ECLI:NL:GHARL:2024:3292

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
21-002632-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsgeweld met vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar veroordeling voor openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 2006, was betrokken bij een geweldsincident op 15 januari 2022, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. De verklaringen van getuigen werden als onbetrouwbaar beoordeeld, en het hof concludeerde dat de verdachte niet de intentie had om de dood van het slachtoffer te veroorzaken.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor openlijke geweldpleging, omdat hij een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Het hof oordeelde dat de verdachte, hoewel zijn rol beperkt was, toch verantwoordelijk was voor het geweld dat tegen het slachtoffer werd gepleegd. De opgelegde straf bestond uit een werkstraf van 60 uren en 30 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was aan het handelen dat de schade had veroorzaakt.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling en het feit dat hij niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van openlijke geweldpleging en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002632-23
Uitspraak d.d.: 8 mei 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 17 mei 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-032216-22 en 08-058018-22, tegen

[verdachte] ,

geboren te [plaats] op [geboortedag] 2006,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • bevestiging van het vonnis van de rechtbank;
  • veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde tot een jeugddetentie van één dag, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een werkstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen jeugddetentie waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 1.947,96, deze te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. C. Verrillo, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep gericht is:
  • verdachte veroordeeld ter zake van het tenlastegelegde tot een jeugddetentie van één dag, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een werkstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen jeugddetentie waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
  • het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven;
  • de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toegewezen tot een bedrag van
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 08-032216-22:
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te [pleegplaats] , [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of een arm om die [slachtoffer] heen heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer] in de buik, althans op/tegen het lichaam heeft/hebben getrapt (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) met geschoeide voet in het gezicht, athans op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben getrapt en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te [pleegplaats] , [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of een arm om die [slachtoffer] heen heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer] in de buik, althans op/tegen het lichaam heeft/hebben getrapt (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) met geschoeide voet in het gezicht, athans op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben getrapt en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 januari 2022 te [pleegplaats] , [gemeente] openlijk, te weten, op/aan het [locatie 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door meermalen, athans eenmaal, (met kracht)
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of een arm om die [slachtoffer] heen te slaan en/of
- die [slachtoffer] in de buik, althans op/tegen het lichaam te trappen (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of
- die [slachtoffer] (vervolgens) met geschoeide voet in het gezicht, athans op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen;
zaak met parketnummer 08-058018-22:
hij op of omstreeks 05-02-2022 te [pleegplaats] , [gemeente] openlijk, te weten, op of aan de [locatie 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij] door met dat opzet meermalen, althans eenmaal
- achter die [benadeelde partij] aan te rennen en/of (daarbij) te filmen (met een mobiele telefoon) en/of (daarbij) te roepen/schreeuwen: "houw hem houw hem hey" en/of "pomp die man broer, pomp die man broer", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde partij] (met kracht) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- die [benadeelde partij] (met kracht) (met geschoeide voet) in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen (toen die [benadeelde partij] op de grond lag).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot zaak met parketnummer 08-032216-22

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Hiertoe heeft hij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] afgelegd bij de politie niet betrouwbaar zijn en dat zij bij de raadsheer-commissaris expliciet terug zijn gekomen op hetgeen zij eerder hebben verklaard en duidelijk en geloofwaardig hebben uitgelegd hoe zij eerder tot leugenachtige verklaringen zijn gekomen. [getuige 3] is de enige getuige, die naast verdachte zelf, heeft verklaard dat verdachte wat heeft gedaan. De getuigen [getuige 4] , [getuige 2] , [getuige 5] en [getuige 6] hebben bij de raadsheer-commissaris allen verklaard dat zij verdachte niet iets hebben zien doen en zij hebben ook allen verklaard over dat het daar erg donker was. Doordat het donker was, was het voor de getuigen niet goed zichtbaar wat er precies gebeurde. Dat er samen en gelijktijdig met anderen tegen het lichaam en hoofd van aangever is geschopt kan niet worden vastgesteld.
Verdachte had geen voorwaardelijk opzet op de dood van aangever [slachtoffer] . Zijn handelingen zouden immers nooit tot de dood van aangever dan wel zwaar lichamelijk letsel bij aangever hebben kunnen leiden en voorts kan niet worden vastgesteld dat hij de aanmerkelijke kans op dat gevolg zou hebben aanvaard. Van opzet op deelneming, een intensieve samenwerking, blijkt niet.
Ten hoogste kan een bewezenverklaring volgen van het meer subsidiair tenlastegelegde, aldus de raadsman.
