In deze zaak heeft de vader de rechtbank verzocht om de moeder te verplichten met hun kind, [de minderjarige1], terug te verhuizen naar de omgeving van [woonplaats1]. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen en de vader veroordeeld in de proceskosten. Het hof oordeelt dat de moeder niet hoeft terug te verhuizen, omdat zij en het kind in een vrouwenopvang verbleven vanwege bedreigingen van de vader. Het belang van de moeder en het kind bij veiligheid en rust weegt zwaarder dan het belang van de vader bij een omgangsregeling. De ouders zijn in 2021 getrouwd en hebben samen [de minderjarige1], geboren in 2022. Na hun scheiding in oktober 2022 woont [de minderjarige1] bij de moeder. De vader heeft een zoon uit een eerdere relatie, [de minderjarige2], geboren in 2013 in Roemenië. De vader heeft begeleide omgang met [de minderjarige1] gehad, maar deze regeling is in augustus 2023 gestopt. De moeder heeft de echtscheiding aangevraagd, maar daar is nog niet op beslist. Het hof heeft vastgesteld dat de verhuizing van de moeder en het kind naar [provincie2] noodzakelijk was voor hun veiligheid, gezien de bedreigingen van de vader. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank dat de moeder niet hoeft terug te verhuizen en dat beide ouders hun eigen proceskosten moeten dragen. De vader heeft zijn verzoek om de doop van [de minderjarige1] ingetrokken, en het hof verklaart hem niet-ontvankelijk in dit verzoek. De proceskostenveroordeling van de rechtbank wordt vernietigd, en het hof bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.