ECLI:NL:GHARL:2024:327

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.320.429
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na rapport Raad voor de Kinderbescherming met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen. De vader heeft zich ingespannen om het contact met zijn kinderen te herstellen, maar het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen niet wenselijk is om een zorgregeling vast te stellen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport aangegeven dat de kinderen sinds eind 2020 hun vader niet meer structureel hebben gezien en dat zij aangeven hem niet te willen zien. De moeder, die de kinderen opvoedt, heeft een negatieve houding ten opzichte van de vader, wat de kinderen belemmert in hun ontwikkeling en hun vermogen om een relatie met hun vader op te bouwen. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland vernietigd en de zorgregeling gewijzigd, zodat er alleen contact kan zijn als de kinderen daar zelf aan toe zijn. Het hof heeft de vader aangeraden om contact te blijven zoeken op een onbelaste manier, bijvoorbeeld door af en toe een kaartje te sturen. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen en de impact op de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.320.429
(zaaknummer rechtbank Gelderland 401957)
beschikking van 16 januari 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen,
en
de gecertificeerde instelling
stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
handelend onder de naam Jeugd Veilig Verder,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: vader,
advocaat: mr. M.E.W. van Schaijk te Elst.

1.Het (verdere) verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 25 april 2023 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Na de tussenbeschikking heeft het hof het rapport van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad) van 4 augustus 2023 ontvangen.
1.3
Op 28 november 2023 is de mondelinge behandeling voortgezet. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI; en
- een vertegenwoordiger van de raad.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 25 april 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die tussenbeschikking heeft het hof de raad verzocht te rapporteren en te adviseren over de volgende vragen:
Welke zorgregeling is het meest in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ?
Hoe is de relatie tussen partijen op ouderniveau? Is er een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan?
Kan de ouderrelatie zodanig worden hersteld/ verbeterd, dat de kinderen buiten de strijd van partijen blijven en de kinderen geen last hebben van de communicatie tussen de ouders? Zo ja, wat is hiervoor nodig?
In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een zorgregeling rekening te houden met de behoeften van de kinderen?
In hoeverre zijn de ouders in staat elkaar ruimte te bieden voor (onbelast) contact met de kinderen?
In hoeverre kan de vader de zorgregeling met de kinderen vormgeven en hanteren?
Indien dat is aangewezen, is hierbij professionele begeleiding nodig en zo ja, voor wie en aan welke hulpverlening/ begeleiding wordt gedacht?
g. In hoeverre kan de moeder de kinderen ondersteunen in de zorgregeling met de vader?
Indien dat is aangewezen, is hierbij professionele begeleiding nodig en zo ja, voor wie en aan welke hulpverlening/ begeleiding wordt gedacht?
h. Indien een (wijziging van de) zorgregeling is aangewezen, hoe kan deze vorm krijgen, zodanig dat deze de ontwikkeling van de kinderen ten goede komt? Indien dat is aangewezen, is hierbij professionele begeleiding nodig en zo ja, voor wie en aan welke hulpverlening/ begeleiding wordt gedacht?
i. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn voor de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen?
2.3
In het raadsrapport is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] groeien op bij hun moeder en zonder hun vader. Zij hebben vader sinds eind 2020 niet meer structureel gezien en er is amper sprake geweest van contact. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] uiten naar de hulpverlening dat zij vader niet willen zien en dat vader hen en hun moeder pijn heeft gedaan. Een groot gedeelte van hun jeugd hebben [de minderjarige1] en [de minderjarige2] een goede band gehad met vader en was hij een belangrijk onderdeel van hun leven. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben op dit moment geen ruimte om dit nog te zien of dit te uiten. De RvdK maakt zich hier ernstige zorgen over, omdat dit belastend is voor hun identiteitsontwikkeling.
Daarnaast groeien beide jongens op met een moeder die zegt dat ze de jongens (verbaal) niet belast met haar afkeer en afschuw van hun vader maar dit uit al haar vezels wel naar de jongens uitstraalt. Het kan niet anders dan dat de jongens enkel loyaal kunnen zijn aan hun moeder omdat er voor hen geen emotionele toestemming is om ook loyaal te mogen zijn naar vader.
