ECLI:NL:GHARL:2024:3127

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
21-005021-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van vuurwapens en bedreiging van politieagenten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld voor het voorhanden hebben van twee vuurwapens, waaronder een automatisch vuurwapen (Uzi) met bijbehorende munitie, terwijl hij op een terras zat. Daarnaast is hij veroordeeld voor de bedreiging van twee politieagenten. Het hof legt aan de verdachte een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De zaak kwam aan het licht na een melding dat de verdachte met vuurwapens op een terras zat. Bij zijn aanhouding zijn de wapens aangetroffen, en hij heeft tijdens het vervoer naar het politiebureau bedreigende uitspraken gedaan richting de verbalisanten. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en komt tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging. De verdachte heeft eerder onherroepelijk strafbare feiten gepleegd, wat meeweegt in de strafmaat. Het hof heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling door een zorgverlener.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005021-23
Uitspraak d.d.: 3 mei 2024
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 29 september 2023, zittingsplaats Zutphen, met parketnummer 05-141701-23 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 05-080624-22, 05-055400-21,
05-124806-20, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
thans verblijvende in P.I. [Naam P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.G.M. Frerix, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het ten aanzien van feit 1 tot een (enigszins) andere bewezenverklaring komt. Voorts komt het hof tot een andere strafoplegging en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juni 2023, in de gemeente [pleeggemeente] , een (vuur)wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten:
een pistoolmitrailleur, model Uzi, merk/type Ero, kaliber 9 x 19 mm en/of
een of meer (bijbehorende) (met patronen gevulde) (patroon)magazijnen en/of
een (vuur)wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
een (doorgeladen) pistool, merk Jennings Firearms, model 25 .25 AUTO, kaliber 6.35 mm en/of
een (bijbehorend) (leeg) (patroon)magazijn
en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- (9) (kogel)patronen, kaliber 9 x 19 mm (9 mm Luger) en/of
- (7) (kogel)patronen, kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 10 juni 2023, te [pleegplaats 1] en/of te [pleegplaats 2] , althans (in ieder geval) in Nederland, een of meer personen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , tijdens de uitoefening van zijn/haar/hun functie van/als verbalisant en werkzaam bij de politie [regio] en/of de politie [regio] (in zijn algemeenheid), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat, door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend woorden toe te voegen:
“Doe rustig met mijn honden hé! Als jullie aan mijn honden komen dan doe ik jullie wat. Mijn honden kunnen bijten, en dan maken jullie ze dood. Als jullie ze wat aan doen hé of als jullie ze dood maken, dan schiet ik die RPG het politiebureau in” en/of
-zakelijk weergegeven- dat hij, verdachte, ook nog 6 mm hollow point patronen had en dat deze exploderen in je lichaam en al je organen kapot maken. De 9mm die de politie zou gebruiken gaan dan wel direct door je heen, maar zijn, verdachtes, 6 mm hollow point doen veel meer pijn en veroorzaakt schade en/of
-zakelijk weergegeven- dat hij, verdachte, nog wel even getwijfeld heeft of hij op de politie zou gaan schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezenverklaard. Ten aanzien van feit 1 heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het aantal van 7 kogelpatronen, kaliber 6.35 mm, moet worden doorgehaald.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft overeenkomstig haar op schrift gestelde pleitnotitie voor feit 1 een partiële vrijspraak bepleit omdat het procesdossier geen bewijs bevat voor het voorhanden hebben van 6 of 7 kogelpatronen, kaliber 6.35 mm. Voor feit 2 heeft zij vrijspraak bepleit.
Oordeel van het hof
Kogelpatronen kaliber 6.35 mm (feit 1)
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2023 opgemaakt door [verbalisant 1] volgt, dat verdachte bij zijn aanhouding in zijn rechterbroekzak een vuurwapen (Jennings Firearms .25 Auto) had. De verbalisant heeft het vuurwapen uit de broekzak van verdachte gehaald en het volgende gerelateerd:
“Ik zag dat het een klein pistool betrof, dat de haan van het wapen ontspannen was en dat er geen patroonmagazijn in het wapen aanwezig was. Hierop heb ik de slede van het wapen naar achteren getrokken en zag dat er een patroon in de kamer aanwezig was. Deze patroon heb ik voor mij op straat laten vallen en het wapen ernaast gelegd. In de broekzak van de verdachte trof ik tevens een leeg patroonmagazijn aan. Deze heb ik bij het wapen gelegd.”
Uit het proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 28 juli 2023 opgemaakt door [verbalisant 2] volgt, dat kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm met het in beslag genomen vuurwapen (Jennings Firearms .25 Auto) verschoten kunnen worden. In dit proces-verbaal wordt tevens gerelateerd dat met het vuurwapen vier proefschoten zijn afgevuurd.
Gelet op voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte één kogelpatroon van het kaliber 6.35 mm voorhanden heeft gehad. De verdachte wordt vrijgesproken van het voorhanden hebben van de overige 6 kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm, nu die niet onder verdachte zijn aangetroffen.
