ECLI:NL:GHARL:2024:331

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.329.030
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen zorgregeling voor minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor drie minderjarige kinderen, [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3], van wie de ouders in een geschil verwikkeld zijn. De vader en de moeder zijn het niet eens over de zorg- en vakantieregeling die door de rechtbank Midden-Nederland is vastgesteld in een eerdere beschikking van 5 april 2023. De vader heeft in hoger beroep verzocht om een wijziging van de zorgregeling, terwijl de moeder in incidenteel hoger beroep is gekomen met haar eigen verzoeken. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de minderjarige [de minderjarige1] op 27 november 2023 met een van de raadsheren heeft gesproken over zijn wensen. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 november 2023 waren beide ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat de kinderen onder toezicht staan van de GI. De rechtbank had eerder een zorgregeling vastgesteld die de vader en de kinderen betrof, maar de vader heeft aangevoerd dat deze regeling te onrustig is voor de kinderen. De moeder heeft verweer gevoerd en benadrukt dat de zorgregeling voor alle kinderen gelijk moet zijn. Het hof heeft de grieven van beide partijen gezamenlijk beoordeeld en heeft besloten dat de zorgregeling voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] wordt aangepast, terwijl voor [de minderjarige1] een opbouw in het contact met de vader zal plaatsvinden onder regie van de GI. De vakantieregeling is ook vastgesteld, met als doel dat uiteindelijk dezelfde regeling voor alle kinderen geldt. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze de zorg- en vakantieregeling betreft en heeft een nieuwe regeling vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.329.030
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 506510 en 530153)
beschikking van 16 januari 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.P. van Stralen te Utrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.C. Rosier te Amsterdam.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 5 april 2023, uitgesproken onder zaaknummers 506510 en 530153. Het principaal hoger beroep en het incidenteel hoger beroep zien uitsluitend op de beslissingen die in die beschikking zijn genomen in de zaak met zaaknummer 506510. De beschikking wordt hierna ook de ‘bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 juni 2023;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties; en
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties.
Namens de moeder is op 24 november 2023 één productie ingediend. De vader heeft op de mondelinge behandeling er bezwaar tegen gemaakt dat deze productie wordt betrokken in de beoordeling, omdat de productie te laat is ingediend. Het hof heeft daarop beslist dat deze productie buiten beschouwing wordt gelaten, omdat deze buiten de tien-dagen termijn is ingediend.
2.2
De minderjarige [de minderjarige1] heeft op 27 november 2023 met één van de raadsheren gesproken en zijn mening gegeven over de verzoeken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 28 november 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door mr. Van Stralen;
- de moeder, bijgestaan door mr. Rosier;
- twee vertegenwoordigers van de GI; en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 in [woonplaats1] (hierna te noemen: [de minderjarige1] );
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014 in [woonplaats1] ; en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2016 in [woonplaats1] .
3.2
De ouders oefenen samen het gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
3.3
De kinderen zijn op 8 april 2021 onder toezicht gesteld van de GI. De
ondertoezichtstelling is voor het laatst verlengd op 19 december 2023 en loopt tot 8 juni 2024.

