ECLI:NL:GHARL:2024:3282

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
200.332.592/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de ontbinding van de koop van een Amerikaanse schoolbus die als camper is uitgerust

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellante] en [geïntimeerde] over de koop van een Amerikaanse schoolbus die door [appellante] als camper was aangeboden. [geïntimeerde] heeft de bus gekocht, maar stelt dat deze als vrachtwagen is geregistreerd, waardoor zij de bus niet kan verzekeren en de koop wil ontbinden. [appellante] heeft de koopprijs al ontvangen en wil dat de bus wordt afgenomen. Het hoger beroep is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de vorderingen van [geïntimeerde] zijn toegewezen. Het hof heeft de ontvankelijkheid van [appellante] in het hoger beroep beoordeeld, waarbij het hof constateert dat eerdere fouten in de oproeping zijn hersteld. Het hof oordeelt dat het hoger beroep grotendeels slaagt, omdat [geïntimeerde] niet kan aantonen dat de bus niet als camper kan worden geregistreerd. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [geïntimeerde] om de bus in ontvangst te nemen, onder voorwaarden en met een dwangsom voor niet-nakoming. Tevens worden de proceskosten aan [appellante] toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.332.592/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 180088
arrest van 7 mei 2024
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde in conventie en eiseres in voorwaardelijke reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. B. Korvemaker te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats2] ,
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie en verweerster is voorwaardelijke reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, op 10 mei 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de dagvaarding in hoger beroep van 8 augustus 2023
(niet aangebracht), de herstelexploten van 5, 8 en 12 september 2023, een akte van
24 oktober 2023 en de memorie van grieven van 30 januari 2024. Tegen [geïntimeerde] is ‘verstek verleend’. Dat betekent dat zij in dit hoger beroep geen verweer heeft gevoerd.

2.De kern van de zaak

2.1
Deze zaak gaat over de koop van een Amerikaanse schoolbus die is uitgerust als camper. Volgens [geïntimeerde] , die de bus van [appellante] heeft gekocht, is de bus als vrachtwagen geregistreerd en lukt het haar daarom niet de bus te verzekeren. Zij wil de koop ontbinden. Dat geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
[appellante] is eigenaar van een Amerikaanse schoolbus die zij heeft omgebouwd voor verblijfsdoeleinden. De bus is bijna 11 meter lang, heeft een gewicht van 6.900 kilo en staat bij de RDW geregistreerd in de voertuigcategorie ‘Bedrijfsauto (N3)’ met carrosserietype “Vrachtwagen (BA)”. De bus is WA-verzekerd als onderdeel van de bedrijfsvoorraad van het bedrijf van de partner van [appellante] .
2.3
Omstreeks september 2020 heeft [appellante] de bus op Marktplaats te koop aangeboden in de categorie ‘Caravans en Kamperen’ (subcategorie ‘Campers’). De titel van de advertentie luidde “International Amerikaanse schoolbus, camper, tiny house (betaald)”. In de advertentietekst wordt de bus aangeboden als een “zeer luxueuze en exclusieve International Amerikaanse schoolbus camper/tiny house uit 1997 (…) Om deze bus te mogen besturen is het c rijbewijs dus noodzakelijk… Dit is uw kans om in een excentrieke schoolbus te gaan wonen /reizen.”
2.4
Nadat [geïntimeerde] de bus die maand als particulier had gekocht en een voorschot had betaald, is discussie ontstaan over de koopovereenkomst en de nakoming daarvan door [geïntimeerde] . [appellante] heeft toen conservatoir beslag onder [geïntimeerde] laten leggen en is een procedure tegen haar begonnen. Ter beëindiging van dat geschil hebben partijen afgesproken dat de levering van de bus in februari 2021 zou plaatsvinden.
2.5
[geïntimeerde] heeft vervolgens het restant van de koopsom van € 81.500 aan [appellante] betaald, maar de bus is niet aan haar geleverd - in eerste instantie omdat partijen het niet eens werden over de plaats van aflevering, in de tweede instantie omdat discussie ontstond over de verzekerbaarheid van de bus in verband met de vrijwaring bij aflevering.
2.6
Op 1 april 2021 heeft de advocaat van [geïntimeerde] een brief aan de advocaat van [appellante] gestuurd waarin staat dat het [geïntimeerde] is gebleken dat zij de camper niet kan verzekeren vanwege het feit dat deze als vrachtwagen bij de RDW staat geregistreerd; “Daarover is cliënte niet geïnformeerd door uw cliënte. Het is dus een feit dat er niet geleverd kan worden wat er verkocht is, namelijk een camper.”
2.7
Op 19 mei 2021 heeft [geïntimeerde] de koopovereenkomst ontbonden en [appellante] om terugbetaling van de koopsom verzocht. [appellante] heeft aan dit verzoek niet voldaan.
2.8
Omdat partijen dit probleem onderling niet konden oplossen, is [geïntimeerde] een procedure begonnen. Daarin heeft zij de rechtbank gevraagd uit te spreken (‘voor recht te verklaren’) dat de koop is ontbonden, met veroordeling van [appellante] de koopsom terug te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Ook is een kostenveroordeling gevraagd. Voor het geval die vordering zou worden afgewezen, heeft [appellante] gevorderd dat [geïntimeerde] op straffe van een dwangsom ertoe wordt veroordeeld de bus in Nederland in ontvangst te nemen, onder vrijwaring van [appellante] .
2.9
De rechtbank heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, onder afwijzing van de vordering van [appellante] . De bedoeling van het hoger beroep is dat de toegewezen vordering alsnog wordt afgewezen en dat die van [appellante] wordt toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

