ECLI:NL:GHARL:2024:3109

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
21-001039-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging gevangenisstraf voor medeplegen van afdreiging met schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van afdreiging, waarbij hij samen met een medeverdachte de benadeelde partij heeft gedwongen tot het afgeven van een geldbedrag van €10.800 en het afsluiten van telefooncontracten. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, maar het hof heeft deze straf gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte krijgt 10 maanden gevangenisstraf, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en behandeling voor gokverslaving. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat het hof in een andere zaak een taakstraf had opgelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001039-19
Uitspraak d.d.: 1 mei 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 22 februari 2019 met parketnummer 05-740371-18 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-062674-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [plaats] op [geboortedag] 1989.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsadvies. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen en de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 05-062674-17 wordt afgewezen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland van 22 februari 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarnaast teruggave van de inbeslaggenomen telefoon aan [medeverdachte] gelast en ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partij geoordeeld dat deze kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met veroordeling van verdachte in de proceskosten. Voorts heeft de rechtbank tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 05-062674-17 gelast.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 juli 2018 tot en met 4 juli 2018 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaarmaking van een geheim, [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 10.800 euro, althans enig geldbedrag en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of (een) telefooncontract(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van (een) telefoonabonnement(en), immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), aan die [benadeelde] medegedeeld dat hij de politie en de omgeving van die [benadeelde] op de hoogte zou brengen dat die [benadeelde] seks met een minderjarige wilde in het geval hij niet zou meewerken;
subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 juli 2018 tot en met 4 juli 2018 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 10.800 euro, althans enig geldbedrag en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of (een) telefooncontract(en), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voorgedaan als medewerkers van stichting kindermisbruik en/of
- tegen die [benadeelde] gezegd dat hij de stichting financieel moest steunen door een geldbedrag te betalen en/of
- tegen die [benadeelde] gezegd dat hij dit geldbedrag in twee delen terug zou krijgen en/of
- op verzoek van die [benadeelde] hiervan een contract opgemaakt en/of
- tegen die [benadeelde] gezegd dat hij de stichting een dienst kon bewijzen door telefoons aan te schaffen en/of telefoonabonnementen af te sluiten en/of
- tegen die [benadeelde] gezegd dat die abonnementen later zouden worden overgezet naar de stichting waardoor die [benadeelde] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