Het oordeel van het hof
Betrouwbaarheid van de in het onderzoek afgelegde verklaringen
Het hof stelt voorop dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] (als anonieme getuige) bij de politie zeer belastende verklaringen voor verdachte hebben afgelegd.
Bij de raadsheer-commissaris heeft [getuige 2] verklaard dat zij zich niet meer kan herinneren of verdachte erbij was en dat zij niets kan verklaren over zijn rol. Voorts heeft zij verklaard dat [getuige 1] (
het hof begrijpt: getuige [getuige 1]) op school werd gebeld door de politie en dat zij haar telefoon op luidspreker had staan. Zij konden alle vragen horen. Daarna zei [getuige 1] dat zij ongeveer hetzelfde moesten verklaren. [getuige 2] werd onder druk gezet dat zij hetzelfde moest verklaren als de anderen. Zij heeft bij de raadsheer-commissaris voorts verklaard dat op het gedeelte waar de vechtpartij was, het pikkedonker was waardoor je niet goed kon zien wat er gebeurde.
Getuige [getuige 1] heeft bij de raadsheer-commissaris verklaard dat zij van een paar meisjes een telefoon in haar handen kreeg gedrukt en dat zij zeiden dat zij een aantal namen moest noemen. De politie was aan de lijn. Ze waren met 10 tot 15 personen toen zij door de politie werd gebeld. Zij heeft bij de raadsheer-commissaris voorts verklaard dat zij verdachte niet kent en ook niet weet wie hij is. Zij heeft de naam van verdachte genoemd omdat deze naam door een andere persoon uit haar groep werd genoemd. Zij wilde de telefoon niet, maar werd door de groep onder druk gezet. Zij heeft de vechtpartij niet met eigen ogen gezien.
Het hof constateert dat voornoemde getuigen bij de raadsheer-commissaris op een aantal essentiële punten zijn teruggekomen op hun eerdere verklaringen zoals afgelegd bij de politie. Hieruit volgt dat er overleg heeft plaatsgevonden en dat de verklaringen op elkaar zijn afgestemd en hen werd verteld om de naam van verdachte te noemen, terwijl [getuige 2] het zich niet meer kan herinneren en [getuige 1] verdachte niet kent. Het hof acht hun verklaringen daarom niet voldoende betrouwbaar en zal deze niet tot het bewijs bezigen.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige [getuige 3] overweegt het hof als volgt.
Getuige [getuige 3] heeft bij de politie verklaard dat zij zag dat een groep van 5 of 7 jongens aangever begonnen te slaan en te schoppen. [getuige 5] en een jongen die zij niet kent hadden hier het grootste aandeel in. Aangever werd op zijn hoofd en in zijn buik getrapt en geslagen. [getuige 3] zag dat ook verdachte tegen aangever trapte en sloeg.
Bij de raadsheer-commissaris heeft zij in eerste instantie verklaard dat alle jongens aangever tegen zijn hoofd hebben geslagen en geschopt en dat verdachte dat dus ook heeft gedaan. Vervolgens is haar voorgehouden dat zij dit niet bij de politie heeft verklaard. Hierop heeft zij verklaard dat het twee jaar geleden is en dat als zij dat toen heeft verklaard, dat dan wel zo zal zijn en dat de jongens misschien niet allemaal op het hoofd getrapt en geschopt hebben, maar ze hebben wel allemaal geschopt en geslagen. Zij heeft desgevraagd verklaard dat alle jongens een capuchon op hadden.
Het hof is van oordeel dat met de verklaringen van getuige [getuige 3] behoedzaam omgegaan dient te worden. Het hof kan op grond van haar verklaring niet met voldoende zekerheid vaststellen welke geweldshandelingen door wie zijn verricht. Het hof zal daarom deze verklaringen slechts gebruiken voor het bewijs voor zover deze voldoende steun vinden in ander bewijs.
Vrijspraak poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling
Het hof stelt voorop dat betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Een vooropgezet plan hoeft aan het medeplegen niet ten grondslag te liggen, want medeplegen kan ook als een opwelling uit de situatie voortspruiten en zelfs stilzwijgend plaatsvinden. Ook is niet nodig dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan de bewuste en nauwe samenwerking onder meer blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol van de verdachte in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict en het belang daarvan, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. In dit opzicht kan ook de aard van het delict een rol spelen.