4.De procedure bij de rechtbank

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer als volgt beslist:
“(…)
4.2.
stelt de volgende zorgregeling tussen [de minderjarige1] en de man vast:
[de minderjarige1] verblijft bij de man:
- drie keer iedere woensdag van 13.15 tot 14.45 uur onder begeleiding;
- daarna drie keer iedere donderdag uit school tot voor het eten, waarbij [de minderjarige2]
en [de minderjarige3] aanwezig zijn, waarbij de man de kinderen uit school ophaalt en de
vrouw alle drie de kinderen voor etenstijd bij de man ophaalt. De gezinsvoogd
beslist of op deze momenten begeleiding aanwezig moet zijn voor [de minderjarige1] ;
- daarna drie keer iedere donderdag uit school tot 19.30 uur (na het eten), waarbij
[de minderjarige2] en [de minderjarige3] aanwezig zijn, waarbij de man de kinderen uit school ophaalt
en de vrouw alle drie de kinderen bij de man ophaalt;
- als de gezinsvoogd vindt dat voornoemde contactmomenten goed gaan, zal [de minderjarige1] een dagdeel in de veertien dagen – in het weekend dat [de minderjarige2] en [de minderjarige3] bij de man zijn – ook bij de man verblijven, waarbij de vrouw [de minderjarige1] naar de man brengt en de vrouw [de minderjarige1] bij de man ophaalt. De tijden worden in samenspraak met de gezinsvoogd gepland en uitgebreid. Voor [de minderjarige1] wordt toegewerkt naar dezelfde zorgregeling die geldt tussen de man en [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ;
4.3.
stelt de volgende zorgregeling tussen [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en de man vast:
[de minderjarige2] en [de minderjarige3] verblijven bij de man:
- eens in de veertien dagen van vrijdag uit schooi tot maandag naar school, waarbij
de man [de minderjarige2] en [de minderjarige3] uit school ophaalt en hen weer naar school brengt. Als er op de maandag geen school is, dan brengt de man [de minderjarige2] en [de minderjarige3] om 8.30 uur terug naar de vrouw;
- [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verblijven iedere donderdag uit school tot 19.30 uur bij de man, waarbij de man [de minderjarige2] en [de minderjarige3] uit school ophaalt en de man hen terugbrengt bij de vrouw. Hierbij geldt dat als [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] op de donderdag samen bij de man zijn zij op hetzelfde tijdstip terug worden gebracht bij de vrouw zoals onder de regeling voor [de minderjarige1] is vermeld;
- in de voorjaarsvakantie: in de oneven jaren;
- in de meivakantie: de eerste week in de even jaren en de tweede week in de oneven jaren;
- in de zomervakantie: in de even jaren gedurende de weken 1, 2 en 5 en in de oneven jaren gedurende de weken 3, 4 en 6;
- in de herfstvakantie: in de even jaren;
- in de kerstvakantie: even jaren de eerste week en oneven jaren de tweede week;
- waarbij de vakanties van een week ingaan op vrijdagmiddag (uit school) en
eindigen op maandagochtend (naar school), waarbij de ouder bij wie de kinderen
tijdens de vakantie gaan verblijven de kinderen ophalen en terugbrengen. Voor de vakanties van twee weken of meer geldt dat partijen de kinderen op zaterdag om 18.30 uur wisselen. De ouder bij wie de kinderen verblijven, brengt de kinderen naar de andere ouder;
(…)”
4.2
De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De procedure bij het hof

