ECLI:NL:GHARL:2024:3152

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
21-003845-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld tegen personen gepleegd door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van diefstal van flessen drank uit een supermarkt, vergezeld van geweld tegen een medewerker. De feiten vonden plaats op 18 april 2022, toen de verdachte samen met een medeverdachte flessen drank heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Bij de aanhouding door de medewerkers van de Jumbo heeft de verdachte geweld gebruikt tegen de aangever, wat resulteerde in letsel. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging, waarbij het geweld werd toegepast om de vlucht mogelijk te maken bij betrapping op heterdaad. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met bijzondere voorwaarden. Tevens werd een schadevergoeding van € 818,02 aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische stoornissen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003845-22
Uitspraak d.d.: 3 mei 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 15 september 2022 met parketnummer 18-097410-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
- veroordeling van de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde feit tot een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren en met als bijzondere voorwaarden gesteld dat:
 de verdachte zich binnen 7 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland op het adres [adres 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 de verdachte zich laat behandelen door de Forensische Poli van Verslavingszorg Noord Nederland [locatie] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 de verdachte meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
 de verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 818,02, vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met bepaling van de duur van de gijzeling, die bij gebreke van betaling en verhaal kan worden toegepast, op maximaal 16 dagen.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsvrouw, mr. M.E.W.M. Rupert, waarnemend voor mr. N.D. Spijker, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte, bij vonnis van 15 september 2022, veroordeeld ten aanzien van het tenlastegelegde tot een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Verder heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 818,02, bestaande uit € 318,02 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met bepaling van de duur van de gijzeling, die bij gebreke van betaling en verhaal kan worden toegepast, op maximaal 16 dagen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 18 april 2022 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 1 of meer flessen drank, te weten Safari en/of Apfelkorn en/of Passoa en/of Bacardi in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Supermarkt Jumbo, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] (medewerker van de Jumbo), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen die [aangever] aan te lopen en/of die [aangever] in het gezicht te stompen / slaan en/of in diens arm te bijten en/of een collega van die [aangever] aan de haren te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, namens de verdachte, op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging. De raadsvrouw heeft zich echter mede op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van, kort gezegd, de geweldscomponent van het tenlastegelegde feit.
De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat, hoewel verdachte de tenlastegelegde geweldshandelingen niet ontkent, niet bewezen kan worden dat zij dit geweld heeft toegepast met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of de andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. De raadsvrouw wijst in dit kader op de Pro Justitiarapportage d.d. 22 september 2022, waaruit blijkt dat er verschillende (psychische) stoornissen bij verdachte zijn vastgesteld die ook aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde. De raadsvrouw voert aan dat deze stoornissen hebben doorgewerkt in hetgeen zich toen heeft afgespeeld. Op de beelden is weliswaar te zien dat het verdachte zelf is geweest die als eerst een stap naar voren zet in de richting van aangever [aangever] en tegen hem aanloopt, maar zij wordt vervolgens door hem geduwd. In reactie op dit duwen, haalt zij uit waarna het overige geweld volgt. Deze overmatige reactie van verdachte, als reactie op het duwen van aangever [aangever] , vindt zijn oorzaak in de verschillende (psychische) stoornissen waaraan verdachte ten tijde van het voorval lijdt.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de geweldscomponent van het tenlastegelegde feit wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt hiertoe in het bijzonder als volgt.
Het hof stelt voorop dat in hoger beroep niet ter discussie staat dat verdachte zich tezamen met medeverdachte op 18 april 2022 schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van verschillende flessen drank in de Jumbo. Ook staat niet ter discussie dat verdachte, bij de aanhouding door de medewerkers van de Jumbo, geweld heeft gebruikt tegen aangever [aangever] en een collega van hem.
De vraag die in hoger beroep beantwoord dient te worden is of verdachte dit geweld heeft toegepast met het oogmerk om voornoemde diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of de andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van de flessen drank te verzekeren.
Het hof is van oordeel dat, op basis van het dossier, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het geweld heeft toegepast met het oogmerk om bij betrapping van de diefstal op heterdaad aan zichzelf, of de andere deelnemer aan het misdrijf, de vlucht mogelijk te maken. Het hof wijst in dit kader, naast de aangifte en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 19 april 2022, met name op de camerabeelden van het voorval die zich in het dossier bevinden, het proces-verbaal van bevindingen van 19 april 2022 waarin verbalisant [verbalisant] de camerabeelden beschrijft en de eigen waarneming van het hof van de camerabeelden op de terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2024. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte tezamen met haar medeverdachte op heterdaad wordt aangehouden door medewerkers van de Jumbo vanwege de diefstal van de verschillende flessen drank. Al snel komt aangever [aangever] zich bij deze medewerkers voegen. Uit de aangifte blijkt dat hij verdachte en medeverdachte duidelijk probeert te maken dat zij zijn aangehouden vanwege diefstal (in vereniging) en dat hij hen vraagt om met hem mee te lopen.
