw een MRI-scan krijgen waaruit zou moeten blijken of hij al dan niet lijdt aan epilepsie. [7]
Op 17 mei 2022 is door de neuroloog vastgesteld dat verdachte de dag voor zijn insult geen Keppra heeft gehad omdat hij geen tabletten meer had. Door de neuroloog is geconcludeerd dat verdachte opnieuw een insult bij gegeneraliseerde tonisch-klonische epilepsie heeft gehad, waarschijnlijk uitgelokt door therapieontrouw. Daarbij is nogmaals het belang van medicatietrouw besproken. [8]
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij door de aanrijding twee gebroken ruggenwervels en een gecompliceerde polsbreuk aan zijn rechter pols heeft opgelopen. Aan zijn pols moest hij geopereerd worden. [9] De geneeskundige verklaring bevestigt voornoemde en geeft daarbij aan een geschatte duur van genezing van een jaar. [10]
Bewijsoverwegingen
Primair is ten laste gelegd dat verdachte als bestuurder van een motorrijtuig zodanig heeft gereden dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval aanmerkelijk, (zeer) onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden.
Hoewel uit het dossier blijkt dat de telefoon van verdachte op verschillende momenten voor het verkeersongeval is gekanteld, blijkt niet dat verdachte de telefoon op die momenten daadwerkelijk heeft vastgehouden of dat hij hierdoor afgeleid is geweest. De rechtbank zal verdachte op dit punt dan ook partieel vrijspreken.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank dient te beoordelen of het handelen van de verdachte is aan te merken als roekeloos of aanmerkelijk, (zeer) onvoorzichtig en/of onoplettend.
Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in dat voor strafbaarheid ten minste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag in strijd met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen van de rechtbank en overweegt voorts als volgt.
Mate van schuld
Gelet op de verklaringen van verdachte en getuige [getuige] , alsmede de fysieke toestand en het gedrag van verdachte direct na het ongeval, overweegt het hof dat aannemelijk is geworden dat de verdachte ten tijde van de aanrijding op 4 april 2022 met een aandoening kampte waardoor hij de volledige controle over zijn lichaam en de door hem bestuurde personenauto heeft verloren waardoor zijn voertuig een abrupte beweging naar links heeft gemaakt waarna de frontale botsing met het slachtoffer volgde.
Hoewel ten tijde van het ongeval nog niet definitief vaststond dat verdachte leed aan epilepsie, is het hof van oordeel dat verdachte in de periode voorafgaand aan 4 april 2022 wel al wist dat hij leed aan een aandoening waardoor hij de volledige controle over zijn lichaam verliest of kan verliezen. Er waren immers al twee eerdere momenten geweest -op 25 november 2021 en de val in de douche, voorafgaand aan 4 april 2022- waarop hij daadwerkelijk de controle over zijn lichaam is verloren. Dit wist hij en sindsdien stond hij ook onder behandeling in het ziekenhuis vanwege de mogelijke aanwezigheid van de aandoening van epilepsie. Daar komt bij dat verdachte in de maand voorafgaand aan het ongeval medicatie tegen epilepsie voorgeschreven had gekregen en dit tweemaal per dag slikte.
Verdachte was op 4 april 2022 onderweg naar het ziekenhuis voor een MRI-scan die uitsluitsel zou geven over de vermoedens van epilepsie. De dag voor dit ziekenhuisbezoek heeft verdachte zijn medicatie niet ingenomen. Door in een auto te stappen zonder zijn medicatie tegen epilepsie te hebben ingenomen, terwijl hij wist dat de mogelijkheid dan bestaat dat hij de controle over zijn lichaam weer kan verliezen, is naar het oordeel van het hof sprake van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.