5.1
De vader en de moeder zijn het allebei niet eens met de beslissingen van de rechtbank over de zorg- en vakantieregeling.
5.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof onderdelen 4.2 en 4.3 van de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
“(…)
1.
Een zorgregeling vast te stellen waarbij tussen vader en de minderjarigen, [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verblijven iedere donderdag na school tot na het eten en om de week van donderdag na school tot maandagochtend bij hun vader.
2.
Een zorgregeling vast te stellen waarbij tussen vader en de minderjarige [de minderjarige1] er sprake is van de volgende opbouwregeling. Direct na de door het Hof te nemen beschikking, ziet het contact tussen vader en [de minderjarige1] er als volgt uit:
-Week 1 [de minderjarige1] wordt gebracht door moeder en komt met [naam1] en de man iets drinken in een restaurant
-Week 2 [de minderjarige1] wordt gebracht door moeder en komt met [naam1] en de man ergens iets dineren.
-Week 3 [de minderjarige1] wordt gebracht door moeder en komt een hapje eten.
Locatie is het bergpaviljoen in [woonplaats1] . [de minderjarige1] wordt aan tafel gezet door moeder en [naam1] en de man voegen in.
Moeder rijdt weg.
-Week 4 tot 6 [naam1] begeleidt de meiden en [de minderjarige1] .
-Week 7 [naam1] zal evalueren met de GI
-Week 8 [de minderjarige1] komt in het weekend alleen zoals aangegeven in de beschikking. [naam1] en vader zorgen voor een fijne tijd. Dit begint met 2 uur en bouwt op naar 4 uur.
- week 9: [de minderjarige1] komt er structureel donderdag bij zoals besproken en in het weekend 4 uur.
-Week 10 evalueren met [naam2] hoe verder.
3.
Voor alle kinderen geldt dat de vakanties en feestdagen door ouders bij helfte worden verdeeld, zoals door de rechtbank al voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] is bepaald:
- in de voorjaarsvakantie: in de oneven jaren;
- in de meivakantie: de eerste week in de even jaren en de tweede week in de oneven jaren;
- in de zomervakantie: in de even jaren gedurende de weken 1, 2 en 5 en in de oneven jaren gedurende de weken 3, 4 en 6;
- in de herfstvakantie: in de even jaren;
- in de kerstvakantie: even jaren de eerste week en oneven jaren de tweede week;
- waarbij de vakanties van een week ingaan op vrijdagmiddag (uit school) en eindigen op maandagochtend (naar school), waarbij de ouder bij wie de kinderen tijdens de vakantie gaan verblijven de kinderen ophalen en terugbrengen. Voor de vakanties van twee weken of meer geldt dat partijen de kinderen op zaterdag om 18.30 uur wisselen.
4.
De ouder bij wie de kinderen verblijven, brengt de kinderen naar de andere ouder.
(…)”
5.3
De moeder voert verweer in het principaal hoger beroep. De moeder is op haar beurt met vier grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. Zij verzoekt het hof onderdelen 4.2 en 4.3 van de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende een zorgregeling vast te stellen:
“(…)
1. waarbij de kinderen iedere donderdag uit school naar de man gaat zolang dat
nodig is onder begeleiding van [naam3] ;
2. waarbij alle kinderen op donderdag om 18.30 uur teruggaan naar de vrouw;
3. de zorgregeling voor alle kinderen als volgt op te bouwen:
- om de week in de even weken gaan twee kinderen samen naar de man op de
zaterdag van 8.30 uur tot 16.00 uur, de eerste keer [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , de keer
daarop [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en de keer daarop [de minderjarige1] en [de minderjarige3] ;
- als dit goed gaat kan worden uitgebreid met een nacht van zaterdag 8.30 uur tot
zondag 16.00 uur, de eerste keer [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , de keer daarop [de minderjarige2] en
[de minderjarige3] en de keer daarop [de minderjarige1] en [de minderjarige3] ;
- als dit goed gaat kan worden uitgebreid met de vrijdag, waarbij de kinderen uit
school naar de man gaan tot zondag 16.00 uur, de eerste keer [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ,
de keer daarop [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en de keer daarop [de minderjarige1] en [de minderjarige3] ;
- als dit goed gaat kan worden uitgebreid tot maandagochtend naar school of 8.30
uur voor alle kinderen;
4. een vakantieregeling op te leggen, waarbij de kinderen in de:
- voorjaarsvakantie in de oneven jaren bij de man zijn;
- meivakantie bij de vrouw zijn;
- zomervakantie in de even jaren week 1 en 2 bij de man zijn en in de oneven jaren
week 5 en 6 bij de man zijn, waarbij de kinderen op zaterdag om 12.00 uur worden
gewisseld;
- Herfstvakantie in de even jaren bij de man zijn;
- Kerstvakantie in de even jaren week 1 bij de man zijn, de oneven jaren week 2 bij
de man zijn.
5. op het moment dat alle kinderen structureel tegelijk naar de man gaan kan de
vakantieregeling als bepaald door de rechtbank worden opgelegd met dien
verstande dat de wisseling bij de vakanties langer dan een week plaatsvinden op
de zaterdag om 12.00 uur.
(…)”
5.4
De vader voert hiertegen verweer en hij vraagt het hof de verzoeken van de moeder af te wijzen.
5.5
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