De ontvankelijkheid
3.1
Het hoger beroep kan alleen inhoudelijk worden beoordeeld als [appellante] daarin kan worden ‘ontvangen’. Dat is de vraag, omdat in dit hoger beroep door de deurwaarder drie keer exploten aan [geïntimeerde] zijn betekend in pogingen om fouten te herstellen die aan deze ontvankelijkheid in de weg staan. De appeldagvaarding tegen de zitting van
29 augustus 2023 is namelijk niet op tijd bij het hof bekend gemaakt (aangebracht). Daarna is tot twee keer toe vergeefs geprobeerd dat gebrek in de oproeping te herstellen: tweemaal is tegen een niet bestaande ‘roldatum’ opgeroepen, en in een van die gevallen was daarbij ook geen tijdstip vermeld waarop [geïntimeerde] zich bij het hof moest melden (het moment dat zij, vertegenwoordigd door een advocaat, zou moeten ‘verschijnen’). De oorspronkelijk gemaakte fout is echter in een derde exploot wel hersteld. Dat exploot dateert van
12 september 2023. [geïntimeerde] is die dag opgeroepen om op 26 september 2023 om 10.00 uur bij het hof te verschijnen.
Datexploot is binnen de wettelijke termijn van twee weken na de oorspronkelijk aangezegde roldatum van 29 augustus 2023 aan [geïntimeerde] betekend [1] . Daarbij is de in dit geval toepasselijke dagvaardingstermijn van minimaal een week in acht genomen [2] . Dat betekent dat de gemaakte fout uiteindelijk toch nog tijdig is hersteld. [appellante] kan daarom in het hoger beroep worden ontvangen.
Inleiding
3.2
Het hof zal oordelen dat het hoger beroep grotendeels slaagt. Dat betekent dat de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog worden afgewezen en dat zij er voorwaardelijk toe zal worden veroordeeld de bus af te nemen. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) zullen daarbij thematisch worden behandeld.
De vorderingen van [geïntimeerde]
3.3
Er is in deze zaak geen discussie over dat [geïntimeerde] de bus als camper wilde gebruiken. Technische gebreken aan die bus of de vraag of de bus praktisch gesproken als camper kan worden gebruikt, spelen niet. Gelet op de formulering van de advertentie mocht [geïntimeerde] er echter in beginsel wel van uitgaan dat dit voertuig ook als camper geregistreerd stond en (om die reden) als camper particulier kon worden verzekerd en (dus) op de openbare weg kon worden gebruikt. [appellante] voert hiertegen aan dat [geïntimeerde] altijd heeft geweten dat de bus als vrachtwagen stond geregistreerd, maar dat heeft [geïntimeerde] betwist. Het volgt ook niet zonder meer uit haar brief van 2 maart 2021, waarin zij opmerkt het ‘met voortschrijdend inzicht’ gepast te vinden dat [appellante] de bus als camper laat herregistreren.
3.4
Vast staat dat van een dergelijke registratie ten tijde van de koop geen sprake was. Als onderbouwing voor de vordering van [geïntimeerde] volstaat die constatering echter niet, omdat uit wat zij aanvoert niet volgt dat [appellante] in dat opzicht in verzuim is gekomen: pas geruime tijd na de koop, in de zojuist genoemde brief, verzocht [geïntimeerde] haar immers de bus als camper te laten registreren. Hierop heeft [appellante] aangeboden daarvoor te zorgen. Ook dat staat vast. Waarom dat aanbod niet meer relevant zou zijn, zoals [geïntimeerde] zonder enige toelichting beweert, ziet het hof niet in. En dat het helemaal niet mogelijk zou zijn de bus als camper te registreren, volgt ook nergens uit In tegendeel, uit een door [geïntimeerde] zelf overgelegde mededeling van verzekeraar De Vereende blijkt dat een Amerikaanse schoolbus die is omgebouwd tot kampeerwagen ook voor een particulier verzekerbaar is wanneer deze als kampeerwagen bij de RDW is aangemeld. Het hof gaat ervan uit dat [appellante] zorg draagt voor herregistratie binnen bekwame tijd en [geïntimeerde] per omgaande (ook schriftelijk) bericht wanneer dat is gebeurd.
3.5
Op het voorgaande moet de vordering van [geïntimeerde] stranden.
De vordering van [appellante]
3.6
Omdat de overeenkomst naar het oordeel van het hof niet door [geïntimeerde] kon worden ontbonden, moet de voorwaardelijke vordering van [appellante] worden beoordeeld. Die vordering strekt tot de onvoorwaardelijke inontvangstneming van de bus op een door [geïntimeerde] aan te wijzen locatie in Nederland, met gelijktijdige en onvoorwaardelijke tenaamstelling en vrijwaring van [appellante] , een en ander versterkt met een dwangsom.
3.7
Tegen deze vordering is geen zelfstandig verweer gevoerd dat moet worden besproken. Die vordering is daarom toewijsbaar, met dien verstande dat de bus gelet op wat hiervoor is besproken eerst door [appellante] op haar kosten als camper zal moeten worden geregistreerd en dat [appellante] [geïntimeerde] bericht zodra dat is gebeurd, onder bijvoeging van een bewijsstuk.
De conclusie
3.8
Het hoger beroep slaagt voor het overgrote deel. Omdat [geïntimeerde] overwegend in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep en bij de rechtbank veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [3]