Verder is van belang dat niet is vereist dat iedere medepleger exact op de hoogte is van de bijdragen van de andere medepleger(s) aan het strafbare feit. Wel dient er bij de medepleger sprake te zijn van een zogenoemd 'dubbel' opzet dat zowel ziet op het tot stand brengen van het feit als op de samenwerking met de andere dader of daders.
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter zitting van het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de avond van 15 januari 2022 omstreeks 21:30 uur bevond aangever [slachtoffer] zich samen met een vriend bij basisschool [school] aan het [locatie 1] in [pleegplaats] . Daar liep een groep jongens op aangever af. Aangever werd kort hierna getrapt door [getuige 5] . Door de trap viel aangever achterover op de grond. Aangever weet nog dat [getuige 5] en [getuige 6] op hem in hebben geslagen en hem hebben geschopt en hij heeft van [naam 1] gehoord dat hij toen op de grond lag. Volgens aangever werd hij wel een kwartier lang geslagen en getrapt op zijn hoofd. Aangever heeft alleen gezien dat [getuige 5] en [getuige 6] op hem begonnen in te slaan en te schoppen. Daarna heeft hij niks meer gezien omdat hij zijn armen voor zijn hoofd heeft gehouden om zijn gezicht zoveel mogelijk te beschermen en zich klein probeerde te maken. Hij heeft geschreeuwd van de pijn totdat hij buiten bewustzijn raakte.
Verdachte heeft zowel bij rechtbank als bij het hof verklaard dat hij, toen aangever op de grond lag, hem twee stompen in zijn maag en een schop onder zijn kont heeft gegeven. Vervolgens sprongen meer jongens erop. Toen kwam een vriend van verdachte, [getuige 4] , en is verdachte bij hem achterop de fiets gesprongen en weggegaan.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij geschreeuw hoorde en dat hij in die richting is gegaan. Hij zag een grote groep ruzie maken. Hij zag dat ze elkaar aan het duwen en trekken waren. Hij stond daar ongeveer drie minuten lang. Op een gegeven moment zag hij verdachte en riep hij verdachte naar zich toe. [getuige 4] zei dat ze daar weg moesten waarna verdachte bij hem achter op de fiets sprong.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat verdachte, op het moment dat aangever op de grond lag, aangever twee stompen in zijn buik en een schop onder zijn kont heeft gegeven. Getuige [getuige 3] heeft gezien dat verdachte heeft geslagen en geschopt. Uit hetgeen hierboven met betrekking tot de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen is overwogen volgt dat er naar het oordeel van het hof onvoldoende betrouwbaar bewijs voorhanden is waaruit volgt dat verdachte andere geweldshandelingen heeft gepleegd jegens aangever dan waarover hij zelf heeft verklaard.
Het hof is – anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal – van oordeel dat uit voorgaande feiten en omstandigheden onvoldoende blijkt dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten gericht op de dood dan wel zware mishandeling van aangever. Hierbij acht het hof van belang dat verdachte, nadat hij aangever heeft geslagen en geschopt, weg is gegaan, waardoor het door de medeverdachten gepleegde geweld deels plaats heeft gevonden buiten de aanwezigheid van verdachte. Bovendien wijkt het door de anderen gebruikte geweld (trappen/stompen tegen het hoofd) naar aard en ernst af van het door verdachte toegepaste geweld. Het door verdachte gepleegde geweld (twee stompen in de maag en een schop onder de kont) kan in zijn algemeenheid niet zonder meer worden aangemerkt als (voorwaardelijk) gericht op de dood of zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer.
Gelet hierop kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat er sprake was van een (al dan niet voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever dan wel zwaar lichamelijk letsel.
Het voorgaande brengt mee dat verdachte wordt vrijgesproken van de primair en subsidiair tenlastegelegde (medeplegen van) poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling van aangever.
Veroordeling voor openlijke geweldpleging
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging plegen van geweld tegen aangever. Hij heeft een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het tenlastegelegde.

Bewijsoverweging met betrekking tot zaak met parketnummer 08-058018-22

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde. Hiertoe heeft hij –zakelijk weergegeven – aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte, al dan niet in sterke mate, heeft bijgedragen aan een sfeer van ontremming waarin anderen tot gewelddadige handelingen zijn overgegaan. Verdachte heeft een aantal dingen geroepen, terwijl hij in het tunneltje liep. De anderen hebben, gezien de afstand, en misschien op een na, wellicht helemaal niet gehoord wat verdachte heeft geroepen. Op het moment dat verdachte aankomt op de plek waar aangever [benadeelde partij] ervan langs krijgt en verdachte dat ziet, spoort hij in wezen de anderen onmiddellijk aan om te stoppen. Hij stopt op dat moment ook met filmen, omdat hij lijkt te schrikken van wat hij ziet. Gelet op de feiten en de bewijsmiddelen kan niet worden gezegd dat verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging.