Bij deze stand van zaken hoeft het hof niet in te gaan op het voorwaardelijk verzoek van de verdediging.
Ten aanzien van feit 2
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder nog als volgt.
Het verweer in hoger beroep is in de kern gelijk aan hetgeen bij de rechtbank door de verdediging is aangevoerd. Het hof is van oordeel dat de rechtbank het verweer terecht en op goede gronden heeft verworpen en neemt navolgende overweging van de rechtbank daarom over.
“De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben verdachte op 10 juni 2023 aangehouden in [plaats] , nadat zij een melding hadden gekregen dat verdachte met een handvuurwapen en een machinegeweer op het terras zou zitten. Verdachte had een vuurwapen in zijn zak zitten waarin een patroon in de kamer aanwezig was. Tijdens het vervoer van verdachte naar het politiebureau in [pleegplaats 2] , hoorden verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verdachte zeggen dat hij de aanslagpleger op de Telegraaf had gesproken en dat hij een ‘RPG’ had vastgehad. Toen verdachte via de portofoon zijn eigen adres hoorde, ging hij door het lint. Verbalisanten hoorde verdachte vervolgens schreeuwen: “Doe rustig met mijn honden hé! Als jullie aan mijn honden komen dat doe ik jullie wat. Mijn honden kunnen bijten, en dan maken ze jullie dood. Als jullie ze wat aan doen hé of als jullie ze dood maken, dan schiet ik die RPG het politiebureau in.” Verdachte schold de verbalisanten uit en ze hoorden hem vervolgens zeggen dat hij ook nog 6 mm hollow point patronen had. Verbalisanten hoorden hem zeggen dat deze exploderen in je lichaam en al je organen kapot maken. Verbalisanten hoorden verdachte zeggen dat de 9 mm van hun direct door je heen gaat, maar dat zijn 6 mm hollow point veel meer pijn doet en schade veroorzaakt. Vervolgens hoorden verbalisanten dat verdachte zei dat hij nog wel even getwijfeld had of hij zou gaan schieten op hen.
Gelet op de gegeven omstandigheden, bezien in de context waarin de aanhouding op heterdaad plaatsvond, is de rechtbank van oordeel dat daardoor bij verbalisanten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen. Dat zij naast hun ambtsedig verslag niet ook aangifte hebben gedaan, doet daar niet aan af. Uit de bevindingen komt naar voren dat verdachte in opgefokte toestand de bedreigende uitlatingen ondubbelzinnig richting deze verbalisanten uitte. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.”

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks10 juni 2023, in de gemeente [pleegplaats 1] , een (vuur)wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten:
een pistoolmitrailleur, model Uzi, merk/type Ero, kaliber 9 x 19 mm en
/of
een of meer (bijbehorende) (met patronen gevulde) (patroon)magazijnen en/of
een (vuur)wapen van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
een (doorgeladen) pistool, merk Jennings Firearms, model 25 .25 AUTO, kaliber 6.35 mm en
/of
een (bijbehorend) (leeg) (patroon)magazijn
en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- (9) (kogel)patronen, kaliber 9 x 19 mm (9 mm Luger) en
/of
-
(1
) (kogel
)patroon
en, kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks10 juni 2023,
te [pleegplaats 1] en/of te [pleegplaats 2] , althans (in ieder geval)in Nederland,
een of meerde personen, genaamd [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , tijdens de uitoefening van
zijn/haar/hun functie
van/als verbalisant en werkzaam bij de politie [regio]
en/of de politie [regio] (in zijn algemeenheid), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat,door die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] opzettelijk dreigend woorden toe te voegen:
“Doe rustig met mijn honden hé! Als jullie aan mijn honden komen dan doe ik jullie wat. Mijn honden kunnen bijten, en dan maken jullie ze dood. Als jullie ze wat aan doen hé of als jullie ze dood maken, dan schiet ik die RPG het politiebureau in” en
/of
-zakelijk weergegeven- dat hij, verdachte, ook nog 6 mm hollow point patronen had en dat deze exploderen in je lichaam en al je organen kapot maken. De 9mm die de politie zou gebruiken gaan dan wel direct door je heen, maar zijn, verdachtes, 6 mm hollow point doen veel meer pijn en veroorzaakt schade en
/of
-zakelijk weergegeven- dat hij, verdachte, nog wel even getwijfeld heeft of hij op de politie zou gaan schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III

en

Ten aanzien van de munitie:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de straf heeft de rechtbank bijzondere voorwaarden verbonden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank is opgelegd.