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van
10 mei 2023 en beslist het volgende:
veroordeelt [geïntimeerde] binnen twee weken nadat [appellante] haar schriftelijk en onder bijvoeging van een bewijsstuk heeft meegedeeld dat de bus als camper bij de RDW is geregistreerd, deze bus onvoorwaardelijk in ontvangst te nemen op een door [geïntimeerde] aan te wijzen locatie in Nederland, met gelijktijdige en onvoorwaardelijke tenaamstelling en vrijwaring van [appellante] ;
verbindt aan deze veroordeling een dwangsom van € 100 voor iedere dag dat [geïntimeerde] die verplichting na betekening van dit arrest niet of niet volledig nakomt, met een maximum van € 10.000;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van [appellante] tot aan de uitspraak van de rechtbank:
€ 952 aan procedurele kosten
€ 3.549 aan salaris van de advocaat van [appellante] (3 procespunten x tarief IV)
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellante] in hoger beroep:
€ 912,14 aan procedurele kosten
€ 2.213 aan salaris van de advocaat van [appellante] (1 procespunt x appeltarief IV)
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door M.W. Zandbergen, J.H. Kuiper en M.E.L. Fikkers, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
7 mei 2024.

Voetnoten

1.Artikel 125 lid 5 Wetboek van Rechtsvordering (Rv).
2.Artikel 114 Rv.
3.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.