ECLI:NL:GHARL:2024:3220

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
21-000342-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van zware mishandeling en diefstal met geweld in vereniging binnen motorclub

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van zware mishandeling en diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 10 maart 2016. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen voor een bedrag van € 7.650,00, dat de verdachte hoofdelijk moet vergoeden. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet met voorbedachten rade heeft gehandeld, wat leidde tot vrijspraak van dat onderdeel van de tenlastelegging. De zaak betreft een incident binnen een motorclub, waarbij de verdachte betrokken was bij een 'bad standing' en geweld heeft gebruikt tegen een slachtoffer, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de context van de motorclub en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000342-23
Uitspraak d.d.: 8 mei 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 januari 2023 met parketnummer 18-930111-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, met uitzondering van de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft, anders dan de beslissing van de rechtbank, het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden gevorderd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.H.J. Bals, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte bij vonnis van 16 januari 2023, waartegen het hoger beroep is gericht, veroordeeld voor medeplegen van zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade en voor diefstal met geweld in vereniging gepleegd. De rechtbank heeft voor die feiten aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] hoofdelijk toegewezen voor het volledig gevorderde bedrag van € 7.650,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
A) hij op of omstreeks 10 maart 2016 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade, [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een onderkaakfractuur en/of een neusbeenfractuur en/of een jukbeenkneuzing, althans hoofdletsel, althans, al dan niet met voorbedachten rade, [benadeelde] , meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld, terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten een onderkaakfractuur en/of een neusbeenfractuur en/of een jukbeenkneuzing, althans hoofdletsel;
EN/OF
B) hij op of omstreeks 10 maart 2016 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hesje en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, te weten [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn medeverdachte(n) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, die persoon een of meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld;
en/of
hij op of omstreeks 10 maart 2016 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, te weten [benadeelde] heeft gedwongen tot afgifte van een hesje en/of een telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, die persoon een of meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen, althans mishandeld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Ten aanzien van het onder A. tenlastegelegde ‘voorbedachten rade’
Verdachte is door de rechtbank onder A. veroordeeld voor het medeplegen van zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade. Het hof overweegt hierover als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven (vgl. Hoge Raad 28 februari 2012, ECLI:HR:2012:BR2342).
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat uit de inhoud van het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade. Verdachte is destijds vanwege zijn functie als [naam functie] binnen de motorclub opgeroepen om bij een ‘bad standing’ te verschijnen in [plaats] . Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat met hem niet van tevoren was afgesproken dat daarbij geweld zou worden gebruikt. Uit het dossier valt ook onvoldoende af te leiden dat verdachte van tevoren wist wat er zou gebeuren en gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. In hoeverre de precieze gang van zaken en de uitvoering van de ‘bad standing’ vooraf met verdachte is afgestemd en afgesproken wordt op basis van het dossier dan ook niet duidelijk. Daardoor valt niet vast te stellen dat verdachte van tevoren het plan en het voornemen had om, samen met anderen, geweld tegen aangever te gebruiken. Ten slotte overweegt het hof dat op basis van het dossier niet is vast te stellen dat bij iedere zogenoemde ‘bad standing’ binnen [naam motorclub] altijd dezelfde gang van zaken werd gevolgd, namelijk dat in alle gevallen ernstig geweld werd toegepast en dat voorafgaand met de andere betrokkenen werd besproken.
Gelet op voorgaande overweging, zal het hof verdachte van dit gedeelte - de voorbedachten rade - van de tenlastelegging onder A. vrijspreken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
A) hij op 10 maart 2016 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een onderkaakfractuur.
EN
B) hij op 10 maart 2016 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hesje en een telefoon, toebehorende aan [benadeelde] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, die persoon meermalen heeft gestompt en geslagen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van zware mishandeling.

