In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellante] en [geïntimeerde] over de koop van een Amerikaanse schoolbus die door [appellante] als camper was aangeboden. [geïntimeerde] heeft de bus gekocht, maar stelt dat deze als vrachtwagen is geregistreerd, waardoor zij de bus niet kan verzekeren en de koop wil ontbinden. [appellante] heeft de koopprijs al ontvangen en wil dat de bus wordt afgenomen. Het hoger beroep is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de vorderingen van [geïntimeerde] zijn toegewezen. Het hof heeft de ontvankelijkheid van [appellante] in het hoger beroep beoordeeld, waarbij het hof constateert dat eerdere fouten in de oproeping zijn hersteld. Het hof oordeelt dat het hoger beroep grotendeels slaagt, omdat [geïntimeerde] niet kan aantonen dat de bus niet als camper kan worden geregistreerd. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [geïntimeerde] om de bus in ontvangst te nemen, onder voorwaarden en met een dwangsom voor niet-nakoming. Tevens worden de proceskosten aan [appellante] toegewezen.