Het oordeel van het hof
Op 5 februari 2022 was aangever [benadeelde partij] met vrienden op een feestje aan de [adres 1] in [pleegplaats] waar onenigheid ontstond met een andere groep. Volgens aangever liep hij omstreeks 00:50 uur met twee vrienden richting het NS-station en zag hij een grote groep jongens in zijn richting rennen. Drie personen waren op de fiets en riepen dat hij moest stoppen. Aangever werd vervolgens geschopt door [naam 2] en kwam ten val. Ook werd hij door andere jongens met kracht tegen het hoofd en in de zij geschopt. Aangever vluchtte de bosjes in maar werd er weer uitgetrokken en kreeg nog meer schoppen. Hij moest: "sorry, geen aangifte en geen politie” zeggen en dan zouden ze hem laten gaan. Volgens aangever is hij twintig keer tegen het hoofd geschopt.
Verdachte erkent in de aanloop videobeelden te hebben gemaakt van het geweld tegen aangever. De politie heeft deze beelden uitgekeken. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt onder meer dat verdachte door een tunnel rent en rennend roept "houw hem, houw hem hey" en hierna "pomp die man broer, pomp die man broer". Verdachte rent dan de tunnel uit en te zien is dat er een groep, bestaande uit een man of zes, een persoon in elkaar aan het schoppen is. Ook is te zien dat aangever op de grond ligt en dat er vol naar hem wordt uitgehaald door te schoppen. Te zien is dat iedereen van dat groepje een trappende beweging maakt. Verdachte riep "rustig, rustig" nadat aangever "ahhh, ahhh" schreeuwde. Hierna is het filmpje afgelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat [benadeelde partij] kort hierna weg is gerend in de richting van de tunnel. Dat zijn groep opnieuw aangever te pakken heeft genomen heeft verdachte niet gezien. Zijn vriend [getuige 4] heeft hem op de fiets meegenomen. Verdachte heeft later wel gehoord dat die tweede keer heftiger was.
Getuige [getuige 4] heeft bij de kruising buiten de tunnel gezien hoe een groep jongens schoppende bewegingen maakte richting een jongen. Hij heeft niet gezien dat de jongen op zijn knieën zat en ook heeft hij niet gehoord dat hij gedwongen werd om "sorry" te zeggen. Hij heeft wel gehoord dat verdachte "houw hem" en "pomp hem" heeft geroepen. Hij heeft verdachte op de fiets meegenomen. [getuige 4] heeft hem naar zijn fiets gebracht en daarna zijn ze naar huis gefietst.
Vrijspraak openlijke geweldpleging
Het hof stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit het voorgaande en uit het dossier volgt naar het oordeel van het hof dat verdachte een en ander heeft geroepen toen hij op de vechtpartij afrende en dat zijn woorden als aanmoedigend voor de geweldplegers kunnen worden aangemerkt. Niet is echter gebleken dat verdachte door zijn gedragingen enig geweld heeft bevorderd. Op het filmpje dat verdachte heeft gemaakt is namelijk te zien dat verdachte door de tunnel rent en op afstand voorgaande woorden schreeuwt en dat wanneer hij zich dichter bij de groep komt die groep al bezig is met het plegen van geweldshandelingen jegens aangever. Uit het dossier blijkt niet dat deze jongens de woorden van verdachte hebben gehoord en dat verdachtes uitlatingen effect op hen heeft gehad. Getuige [getuige 4] heeft verdachte wel deze woorden horen roepen, maar hij heeft zelf geen aandeel gehad in het openlijke geweld.