(…)
De RvdK maakt zich forse zorgen om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vanwege het uitblijven van het contact met hun vader en het feit dat moeder geen mogelijkheden heeft de jongens ruimte te geven om dit contact aan te gaan. Contact tussen de jongens en hun vader zorgt voor disfunctioneren bij moeder. Dit maakt dat de jongens geen keuze hebben. Beide jongens kunnen zich geen objectief beeld vormen van hun vader wat indirect invloed heeft op hun eigen ontwikkeling. Moeder wijst hun vader af en daarmee wijst ze (een deel van) [de minderjarige1] en [de minderjarige2] af. Dit kan op langere termijn een negatieve invloed hebben op hun zelfvertrouwen, zelfbeeld en wellicht hun autonomieontwikkeling.
(…)
Het zou zeer wenselijk zijn als [de minderjarige1] en [de minderjarige2] contact kunnen hebben met beide ouders, op een onbelaste manier, waardoor ze een beeld kunnen vormen van zichzelf door kennis te hebben van wie hun ouders zijn.
(…)
Dit is echter volgens de RvdK in de komende periode niet haalbaar. De afgelopen jaren hebben beide jongens onder toezicht gestaan van JVV. Ondanks forse inzet van o.a. [naam1] zijn de zorgen niet afgenomen. De afkeer van de jongens tegen contact met hun vader is enkel vergroot. (…) Er lijkt onvoldoende probleembesef [bij de moeder, toevoeging hof] over wat het voor de kinderen betekent om zonder hun vader op te groeien. De RvdK is bezorgd dat moeder daarnaast ook niet door heeft dat, als de jongens op latere leeftijd wellicht toch contact zoeken met vader, haar houding zich dan tegen haar kan keren.
(…)
In haar uitingen werd steeds bevestigd dat zij onderliggend zo belast is met haar negatieve beeld over vader dat zij geen emotionele toestemming kan geven aan de kinderen. Daarmee staat moeder (al dan niet onbedoeld) in de weg aan een ontspannen contact tussen vader en de kinderen. Er is onvoldoende samenwerking met moeder op gang gekomen met JVV of [naam1] om haar te kunnen helpen om dit voldoende te veranderen.
(…)
Feit is wel dat de afgelopen jaren situaties zich hebben voorgedaan waarbij de kinderen negatieve ervaringen hebben opgedaan bij vader. Volgens de RvdK zouden deze ervaringen niet dermate negatief hoeven zijn om in de weg te (blijven) staan aan contactherstel. Voor de kinderen was het goed geweest als zij dit in contact met vader een plek hadden kunnen geven.
(…)
Vader maakt door de jaren heen een stabiele en betrokken indruk in samenwerking met de hulpverlening. Hij stelt zich reflectief op en geeft gehoor aan adviezen die hem worden gegeven, omwille van de kinderen. De RvdK adviseert vader om - ondanks het uitblijven
van contact met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] - vanuit zijn kant blijvend zijn best te doen om van zich te laten horen. Dit kan mogelijk door het sturen van een kaartje maar ook door zich betrokken te blijven opstellen richting school.
(…)
De RvdK heeft de visie van [naam1] op wat er in hun ogen nodig is gehoord. Dit plan lijkt op dit moment helaas niet (meer) voldoende uitvoerbaar. De tijd heeft die visie inmiddels achterhaald. De leeftijd van de jongens waarop ze niet te dwingen zijn en meer zelf een stem hebben is hierbij complicerend (…).
(…)
Een zorgregeling is op dit moment niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Er is geen enkele ruimte bij de jongens om vader toe te laten. De enige mogelijkheid voor een zorgregeling is een regeling die fysiek zal moeten worden afgedwongen. Dit is volgens de RvdK niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
(…)
De RvdK ziet geen mogelijkheden om de ouderrelatie te herstellen. Diverse
hulpverleningsvormen hebben dit al geprobeerd en er is geen enkele verbetering in de ouderrelatie zichtbaar.
(…)
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het gerechtshof om de vader de uitoefening van het recht op een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met [de kinderen] voor de duur van één jaar te ontzeggen, omdat omgang ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de minderjarigen.
(…)”
2.4
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aan het hof verteld dat zij zich niet herkent in het beeld dat de raad van haar schetst. De raad vindt dat de moeder alles verkeerd doet, terwijl de vader de hand boven het hoofd wordt gehouden, aldus de moeder. Dat zit de moeder dwars. De moeder staat wel achter het advies van de raad.
