In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld voor een poging tot afdreiging. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte had in de periode van 21 juni 2018 tot en met 22 juni 2018 geprobeerd een slachtoffer te dwingen tot het aangaan van een schuld door deze te bedreigen met de openbaring van een geheim. De verdachte heeft in hoger beroep zijn eerdere ontkenning ingetrokken en erkend dat hij het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Het hof heeft rekening gehouden met de gokverslaving van de verdachte en zijn motivatie om behandeling te ondergaan. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, passend was, in plaats van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat het hof in een andere zaak al een taakstraf had opgelegd. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg.