ECLI:NL:GHARL:2024:3191

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
200.328.572/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming inschrijving school, kinder- en partneralimentatie en verdeling (verkoop woning)

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van een man tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De man verzoekt om vervangende toestemming voor de inschrijving van zijn kinderen op een school in [plaats1], terwijl de vrouw, de verweerster, deze toestemming heeft verkregen. De man is van mening dat het in het belang van de kinderen is om niet in [plaats1] naar school te gaan, maar het hof oordeelt dat de huidige situatie, waarin de kinderen goed functioneren op school in [plaats1], niet gewijzigd dient te worden. De vrouw heeft ook een verzoek gedaan om alimentatie en de verdeling van de woning. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor de vervangende toestemming en vernietigt de beschikking voor de alimentatie, waarbij het hof de man verplicht om € 542,52 per kind per maand aan kinderalimentatie en € 3.174,- bruto per maand aan partneralimentatie te betalen. De beslissing over de verdeling van de woning blijft ongewijzigd. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.328.572, 200.330.484, 200.330.485
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 545060, 550492 en 553643)
beschikking van 7 mei 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. W.H.J.W. de Brouwer te Rotterdam,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.I. Dierkx te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 maart 2023 (drie afzonderlijke beschikkingen), 30 mei 2023 en 7 juli 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

in de zaak met zaaknummer 200.328.572
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift (tevens verzoek tot schorsing) met producties, ingekomen op 20 juni 2023;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Dierkx van 24 januari 2024 met producties.
in de zaken met zaaknummers 200.330.484 en 200.330.485
2.2
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 3 augustus 2023;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Dierkx van 24 januari 2024 met productie.
in alle zaken
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 2 februari 2024 plaatsgevonden. De vrouw was in persoon aanwezig, bijgestaan door haar advocaat. Hoewel behoorlijk opgeroepen, is de man noch zijn advocaat verschenen.
Bij journaalbericht van 24 januari 2024 heeft mr. De Brouwer het hof bericht dat hij ‘om cliënt moverende redenen’ niet aanwezig zal zijn bij de mondelinge behandeling. Bij journaalbericht van 1 februari 2024, verzonden per email om 21:43 uur, heeft hij het hof verzocht (de behandeling van) de zaken aan te houden tot het moment waarop de jaarrekeningen (over de jaren 2020, 2021, 2022 en 2023, zo blijkt uit de bijgevoegde brief van de accountant van de man) beschikbaar zijn.
Het hof heeft het aanhoudingsverzoek afgewezen, gelet op het late tijdstip waarop het is gedaan en omdat van klemmende redenen om de mondelinge behandeling uit te stellen niet is gebleken.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2014 met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] (verder: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2016, en
- [de minderjarige2] (verder: [de minderjarige2] ), geboren [in] 2017.
3.2
De vrouw heeft op 21 september 2022 een verzoek tot echtscheiding ingediend.
3.3
De (echtscheidings)beschikking van 7 juli 2023 was ten tijde van de mondelinge behandeling niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.4
Bij beschikking van 19 september 2023 heeft dit hof het verzoek van de man tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking van 7 juli 2023, voor zover het betreft de kinder- en partneralimentatie en de verkoop van de voormalige echtelijke woning aan de [adres] in [woonplaats1] (verder: de woning), afgewezen.

4.De omvang van het geschil

in de zaak met zaaknummer 200.328.572 (vervangende toestemming)
4.1
Bij de bestreden beschikking van 17 maart 2023 heeft de rechtbank – samengevat – de vrouw vervangende toestemming verleend om de kinderen in te schrijven op [de school] in [plaats1] en om de kinderen in therapie te laten gaan bij een kindertherapeut van [naam1] in [plaats1] .
4.2
De man is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grief ziet op de vervangende toestemming om de kinderen in te schrijven op de school in [plaats1] .
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking van 17 maart 2023 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, (verkort weergegeven) het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming om de kinderen in te schrijven op een school in [plaats1] af te wijzen, kosten rechtens.
4.3
De vrouw verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen.
in de zaken met zaaknummers 200.330.484 en 200.330.485 (alimentatie en verdeling)
4.4
Bij de bestreden beschikking van 7 juli 2023 heeft de rechtbank – voor zover hier van belang en samengevat – de echtscheiding uitgesproken tussen partijen, bepaald dat de man vanaf de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking aan de vrouw € 750,- per kind per maand zal betalen aan kinderalimentatie, dat de man aan de vrouw vanaf dan € 3.500,- bruto per maand zal betalen aan partneralimentatie en dat de vrouw de woning moet laten taxeren en in de verkoop zal zetten, waarbij partijen hun medewerking aan de verkoop en levering moeten verlenen. De bestreden beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, behalve wat betreft de uitgesproken echtscheiding. Verder zijn de beslissingen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling aangehouden en zijn de verzoeken van de vrouw voor het overige afgewezen.
4.5
De man is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Grief I ziet op de partneralimentatie, grief II op de kinderalimentatie en grief III op de verkoop van de woning.
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking van 7 juli 2023 te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verzoeken van de vrouw af te wijzen.
4.6
De vrouw verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van de man in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

in de zaak met zaaknummer 200.328.572 (vervangende toestemming)
5.1
De man voert aan dat de rechtbank bij het verlenen van de vervangende toestemming om de kinderen in te schrijven op school in [plaats1] ten onrechte vooropgesteld heeft dat het in het belang van de kinderen is dat zij in de buurt van de hun woning naar school kunnen. Volgens hem is het onzeker waar de kinderen zullen gaan wonen en wil de vrouw terugkeren naar [woonplaats1] . Met het verlenen van toestemming voor therapie bij een kindertherapeut kan de man zich verenigen. Volgens de vrouw is het wel degelijk in het belang van de kinderen dat zij in [plaats1] naar school gaan, omdat daardoor meer rust en regelmaat ontstaat.
5.2
Het hof ziet geen aanleiding om nu verandering te brengen in de situatie van de kinderen door de vervangende toestemming (alsnog) te weigeren. Dat is ook wat de raad heeft geadviseerd. Aannemelijk is dat een terugkeer naar de vroegere school in [woonplaats1] tot onnodige onrust bij de kinderen zal leiden. Verder is gebleken dat de kinderen het goed doen op school in [plaats1] en dat de vrouw, die nu tijdelijk met de kinderen in [woonplaats2] woont in het gastenverblijf van haar ouders, van plan is te verhuizen naar [plaats1] .
De grief van de man faalt daarom en het hof zal de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
in de zaken met zaaknummers 200.330.484 en 200.330.485 (alimentatie en verdeling)
5.3
De vrouw stelt allereerst aan de orde dat de man zijn stellingen met betrekking tot de alimentatie en de verdeling van de woning niet heeft onderbouwd met (financiële) stukken en in het petitum van zijn beroepschrift geen concrete verzoeken aan het hof heeft voorgelegd. Volgens de vrouw moet de man daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoeken.
Het hof kan de vrouw daarin niet volgen, omdat – hoewel een petitum met duidelijk omschreven verzoeken ontbreekt – uit de door de man aangevoerde grieven blijkt dat hij van mening is dat hij niet meer dan € 510,85 per kind per maand kan betalen en dat hij stelt, primair, dat hij geen draagkracht heeft voor partneralimentatie en, subsidiair, dat hij niet meer dan € 850,47 per maand aan partneralimentatie kan betalen. De vrouw heeft zich ook uitgelaten over de stellingen van de man en inhoudelijk verweer gevoerd, ook wat betreft de verdeling van de woning. De man kan daarom worden ontvangen in zijn verzoeken in hoger beroep.
5.4
Omdat de man heeft verzocht de bestreden beschikking van 7 juli 2023 (in zijn geheel) te vernietigen en hij niet wenst mee te werken aan inschrijving van die beschikking in de registers van de burgerlijke stand (zoals de vrouw onbetwist heeft gesteld), vat het hof het hoger beroep van de man zo op dat het ook is gericht tegen de uitgesproken echtscheiding. De vrouw heeft in zoverre om bekrachtiging van de bestreden beschikking verzocht. De man heeft (inmiddels) gesteld dat hij zich neerlegt bij de echtscheiding. Het hof zal daarom de beslissing van de rechtbank tot het uitspreken van de echtscheiding tussen partijen bekrachtigen.
5.5
De man voert grieven aan tegen de door de rechtbank vastgestelde bedragen aan kinderalimentatie (van € 750,- per kind per maand) en aan partneralimentatie (van € 3.500,- bruto per maand).
kinderalimentatie
5.6
Partijen stellen dat zij het niet eens zijn over de behoefte van de kinderen, maar omdat de man die behoefte (aan het einde van de samenleving in 2022) berekent op € 1.385,- per maand (€ 692,- per kind per maand) en de vrouw op ongeveer hetzelfde bedrag, te weten € 1.390,- per maand (€ 695,- per kind per maand), stelt het hof de totale behoefte van de kinderen aan een bijdrage van hun ouders op € 695,- per kind per maand.
5.7
Uit de berekening van de man in zijn beroepschrift volgt dat hij – na aftrek van een zorgkorting van 15%, waarvan ook de vrouw uitgaat – € 510,85 per kind per maand kan betalen. Hoewel partijen uitgaan van verschillende inkomens concludeert de vrouw dat de man een bedrag kan betalen dat daarmee (nagenoeg) overeenkomt, te weten € 508,50 per kind per maand. Het hof zal de door de man te betalen kinderalimentatie dan ook vaststellen op € 510,85 per kind per maand, welk bedrag ingevolge de wettelijke indexering in 2024 € 542,52 per kind per maand bedraagt. De ingangsdatum van deze betalingsverplichting is de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is of wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Tot die tijd geldt de bijdrage die door de rechtbank is vastgesteld in de beschikking voorlopige voorzieningen van 17 maart 2023.
partneralimentatie
5.8
Voor de berekening van de partneralimentatie neemt het hof de door de vrouw overgelegde berekeningen tot uitgangspunt (met toepassing van de fiscale tarieven 2024) en bespreekt het hierna alleen de punten waarover partijen van mening verschillen. Het hof zal zijn berekeningen aan deze beschikking hechten.
5.9
De man stelt dat het niet juist is om aan zijn zijde uit te gaan van een bruto-inkomen van € 186.000,-, zoals de vrouw heeft aangevoerd. Omdat de man zijn verweer op geen enkele wijze heeft onderbouwd met financiële stukken, terwijl hij juist degene is die over deze informatie beschikt en hij daarvoor ruim de gelegenheid heeft gehad, gaat het hof daaraan voorbij. Aan de zijde van de vrouw gaat het hof uit van een hoger inkomen in 2023 dan aanvankelijk door haar gesteld, namelijk van een inkomen van € 32.999,- bruto, overeenkomstig de jaaropgave 2023. Dit leidt tot een netto besteedbaar inkomen van € 2.661,- per maand.
5.1
De vrouw heeft haar huwelijksgerelateerde behoefte berekend op € 5.773,- netto per maand (in 2022, geïndexeerd naar 2024 € 6.339,- netto per maand). De man heeft dat evenmin door middel van stukken gemotiveerd betwist. De aanvullende behoefte van de vrouw bedraagt dan € 3.678,- netto per maand en dat komt overeen met € 7.210,- bruto per maand.
5.11
Uit de aangehechte draagkrachtberekening volgt dat de draagkracht van de man voor partneralimentatie, na aftrek van zijn aandeel in de kosten van de kinderen, € 2.001,- netto per maand bedraagt. Inclusief het belastingvoordeel (door het opvoeren van de partneralimentatie als aftrekpost) komt de draagkracht van de man op € 3.174,- bruto per maand.
5.12
Dit betekent dat de man niet geheel in de (aanvullende) behoefte van de vrouw kan voorzien en de volledige draagkracht moet worden benut. Gelet op het voorgaande zal het hof de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie dan ook vaststellen op € 3.174,- bruto per maand. Met betaling van dit bedrag aan partneralimentatie komt de vrouw ook niet in een betere financiële positie te verkeren dan de man.
woning
5.13
Met zijn derde grief richt de man zich tegen de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de verkoop van de woning. Hij wil in de gelegenheid worden gesteld om de woning over te nemen. De vrouw stelt dat de man financieel niet in staat is de woning op korte termijn over te nemen.
5.14
Het hof ziet geen redenen om anders te beslissen dan de rechtbank heeft gedaan. De man heeft tegenover de betwisting door de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat hij in staat is de woning over te nemen. Een offerte van een bank of een andere financier waaruit blijkt dat hij in staat is de overname te financieren en een verklaring van de huidige hypothecaire schuldeiser waaruit blijkt van onvoorwaardelijke bereidheid de vrouw te ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de bestaande hypotheekschuld of van toestemming voor overneming van die schuld door de man ontbreken. Dit staat er niet aan in de weg dat het partijen vrij staat om de man – na taxatie – alsnog de woning te laten overnemen, als hij over de hiervoor genoemde stukken beschikt en hij de vrouw de helft van de overwaarde betaalt.
6 De slotsom
in de zaak met zaaknummer 200.328.572 (vervangende toestemming)
6.1
De grief van de man faalt. Het hof zal de bestreden beschikking van 17 maart 2023 bekrachtigen.
in de zaken met zaaknummers 200.330.484 en 200.330.485 (alimentatie en verdeling)
6.2
De grieven I en II slagen (gedeeltelijk) en grief III faalt. Het hof zal de bestreden beschikking van 7 juli 2023 vernietigen ten aanzien van de kinder- en partneralimentatie en beslissen als hierna te melden. Het hof zal die beschikking bekrachtigen voor het overige.
6.3
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep in beide zaken compenseren in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt omdat partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de gevolgen van hun echtscheiding betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in de zaak met zaaknummer 200.328.572
7.1
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 maart 2023;
in de zaken met zaaknummers 200.330.484 en 200.330.485
7.2
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 7 juli 2023 ten aanzien van de kinder- en partneralimentatie en in zoverre opnieuw beschikkende:
7.3
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand aan kinderalimentatie € 542,52 per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
7.4
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand aan partneralimentatie € 3.174,- bruto per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
7.5
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige, waaronder de uitgesproken echtscheiding en de beslissing over de verdeling van de woning;
7.6
verklaart de in 7.3 en 7.4 uitgesproken beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
in alle zaken
7.7
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
7.8
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, M.L. van der Bel en L. Hamer, bijgestaan door mr. Th.H.M. Lueb als griffier, en is op 7 mei 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.