De rechtbank heeft verder het volgende overwogen:
De verdachte had zich moeten realiseren dat hij door zijn aandoening een gevaar was voor zichzelf en voor anderen door zonder zijn voorgeschreven medicatie te gebruiken in een auto te gaan deelnemen aan het verkeer. De rechtbank volgt de verdachte niet in zijn verklaring dat hij nooit is gewezen op het belang van het tijdig en consequent blijven slikken van zijn voorgeschreven medicatie. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat dit belang zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen, zoals te weten op thuisarts.nl is te achterhalen. Bovendien heeft de neuroloog op 18 mei 2022 geschreven dat nogmaals het belang van medicatietrouw is besproken. De rechtbank ziet hier eveneens een aanwijzing in dat het belang van medicatie al op een eerder moment met verdachte is besproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte, gelet op hetgeen hij op dat moment wist omtrent zijn medische situatie, serieus rekening moest houden met het optreden van zijn aandoening waardoor hij de volledige controle over zijn lichaam verliest of kon verliezen, zoals dit zich ook tijdens het verkeersongeval heeft voorgedaan. Gelet op de wetenschap van zijn medische situatie en de consequenties van het niet innemen van de voorgeschreven medicatie, is het onverantwoord en onaanvaardbaar om als bestuurder van een personenauto deel te nemen aan het verkeer. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van verontschuldigbare onmacht.
Aard van het letsel
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en de aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Gelet op de aard van het letsel bij het slachtoffer, namelijk een gebroken pols en twee gebroken ruggenwervels alsmede de geschatte genezingsduur van een jaar, is de rechtbank van oordeel dat het letsel dient te worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW.
Dubbele causaliteit
Uit het voorgaande volgt voorts dat het verdachte is die het verkeersongeval heeft veroorzaakt en dat als gevolg van dat ongeval het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen van de rechtbank.
Gelet op het bovenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht het hof het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 4 april 2022 te [pleegplaats] , als bestuurder van een personenauto, op de weg, [weg] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig, terwijl hij wist dat hij leed aan een aandoening waardoor hij de volledige controle over zijn lichaam kan verliezen, met dat voertuig te rijden, hebbende hij alstoen aldaar tijdens het rijden ten gevolge van die aandoening de controle over zijn lichaam en dat door hem bestuurde voertuig verloren waardoor dat motorvoertuig een abrupte beweging naar links heeft gemaakt, waarna dat motorvoertuig via de middenberm van die weg terecht is gekomen op de rijbaan bestemd voor het hem, verdachte tegemoetkomende verkeer en frontaal in botsing is gekomen met een aldaar rijdende personenauto waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols en twee gebroken ruggenwervels werd toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een verkeersongeluk veroorzaakt waarbij hij frontaal tegen een ander voertuig is gebotst. Op verkeersdeelnemers rust een zorgplicht en verdachte is in dit opzicht tekort geschoten in zijn verkeersgedrag. Het verwijt dat verdachte vooral te maken valt, is dat hij als bestuurder van een personenauto aan het verkeer is gaan deelnemen, terwijl hij wist dat hij leed aan een aandoening waardoor hij de controle over zijn lichaam kan verliezen. Door op 4 april 2022 in zijn auto te stappen, wetende dat hij zijn medicatie de dag ervoor niet had ingenomen en wetende wat de mogelijke gevolgen daarvan kunnen zijn, heeft het ongeval kunnen gebeuren waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 26 maart 2024. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof houdt tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij door het ongeval deels verlamd is geraakt aan zijn rechterzij. Verdachte woont bij zijn broer, werkt als BHV’er en heeft de opleiding tot beveiliger bijna afgerond. Hij heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk en opleiding.
Bij de strafoplegging heeft het hof ook gekeken naar het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) dat ziet op artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld is een onvoorwaardelijke taakstraf van honderdtwintig uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van zes maanden.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van honderdtwintig uren, te vervangen door zestig dagen hechtenis, een passende afdoening. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal het hof hem in plaats van een onvoorwaardelijk rijontzegging, een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren. De voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid dient tevens als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit en hem ervan te doordringen voorzichtig te zijn in het verkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 14 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met proces-verbaalnummer PL0100-2022159864, gesloten op 10 november 2022.
2.Pagina’s 61, 62 en 63.
3.Pagina’s 13 en 15.
4.Pagina’s 88 en 95.
5.Pagina’s 21 en 22.
6.Pagina 43 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2023.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juli 2023.
8.Pagina 49.
9.Pagina’s 30 en 32.
10.Pagina 35.