6.De motivering van de beslissing

Wat staat er in de wet?
6.1
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, waaronder een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken.
Wat vindt de vader?
6.2
De vader voert aan dat de raad aan de rechtbank heeft geadviseerd om voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] een zorgregeling vast te stellen waarbij zij de ene week op donderdag na school tot na het eten bij de vader verblijven en de andere week van donderdag na school tot maandagochtend. De vader heeft de rechtbank verzocht om dit advies over te nemen. De rechtbank is echter zonder motivering van dit advies afgeweken. In de bestreden beschikking is namelijk opgenomen dat [de minderjarige2] en [de minderjarige3] iedere donderdag uit school tot na het eten bij de vader verblijven en om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school. Deze regeling is te onrustig voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , aldus de vader. Op donderdag is de tijd voor de kinderen te kort om bij de vader te landen; zij wachten met hun jas aan totdat zij weer naar de moeder gaan.
Hoewel de rechtbank voor [de minderjarige1] een zorgregeling heeft vastgesteld, heeft de vader al sinds eind 2022 geen contact met hem. Het is de GI niet gelukt om een professioneel begeleider te vinden die daarbij aanwezig kan zijn. De vader stelt daarom voor om zijn partner [naam1] , die kindertherapeut is, als begeleider bij de zorgregeling te betrekken. De zorgregeling gaat dan in ieder geval van start. Als het contact goed verloopt, kan de zorgregeling verder uitgebouwd worden.
Wat vindt de moeder?
6.3
De moeder vindt uitbreiding van de zorgregeling tussen [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en de vader zonder uitbreiding van het contact tussen [de minderjarige1] en de vader niet in het belang van de drie kinderen. Deze ongelijkheid zet de verhouding tussen de kinderen onder druk. Het doet de moeder en [de minderjarige1] pijn dat de vader voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] uitbreiding van de zorgregeling vraagt, maar voor [de minderjarige1] niet. De moeder wil het liefst dat de kinderen alle drie tegelijkertijd naar de vader gaan. De moeder wil proberen dat onbegeleid te doen. Als de zorgregeling voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] tijdelijk verminderd wordt, kan [de minderjarige1] daarbij aansluiten. De kinderen trekken dan echt met elkaar op en krijgen zo de kans om ook bij de vader een gezin te vormen.
Anders dan de vader stelt, heeft de rechtbank wel gemotiveerd waarom is afgeweken van het raadsadvies. De rechtbank heeft namelijk overwogen dat het ongemakkelijk kan zijn als [de minderjarige1] op donderdag eerder dan zijn zussen terug moet naar de moeder. Daarom heeft de rechtbank beslist dat alle drie de kinderen op hetzelfde tijdstip terug naar de moeder gaan, aldus de moeder.
Als er een begeleide zorgregeling voor [de minderjarige1] komt, dan zou [naam3] de begeleiding moeten doen, en niet de partner van de vader. [de minderjarige1] wil namelijk alleen [naam3] als begeleider.
De moeder voert verder aan dat, anders dan de rechtbank heeft beslist, het contact tussen de vader en [de minderjarige1] buiten schooltijd moet plaatsvinden. Na een tijd thuis te hebben gezeten, gaat [de minderjarige1] namelijk sinds september 2023 weer naar school. Het is daarom belangrijk dat hij – zonder uitzondering – elke dag naar school kan gaan.
De moeder is het niet eens met de vakantieregeling, zoals die door de rechtbank is vastgesteld. Als er geen structurele uitbreiding van de zorg- en vakantieregeling voor [de minderjarige1] is, kan die er ook niet zijn voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . Het is niet goed als [de minderjarige1] – bij twaalf vakantieweken per jaar – zes weken zonder zijn zusjes zou zijn, aldus de moeder. Op de mondelinge behandeling heeft de moeder tegen het hof gezegd dat, als het verzoek zoals zij dat heeft gedaan niet wordt toegewezen, zij er mee instemt dat de zomervakantie zo wordt verdeeld dat de kinderen drie achtereenvolgende weken bij een van de ouders zijn.
Wat adviseert de raad?
6.4
De raad heeft op de mondelinge behandeling aan het hof geadviseerd om de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige1] en de vader en [de minderjarige2] en [de minderjarige3] niet gelijk te trekken. Er is namelijk een verschil tussen de kinderen. De zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige2] en [de minderjarige3] loopt goed, terwijl er tussen de vader en [de minderjarige1] op dit moment geen contact is. De problematiek in de verhouding tussen de vader en [de minderjarige1] was de reden dat de zorgregeling voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] enerzijds en [de minderjarige1] anderzijds uit elkaar werd gehaald. Het tijdelijk verminderen van het contact tussen de meisjes en de vader zou alleen maar tot verwijdering leiden. De raad adviseert om [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , zoals ook aan de rechtbank is geadviseerd, de ene week op donderdag en de andere week van donderdag uit school tot maandag naar school bij de vader te laten verblijven.
Voor [de minderjarige1] moet er weer een opbouw in het contact komen. De raad vindt dat de GI met [de minderjarige1] in gesprek moet gaan omdat hij tegen de GI heeft gezegd dat hij geen contact met de vader wil, terwijl hij bij het kindgesprek aan het hof heeft verteld dat hij wel contact wil met de vader. De GI moet, na het gesprek met [de minderjarige1] , bepalen hoe de zorgregeling opgebouwd wordt en of en hoe deze begeleid wordt. De raad geeft de GI in overweging om de begeleiding (een aantal maal) zelf te doen. Het doel is om toe te werken naar een zelfde zorgregeling voor [de minderjarige1] als voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , als dat mogelijk is, aldus de raad.
Wat vindt de GI?
6.5
De GI heeft op de mondelinge behandeling verteld dat zij verbaasd was dat [de minderjarige1] tijdens het kindgesprek aan het hof heeft verteld dat hij naar de vader wil. [de minderjarige1] zegt namelijk steeds tegen de GI dat hij geen contact met de vader wil. Maar, als [de minderjarige1] zegt dat hij met zijn zusjes bij de vader wil zijn, dan kan de GI zich vinden in het advies van de raad. [de minderjarige1] zou bijvoorbeeld op de donderdagen – als [de minderjarige2] en [de minderjarige3] bij de vader zijn – daar kunnen aansluiten, aldus de GI.
Het oordeel van het hof
6.6
Het hof zal – in navolging van het advies van de raad – vaststellen dat [de minderjarige2] en [de minderjarige3] de ene week van donderdag na school tot maandagochtend naar school en de andere week op donderdag na school tot na het eten bij de vader verblijven. Het hof vindt deze regeling voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] rustiger dan die door de rechtbank is vastgesteld. Het hof vindt het niet in het belang van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] om de zorgregeling (tijdelijk) te beperken. De zorgregeling tussen de vader en de meisjes verloopt goed. Door geen van de partijen is gesteld dat dat niet zo is. Een (tijdelijke) beperking van de zorgregeling kan leiden tot verwijdering tussen de vader en [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . Daar zou niemand mee geholpen zijn, ook [de minderjarige1] niet.
Voor [de minderjarige1] is de situatie echt nog anders dan voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . Waar de meisjes iedere week contact hebben met de vader, hebben [de minderjarige1] en de vader elkaar al meer dan een jaar niet gezien. Het hof vindt het voor [de minderjarige1] wel van belang dat hij weer contact krijgt met de vader. Het hof zal bepalen dat de GI hierin de regie krijgt. Het is aan de GI om te bepalen of er begeleiding plaatsvindt en door wie die wordt geboden. Het hof vindt het van belang dat, zoals door de GI op de mondelinge behandeling is toegezegd, de begeleiding de eerste paar keren door de GI zelf wordt gedaan. Het hof vindt het ook van belang dat – zoals de moeder heeft betoogd – de zorgregeling buiten de schooltijd van [de minderjarige1] wordt opgebouwd. [de minderjarige1] gaat weer naar school en hij heeft aan het hof verteld dat hij het op school naar zijn zin heeft en dat het goed gaat. Het hof vindt het belangrijk dat [de minderjarige1] deze positieve wending kan vasthouden. Het doel is dat voor [de minderjarige1] uiteindelijk dezelfde zorgregeling gaat gelden als die voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] geldt.
Het hof zal voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] de vakantieregeling vaststellen, zoals door de rechtbank in de bestreden beschikking is opgenomen, met dien verstande dat de kinderen in de zomervakantie drie weken aaneengesloten bij de vader dan wel de moeder zijn. Ook bij de vakantieregeling is het doel dat voor [de minderjarige1] uiteindelijk dezelfde regeling gaat gelden als voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . De GI heeft hierin de regie.