en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de strafoplegging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden gevorderd. Daartoe heeft de advocaat-generaal naar voren gebracht dat het opleggen van een gevangenisstraf voor deze feiten, vanwege de ernst en de gevolgen daarvan en context waarbinnen deze feiten zich hebben afgespeeld, de enige passende afdoening is. De advocaat-generaal heeft daarbij de overschrijding van de redelijke termijn en de gewijzigde proceshouding van verdachte in aanmerking genomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafoplegging verzocht om aan verdachte een taakstraf van de maximaal op te leggen duur, te weten 240 uren, op te leggen en daarnaast aan verdachte een (forse) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft, gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling en diefstal met geweld in vereniging, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel – te weten een gebroken onderkaak – heeft opgelopen. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van een ander. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van dergelijke feiten nog langere tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Bovendien versterken dergelijke feiten de in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
In het bijzonder neemt het hof daarbij in aanmerking dat het in dit concrete geval gaat om bewezenverklaarde feiten die zich hebben afgespeeld binnen de – inmiddels verboden – motorclub [naam motorclub] . Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten begaan in zijn functie als [naam functie] binnen de motorclub. Het hof betrekt daarbij, in zwaarwegende zin, dat het hier gaat om een voorbeeld van geïnstitutionaliseerd geweld binnen een organisatie waar een cultuur heerste van angst, macht, intimidatie, en geweld. Vanuit [naam motorclub] ging een sterk ondermijnend effect uit richting de gehele samenleving. Verdachte heeft daar - in het bijzonder vanuit zijn positie en zijn functie als [naam functie] binnen de club - een actieve bijdrage aan geleverd. Dat blijkt ook uit het bewezenverklaarde handelen, waarbij het slachtoffer via een ‘bad standing’ - na veel intimidatie en geweld - de club moest verlaten. De wijze waarop dat is verlopen, is naar het oordeel van het hof zeer ernstig. Het hof rekent dat verdachte aan.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 25 maart 2024, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte over zijn huidige persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij een eigen onderneming heeft, dat hij een relatie en een dochter heeft en geen schulden. Verder heeft verdachte verklaard dat hij inmiddels alles goed op de rit heeft en dat graag zo wil houden. Een (langdurige) gevangenisstraf zou dat volgens verdachte kunnen doorkruisen.
Het hof betrekt bij de op te leggen straf in het bijzonder de gewijzigde proceshouding van verdachte en het feit dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en de volledige verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Het hof neemt bij de strafoplegging ook in aanmerking dat verdachte van een gedeelte van de tenlastelegging onder A. door het hof zal worden vrijgesproken. Daarnaast heeft het hof geconstateerd dat er sprake is van een schending van de redelijke termijn, waarmee het hof tevens rekening zal houden bij de op te leggen straf, door een groter deel daarvan voorwaardelijk op te leggen.
Anders dan de verdediging, is het hof van oordeel dat het opleggen van een taakstraf voor deze feiten niet aangewezen is. Het opleggen van een taakstraf, zelfs als dit voor de maximaal op te leggen duur zou zijn, doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de aard en ernst van de feiten en de context waarbinnen deze feiten zich hebben afgespeeld. Het hof is - net als de advocaat-generaal - van oordeel dat een gevangenisstraf, mede vanuit het oogpunt van generale preventie, voor deze feiten de enige passende afdoening is en daarom ook aangewezen is.
Het hof heeft daarbij rekening gehouden met voorgaande persoonlijke omstandigheden van verdachte en dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Het hof komt daarom tot een lagere straf dan door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is geëist. Het hof zal aan verdachte een deels voorwaardelijke straf opleggen. Dat voorwaardelijke deel dient er mede toe om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen en als stimulans om zijn huidige leven, zoals hij dat nu naar zijn zeggen heeft vormgegeven, voort te zetten.
Het hof acht daarom, alles afwegende, het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.650,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft de vordering ook niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof heeft vastgesteld dat verdachte de bewezenverklaarde feiten samen met één of meer personen heeft begaan. Verdachte is daarom - samen met die ander(en) - voor deze schade hoofdelijk aansprakelijk.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.650,00 (zevenduizend zeshonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.650,00 (zevenduizend zeshonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 73 (drieënzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 maart 2016.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. P.S. Bakker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F. Bijlsma, griffier,
en op 8 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.