2.5
De GI heeft op de mondelinge behandeling verteld dat het pijnlijk is dat de kinderen de vader niet willen zien. De GI heeft alles geprobeerd om dat te veranderen, maar het is niet gelukt. Het heeft geen zin om de kinderen te dwingen, aldus de GI. De GI hoopt dat als [de minderjarige2] ook zijn (trauma)behandeling heeft afgerond (net als [de minderjarige1] ) de kinderen wel openstaan voor contact.
2.6
De advocaat van de vader heeft op de mondelinge behandeling aan het hof verteld dat de vader het moeilijk heeft met het advies van de raad. Het maakt de vader heel verdrietig. De vader heeft het hof gevraagd om de zaak aan te houden, zodat de GI de moeder een schriftelijke aanwijzing kan geven om hulp in te zetten voor [de minderjarige2] . De vader verwacht namelijk niet dat de moeder – vrijwillig – hulp voor [de minderjarige2] zal inzetten. Als de deur naar omgang nu dicht gaat, gaat die niet meer open, aldus de vader.
2.7
Het hof overweegt als volgt. In het raadsrapport is opgenomen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] uiten dat zij de vader niet meer willen zien. Voor de raad is duidelijk dat het niet anders kan dan dat de kinderen enkel loyaal kunnen zijn aan de moeder omdat zij van de moeder geen emotionele toestemming krijgen om ook loyaal te zijn aan de vader. De moeder heeft op de mondelinge behandeling aan het hof verteld dat zij zich hierin niet herkent, maar het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de inhoud van het raadsrapport. De moeder heeft de inhoud van het raadsrapport ook niet gemotiveerd betwist. Zij heeft bijvoorbeeld geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij wél in staat is om emotionele toestemming te geven aan de kinderen om contact met de vader te hebben, of dat zij hulp krijgt van een professional om dat doel te bereiken. Uit de antwoorden die de moeder op de vragen van het hof heeft gegeven, is het hof ook niet gebleken dat zij het voor de kinderen jammer of verdrietig vindt dat zij de vader niet meer zien.
De vader maakt – volgens de raad – door de jaren heen een stabiele en betrokken indruk in zijn samenwerking met de hulpverlening. Hij stelt zich reflectief op en geeft gehoor aan adviezen die hem worden gegeven, omwille van de kinderen, aldus de raad. Dat beeld heeft het hof ook van de vader. Zo vertelde de raad op de mondelinge behandeling dat de vader niet achter een uithuisplaatsing van de kinderen stond, toen dat werd overwogen om tot contactherstel te komen, omdat dat volgens de vader nog traumatischer voor de kinderen zou zijn. Op de vraag van het hof heeft de GI geantwoord dat zij geen zorgen heeft over de veiligheid van de kinderen bij de vader, dus dat de belemmering voor het contact niet daarin ligt.
Uit de stukken en uit wat op de mondelinge behandeling is verteld, is het hof gebleken dat de vader er alles aan heeft gedaan om het contact tussen hem en de kinderen te herstellen. De vader heeft daarbij oog gehouden voor wat goed zou zijn voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Het hof vindt het echter – ondanks de inspanningen die de vader in de afgelopen jaren heeft laten zien – niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om een zorgregeling tussen hen en de vader vast te stellen. Het hof vindt dit een trieste uitkomst, maar (gedwongen) contactherstel zal [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op dit moment schaden.
Het hof hoopt dat er in de toekomst ruimte bij de kinderen zal ontstaan om weer contact met de vader te zoeken. Het hof zal daarom de zorgregeling (zoals die is vastgelegd bij beschikking van 27 februari 2018) wijzigen in die zin dat er alleen contact zal zijn als de kinderen daaraan toe zijn. Het hof geeft de vader mee om – in navolging van het advies van de raad – zijn best te blijven doen om van zich te laten horen, bijvoorbeeld door af en toe een kaartje te sturen aan de kinderen en door zich betrokken te blijven opstellen richting school. Het hof vindt het van belang dat in ieder geval voor [de minderjarige2] de hulp wordt ingezet die nodig is. Het hof gaat er vanuit dat de GI, zolang de ondertoezichtstelling nog loopt, zich hiervoor zal inzetten.

3.De slotsom

3.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, vernietigen en beslissen als volgt.
3.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 14 november 2022 voor zover het de vaststelling van de zorgregeling betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de zorgregeling die is vastgelegd in de beschikking van 27 februari 2018 in die zin dat er alleen contact tussen de vader en de kinderen zal zijn als de kinderen daaraan toe zijn;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, M.H.F. van Vugt en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door de griffier, en is op 16 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.