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte juist op dat moment in de richting van de uitgang wil lopen, kennelijk om zich te onttrekken aan de aanhouding. Op dit moment begint het door de verdachte toegepaste geweld ook. Zij stapt voorwaarts en loopt hierbij tegen de stilstaande aangever [aangever] aan. Deze duwt haar echter terug zodat zij niet (verder) weg kan lopen. Vrijwel direct na de duw zet verdachte het geweld voort door aangever, met kracht en met gebalde vuist, tegen zijn hoofd te stompen. Op de beelden is vervolgens te zien dat de collega van aangever [aangever] (getuige [getuige] ) verdachte in bedwang probeert te houden door haar vast te pakken. Verdachte probeerde hier echter aan te ontkomen door zich los te trekken, van zich af te slaan en aan de haren van de collega van aangever [aangever] te trekken. Deze collega hoorde verdachte - nadat door [aangever] tegen haar was gezegd dat ze was aangehouden - “Ja daag!” zeggen. Het lukt de collega desondanks om verdachte vast te houden alvorens zij door hem en aangever [aangever] naar de grond wordt gewerkt. Uit de aangifte en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 19 april 2022 blijkt vervolgens dat verdachte, eenmaal op de grond, aangever [aangever] en zijn collega nog steeds tegenwerkt om zo alsnog te proberen te ontkomen. Hierbij bijt verdachte hard in de arm van aangever [aangever] , met letsel tot gevolg.
Het hof begrijpt de gedragingen van verdachte, naar hun uiterlijke kenmerken, als te zijn gericht op het zich onttrekken aan de aanhouding en op het aan zichzelf, of de andere deelnemer aan het misdrijf, mogelijk maken van de vlucht. Ook de door de getuige beschreven uitlating van verdachte, “Ja daag!”, duidt er naar het oordeel van het hof op dat zij door had wat er gaande was en dat zij daarover de afweging maakte om niet mee te werken aan haar aanhouding. Dat uit de Pro Justitiarapportage d.d. 22 september 2022 blijkt dat er verschillende (psychische) stoornissen bij verdachte zijn vastgesteld, waaraan verdachte (ook) ten tijde van het voorval leed en dat zij mogelijk hierdoor overmatig heeft gereageerd op de rechtmatige aanhouding van de medewerkers van de Jumbo, maakt dit oordeel niet anders. De omstandigheid dat uit de Pro Justitiarapportage blijkt dat hierdoor sprake is van een verminderde toerekenbaarheid zal het hof meewegen bij de strafoplegging, maar staat een bewezenverklaring van het tenlastegelegde niet in de weg.
Zodoende acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 18 april 2022 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander flessen drank, te weten Safari, Apfelkorn, Passoa en Bacardi, die geheel aan Supermarkt Jumbo toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen [aangever] (medewerker van de Jumbo), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, door tegen die [aangever] aan te lopen, die [aangever] in het gezicht te stompen en in diens arm te bijten en een collega van die [aangever] aan de haren te trekken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft hierbij in het bijzonder het navolgende in ogenschouw genomen.
Verdachte heeft samen met medeverdachte een aantal flessen drank gestolen bij de Jumbo. Toen zij, onderweg naar buiten, werden tegenhouden door medewerkers van de Jumbo, waaronder aangever [aangever] , heeft verdachte fors geweld gebruikt om zichzelf, en/of de medeverdachte, de vlucht mogelijk te maken. Dit geweld bestond uit het tegen aangever [aangever] aanlopen, het in zijn gezicht stompen, het bijten in zijn arm en het trekken aan de haren van een collega van aangever [aangever] . Door aldus te handelen heeft verdachte niet enkel schade, overlast en een inbreuk op het eigendomsrecht van de Jumbo veroorzaakt, maar ook een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever [aangever] en zijn collega. Ten gevolge van de beet van verdachte heeft aangever [aangever] zelfs blijvend lichamelijk letsel overgehouden, nu hij nog steeds een groot litteken heeft op zijn arm. Bovendien heeft verdachte hiermee geen enkel respect getoond voor de medewerkers van de Jumbo die op dat moment enkel hun werkzaamheden uitvoerden door haar en medeverdachte aan te houden na de diefstal.
Ook heeft het voorval zich afgespeeld in de Jumbo die op dat moment open was waardoor zich daar meerdere personen bevonden die het voorval hebben kunnen zien.