Verklaring van verdachte in hoger beroep

Het hof overweegt dat verdachte in hoger beroep voor een andere proceshouding heeft gekozen. Hij heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij, in tegenstelling tot wat hij bij de politie en in eerste aanleg heeft verklaard, het ten laste gelegde heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij, samen met medeverdachte, aangever heeft gedwongen om zoveel mogelijk geld (€10.800) te pinnen en heeft daartoe met aangever via internetbankieren op diens rekening gekeken. Later heeft verdachte aangever gedwongen om twee telefoons met bijbehorend abonnement te kopen. Verdachte heeft deze telefoons doorverkocht aan derden. Verdachte heeft zich in het contact met aangever voorgedaan als vertegenwoordiger van een stichting tegen kindermisbruik. Hij heeft in die hoedanigheid aangever gedreigd diens vermeende seksafspraken met minderjarigen bekend te maken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op tijdstippen in de periode van 3 juli 2018 tot en met 4 juli 2018 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 10.800 euro, en mobiele telefoons toebehorende aan die [benadeelde] , en tot het aangaan van een schuld, te weten het afsluiten van telefoonabonnementen, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader, aan die [benadeelde] medegedeeld dat hij de politie en de omgeving van die [benadeelde] op de hoogte zou brengen dat die [benadeelde] seks met een minderjarige wilde in het geval hij niet zou meewerken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van afdreiging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat aangever in hem had gesteld nadat zij via een website contact met elkaar hadden gemaakt. Verdachte is daarbij planmatig te werk gegaan door op de website contact met aangever te zoeken, aangever vervolgens tijdens de ontmoeting op de parkeerplaats akkoord te laten gaan met contact met een minderjarige, en aangever vervolgens zo ver te krijgen dat hij zijn huisadres aan verdachte heeft gegeven. Op dat huisadres is aangever door verdachte en zijn medeverdachte klemgezet, door hem te confronteren met de komst van medeverdachte, en aansluitend met de indringende mededeling dat aangever als pedofiel betrapt zou zijn. Dit heeft tot een zeer zware mentale druk bij aangever geleid. Dat aangever een man op leeftijd is, en zich in een kwetsbare positie bevond, heeft verdachte niet van zijn handelen weerhouden. In plaats daarvan hebben verdachte en medeverdachte zware druk op aangever uitgeoefend om hem te bewegen tot het delen van zijn bankgegevens, het verhogen van zijn pinlimiet, en het opnemen en afgeven van vrijwel zijn volledige spaarsaldo. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij een kwetsbare man – alleenstaand en op leeftijd – heeft uitgekozen, en dat verdachte zich valselijk heeft voorgedaan als bestrijder van kindermisbruik. Verdachte heeft het bovendien niet bij het, zeer forse, geldbedrag gelaten, maar heeft aangever vervolgens nog twee mobiele telefoons met abonnement laten kopen. Dat het daarbij tot twee (dure) mobiele telefoons beperkt is gebleven komt alleen door het toeval dat in de bezochte telefoonwinkels niet méér van de beoogde modellen op voorraad waren.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 maart 2024 – eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Bovendien is het onderhavige feit gepleegd in de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Het hof heeft verder gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 16 april 2024, waaruit volgt dat, nu verdachte heeft erkend een gokverslaving te hebben en intrinsiek gemotiveerd lijkt om zich daarvoor te laten behandelen, de reclassering mogelijkheden ziet om gedragsverandering en daarmee recidivevermindering te bewerkstelligen. De reclassering heeft daarom geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en dagbesteding. Verdachte heeft zich ook tijdens de terechtzitting bij het hof gemotiveerd getoond voor gedragsverandering en aangegeven dat hij schoon schip wil maken. Tevens heeft het hof geconstateerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Tot slot houdt het hof rekening met de schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Het hof stelt vast dat verdachte op 22 februari 2019 hoger beroep heeft ingesteld en dat het hof uitspraak doet op 1 mei 2024. De behandeling in hoger beroep is dus niet afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep. De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden met meer dan 2 jaren en 2 maanden. Bijzondere omstandigheden die deze mate van overschrijding rechtvaardigen zijn het hof niet gebleken. Deze overschrijding dient dan ook te worden gecompenseerd door strafvermindering.
Het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal geëiste straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Het hof acht de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden in beginsel passend, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen. Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.340,00. Dit bedrag bestaat uit € 11.640,00 ter vergoeding van materiële schade en € 700,00 ter vergoeding van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen en verdachte is veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 12.340,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Reeds uit de aard en de ernst van de normschending volgt dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen tot het gevorderde bedrag nu dit het hof onrechtmatig doch ongegrond voorkomt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2018.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Arnhem van 14 augustus 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, parketnummer 05-062674-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu het hof reeds in de zaak van verdachte met parketnummer 21-000751-18 in plaats van een bevel tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand, een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 30 dagen heeft bevolen, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 63 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd te melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres] in [plaats] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van een nader te bepalen verslavingsbehandelaar (gericht op gokverslavingen), te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer uit de meldplicht een passende behandelaar naar voren is gekomen. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delict gedrag.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 12.340,00 (twaalfduizend driehonderdveertig euro) bestaande uit € 11.640,00 (elfduizend zeshonderdveertig euro) materiële schade en € 700,00 (zevenhonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 12.340,00 (twaalfduizend driehonderdveertig euro) bestaande uit € 11.640,00 (elfduizend zeshonderdveertig euro) materiële schade en € 700,00 (zevenhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 96 (zesennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 4 juli 2018.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Oost-Nederland van 20 september 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 14 augustus 2017, parketnummer 05-062674-17, voorwaardelijk opgelegde straf.
Aldus gewezen door
mr. C. Brouwer, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. E.C.M. Wolfert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.E. van Zalen, griffier,
en op 1 mei 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.