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen aangever. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het hem tenlastegelegde feit.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-032216-22 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 08-032216-22:
meer subsidiair
hij op 15 januari 2022 te [pleegplaats] , [gemeente] , openlijk, te weten aan het [locatie 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door meermalen (met kracht)
- die [slachtoffer] vast te pakken en een arm om die [slachtoffer] heen te slaan en
- die [slachtoffer] in de buik te trappen (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en
- die [slachtoffer] met geschoeide voet tegen het lichaam te trappen en
- die [slachtoffer] tegen het lichaam te slaan en te stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 08-032216-22 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van één dag en een werkstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen jeugddetentie waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om een straf op te leggen die gelijk is aan de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Verdachte heeft zich aan de strenge bijzondere voorwaarden gehouden die naar aanleiding van de schorsing van de voorlopige hechtenis waren opgelegd. Daarnaast heeft deze zaak impact gehad op de gezinsleden van verdachte. Verdachte heeft de negatieve consequenties van zijn handelen reeds ondervonden waardoor welke straf dan ook van geen enkele meerwaarde is. Daarnaast zijn bijzondere voorwaarden niet meer geïndiceerd. Verder heeft verdachte sinds het gebeuren een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De nadruk ligt nu op het pedagogische vlak.
Subsidiair wordt verzocht om een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen met alleen de voorwaarde dat verdachte geen strafbare feiten zal plegen, met een proeftijd van één jaar.
Het oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 15 januari 2022 samen met zijn mededaders zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen aangever [slachtoffer] , waarbij wordt opgemerkt dat verdachte zijn rol bij de geweldshandelingen ten opzichte van zijn mededaders beperkt is gebleven. Aanleiding voor het geweld tussen de twee groepen was een eerdere ruzie over een meisje. Terwijl aangever op de grond was beland, is er ernstig geweld tegen hem gebruikt, met alle gevolgen van dien. Voor deze geweldsexplosie was geen enkele rechtvaardiging. Het had voor aangever allemaal veel ernstiger kunnen aflopen. Deze vorm van openlijke geweldpleging draagt bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 maart 2024 is gebleken dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten. Verder heeft het hof geconstateerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 18 april 2024 volgt het volgende. Verdachte is inmiddels een zeventienjarige jongen. Verdachte doet het goed op school en heeft een baan die hij zelf geregeld heeft. Hij vermijdt risicovolle situaties, omdat hij nu veel te verliezen heeft. Verdachte drinkt bewust geen alcohol, maar rookt elke dag wel een jointje. Er is nog sprake van begeleiding vanuit de jeugdreclassering, maar volgens jeugdreclasseerder [reclasseerder] is er momenteel weinig tot geen begeleiding nodig, omdat het goed gaat met verdachte op verschillende gebieden. Als verdachte ergens tegen aanloopt, weet hij [reclasseerder] te vinden en hij maakt hier ook gebruik van. Ten aanzien van de tenlastegelegde delicten geeft verdachte aan dat hij spijt heeft. Verdachte heeft laten zien dat hij afstand heeft gedaan van personen die een negatieve invloed op hem hebben. Ook gaat hij risicovolle situaties uit de weg en is hij niet opnieuw met de politie in aanraking gekomen. De Raad heeft ten tijde van de voorgaande zitting (bij de rechtbank) een taakstraf in de vorm van een werkstraf geadviseerd. De Raad blijft bij dit advies op basis van de verdenkingen. Een werkstraf zal niet als pedagogische meerwaarde dienen, maar zal voornamelijk dienen als consequentie voor dergelijk gedrag. Verdachte heeft laten zien dat hij zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Dit maakt dat toezicht vanuit de jeugdreclassering niet van meerwaarde is.
Op de terechtzitting van het hof heeft de heer [reclasseerder] het voorgaande bevestigd en naar voren gebracht dat het goed gaat met verdachte.
Het hof houdt bij de strafoplegging verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.
Bij het bepalen van de op te leggen straf zal het hof als uitgangspunt nemen de LOVS oriëntatiepunten voor jeugd voor artikel 141, eerste lid, Sr, te weten een taakstraf van 40 uren. De aard en ernst van het geweld weegt het hof mee als een strafverzwarende omstandigheid.
Het hof is van oordeel dat gelet op het voorgaande niet volstaan kan worden met hetgeen de raadsman heeft verzocht. Het hof zal dan ook overgaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf, een en ander op de wijze zoals hierna is vermeld.
Het hof acht, alles afwegende, passend en geboden de oplegging van een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Hiermee wil het hof enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde feit benadrukken en anderzijds verdachte de mogelijkheid bieden de door hem geschetste positieve lijn in zijn leven voort te zetten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-058018-22 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in zijn vordering niet worden ontvangen. Hij kan desgewenst zijn vordering aan de civiele rechter voorleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 141 Sr.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-032216-22 primair en subsidiair en in de zaak met parketnummer 08-058018-22 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-032216-22 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 08-032216-22 meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Heft op een tweetal geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. J.A.M. Kwakman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 8 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Kwakman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.