Het hof weegt bij de strafoplegging mee dat uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 maart 2024 van verdachte blijkt dat zij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Het hof heeft tevens geconstateerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft ook acht geslagen op de reclasseringsadviezen d.d. 13 september 2022, 5 juli 2023 en 2 november 2023 die met betrekking tot verdachte door Verslavingszorg Noord Nederland zijn opgemaakt. In het advies van 5 juli 2023 is geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met, kortgezegd, de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een meewerkplicht aan schuldhulpverlening en een meewerkplicht aan middelencontrole.
Het hof heeft, bij het bepalen van de hoogte van de straf ook de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep van 19 april 2024 naar voren zijn gebracht, in ogenschouw genomen. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat verdachte op dit moment een eigen woning heeft die zij kwijt zou raken als zij voor langere tijd naar de gevangenis zou moeten. Verder is haar zoon uit huis geplaatst en heeft verdachte haar alcoholgebruik, naar eigen zeggen, verminderd. De raadsvrouw heeft ook aangevoerd dat verdachte zich tijdens het opmaken van de Pro Justitiarapportage d.d. 22 september 2023 bereid heeft getoond tot het meewerken aan de eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft eveneens acht geslagen op de, met betrekking tot verdachte door deskundige dr. [deskundige] opgemaakte, Pro Justitiarapportage d.d. 22 september 2023. In dit rapport heeft de deskundige geadviseerd om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De raadsvrouw heeft in dit kader naar voren gebracht dat de politierechter in eerste aanleg nog niet over voornoemd rapport beschikte, waardoor er toentertijd geen rekening gehouden is met de verminderde toerekenbaarheid. Dit dient volgens de raadsvrouw bij een veroordeling te resulteren in een lagere straf dan in eerste aanleg.
Het hof is echter van oordeel dat bij feiten, zoals het bewezenverklaarde feit in de onderhavige zaak, waarbij sprake is van fors geweld, gepleegd op een openbare plaats, een onvoorwaardelijke gevangenisstaf passend en geboden is. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan bij een gepleegde winkeldiefstal met geweld, niet in vereniging gepleegd, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Het hof ziet echter in het advies van de deskundige en in het hiervoor overwogene aanleiding om te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en een taakstraf. Op deze manier houdt het hof rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid én wil het hof verdachte de kans bieden haar problematiek met de hulp en ondersteuning van de reclassering aan te pakken. De voorwaardelijke gevangenisstraf zal daarbij als stok achter de deur dienen.
Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof de oplegging van een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals hieronder opgenomen passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.118,02, bestaande uit 318,02 aan materiële schade en uit € 800,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 818,02, bestaande uit 318,02 aan materiële schade en uit € 500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De raadsvrouw heeft namens verdachte aangevoerd dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen, maar dat de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd. De raadsvrouw heeft zich namelijk op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij door zijn handelen bij de aanhouding eigen schuld heeft gehad bij het ontstaan van deze schade.
Het hof overweegt dat voor een geslaagd beroep op de eigen schuld van de benadeelde partij, zoals bedoeld in artikel 101, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, vereist is dat de ontstane schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde partij kan worden toegerekend. Hiervan is in de onderhavige zaak geen sprake. De benadeelde partij heeft verdachte rechtmatig aangehouden. Hierdoor stond hij bij verdachte in de buurt waardoor zij tegen hem aan kon lopen. Vervolgens heeft hij proportioneel gehandeld en gereageerd op de geweldshandelingen van verdachte, hetgeen ook nodig was om verdachte in bedwang te kunnen houden. Onder deze omstandigheden ziet het hof geen aanleiding tot het verminderen van de vergoedingsplicht op grond van artikel 101, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 818,02, bestaande uit 318,02 aan materiële schade en uit € 500,00 aan immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat de benadeelde partij thans niet in de vordering kan worden ontvangen. Daarom kan de vordering, voor dat deel, slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaaltdat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarde dat:

  • de veroordeelde zich binnen 7 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland op het adres [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de veroordeelde zich laat behandelen door de Forensische Poli van Verslavingszorg Noord Nederland [locatie] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
  • de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aande reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 818,02 (achthonderdachttien euro en twee cent) bestaande uit € 318,02 (driehonderdachttien euro en twee cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaartde benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en
bepaaltdat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 818,02 (achthonderdachttien euro en twee cent) bestaande uit € 318,02 (driehonderdachttien euro en twee cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling op ten hoogste 16 (zestien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaaltde aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 18 april 2022.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. E.W. van Weringh en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van I.C. Bita, griffier,
en op 3 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.