7.De slotsom

Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover deze de beslissingen onder 4.2 en 4.3 betreft, vernietigen en beslissen als volgt.

8.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 5 april 2023, voor zover deze de beslissingen onder 4.2 en 4.3 betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de volgende zorgregeling vast:
- [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verblijven de ene week van donderdag na school tot maandagochtend naar school bij de vader, waarbij de vader [de minderjarige2] en [de minderjarige3] uit school ophaalt en hen weer naar school brengt. Als er op de maandag geen school is, dan brengt de vader [de minderjarige2] en [de minderjarige3] om 8.30 uur terug naar de moeder;
- [de minderjarige2] en [de minderjarige3] verblijven de andere week op donderdag na school tot 19.30 uur bij de vader, waarbij de vader [de minderjarige2] en [de minderjarige3] uit school ophaalt en de vader hen terugbrengt bij de moeder;
- voor [de minderjarige1] wordt de zorgregeling onder regie van de GI opgebouwd, waarbij het doel is dat voor hem dezelfde zorgregeling gaat gelden als voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] . De GI bepaalt of en door wie de zorgregeling begeleid wordt;
stelt de volgende vakantieregeling vast:
[de minderjarige2] en [de minderjarige3] verblijven bij de vader:
- in de voorjaarsvakantie: in de oneven jaren;
- in de meivakantie: de eerste week in de even jaren en de tweede week in de oneven jaren;
- in de zomervakantie: in de even jaren de eerste drie weken en in de oneven jaren de laatste drie weken;
- in de herfstvakantie: in de even jaren;
- in de kerstvakantie: even jaren de eerste week en oneven jaren de tweede week;
- waarbij de vakanties van een week ingaan op vrijdagmiddag (uit school) en eindigen op maandagochtend (naar school), waarbij de ouder bij wie de kinderen tijdens de vakantie gaan verblijven de kinderen ophaalt en terugbrengt. Voor de vakanties van twee weken of meer geldt dat partijen de kinderen op zaterdag om 18.30 uur wisselen. De ouder bij wie de kinderen verblijven, brengt de kinderen naar de andere ouder;
- voor [de minderjarige1] wordt de vakantieregeling onder regie van de GI opgebouwd, waarbij het doel is dat voor hem dezelfde vakantieregeling gaat gelden als voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K. Mans en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door de griffier, en is op 16 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.