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig haar op schrift gestelde pleitnotitie, verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk is aan het inmiddels ondergane voorarrest. Hiervoor heeft de raadsvrouw de persoonlijke omstandigheden van verdachte aangevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte zat op een zaterdagmiddag in juni met twee vuurwapens op een terras, terwijl hij onder invloed was van wiet en alcohol. Op dat terras zaten ook andere mensen. In het vuurwapen dat verdachte in zijn zak had, zat een kogel in de kamer. Dat vuurwapen was dus doorgeladen. Het vuurwapen dat verdachte bij zich droeg in een metalen koffer betrof een pistoolmitrailleur (Uzi). Het voorhanden hebben van dergelijke wapens met munitie is een ernstig feit dat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt. De omstandigheid dat de verdachte in de openbaarheid met wapens op een terras zat en van plan was in benevelde toestand in het bos te gaan schieten maakte het risico reëel. Daarnaast veroorzaakt het voorhanden hebben van zulke wapens maatschappelijke onrust en wordt de maatschappelijke veiligheid aangetast. Verder heeft verdachte kort na zijn aanhouding op heterdaad twee verbalisanten bedreigd met de dood. Verbalisanten dienen met hun werk de samenleving. Steeds vaker worden zij geconfronteerd met agressie, geweld, bedreigingen en andere vormen van intimidatie. Zulke uitlatingen zijn ontoelaatbaar. Het hof rekent de verdachte deze feiten zwaar aan.
Het hof heeft bij de strafoplegging ook gelet op de inhoud van een uittreksel Justitiële Documentatie van 18 maart 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Dit weegt het hof in het nadeel van verdachte mee.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Op het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte staat een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. Het hof acht het strafverzwarend dat er een kogel in de kamer van het vuurwapen zat zodat het een doorgeladen vuurwapen betreft. Op het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen in de openbare ruimte staat een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden. Het hof acht het strafverzwarend dat verdachte deze wapens, waarvan er een in zijn broekzak zat, had meegenomen naar een terras, terwijl hij onder invloed was. Verdachte had ook bijbehorende munitie aanwezig. Daarnaast heeft hij twee verbalisanten met de dood bedreigd. Die bedreiging is des te ernstiger omdat verdachte kort daarvoor wegens vuurwapenbezit was aangehouden. Gezien deze uitgangspunten en straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof, gelet op de bewezenverklaarde feiten niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur met zich brengt. De oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk is aan het inmiddels ondergane voorarrest, zoals voorgesteld door de raadsvrouw, doet absoluut geen recht aan de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Alles afwegende is naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, uit het oogpunt van vergelding en normhandhaving passend en geboden. Het hof zal aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering op 15 maart 2024 is geadviseerd. Deze voorwaarden zijn ter terechtzitting met verdachte besproken, waarbij de verdachte zich bereid heeft verklaard om aan die voorwaarden te houden.
Tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Parketnummer 05-124806-20
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 13 augustus 2020 opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 05-124806-20. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen.
Parketnummer 05-055400-21
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 26 mei 2021 opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 05-055400-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen.
Parketnummer 05-080624-22
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 juni 2022 opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 05-080624-22. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen.
Het standpunt van de verdediging dat de vorderingen tot uitvoerlegging dienen te worden afgewezen, omdat de voorwaardelijk opgelegde straffen zien op andersoortige feiten vindt geen steun in het recht.
Het hof ziet geen termen aanwezig om de ten uitvoer te leggen gevangenisstraffen, zoals is voorgesteld door de raadsvrouw, de proeftijd ervan te verlengen of om te zetten in een taakstraf of een deel ervan te gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij de reclassering en zich zal blijven melden zo vaak en zolang de reclassering dit nodig acht. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. De meldplicht heeft tot doel verdachte te kunnen begeleiden bij en controle op de naleving op de bijzondere voorwaarden. De reclassering bepaalt welke gespreksonderwerpen van belang zijn om een inschatting te kunnen maken van de recidive- en veiligheidsrisico’s, waarbij de privacy van verdachte zoveel mogelijk gerespecteerd zal worden. Verdachte moet op een constructieve wijze meewerken aan deze gesprekken en openheid van zaken geven over de door de reclassering bepaalde gespreksonderwerpen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de volledige proeftijd zal laten behandelen door een door de reclassering aan te wijzen (één of meerdere) forensische ambulante zorgverlener(s), gespecialiseerd in middelen- en (of) gedragsproblematiek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener(s) geeft/geven voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener(s) dit noodzakelijk acht(en). Verdachte dient zich in dat geval te onthouden van misbruik van medicatie.
Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering/behandelaar een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering/behandelaar dit noodzakelijk acht. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dit noodzakelijk acht. Verdachte dient zich in dat geval te onthouden van misbruik van medicatie;
- zich zal onthouden van het gebruik van harddrugs en/of alcohol, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Dit verbod zal worden gecontroleerd door middel van urinecontroles en een alcoholmeter en verdachte zal hieraan zijn medewerking verlenen;
- verdachte zijn medewerking zal (blijven) verlenen aan ambulante begeleiding bij zijn praktische zaken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 13 augustus 2020, parketnummer 05-124806-20, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 26 mei 2021, parketnummer 05-055400-21, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 juni 2022, parketnummer 05-080624-22, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Aldus gewezen door
mr. O.O. van der Lee, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. Th.C.M. Willemse, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. Bektaş, griffier,
en op 3 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 3 mei 2024.
Tegenwoordig:
mr. P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr. J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. D. van der Geld, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.