Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter van 23 november 2023 aangevochten, waarin de minderjarige onder toezicht is gesteld op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder stelt dat er geen duidelijke ontwikkelingsbedreiging is, behalve het gebrek aan contact met de vader, en dat zij bereid is om de minderjarige te informeren over de vader, maar dat zij geen positieve informatie over hem heeft. De Raad en de vader zijn van mening dat er wel degelijk een ontwikkelingsbedreiging is door het dreigende contactverlies tussen de vader en de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2024 zijn de moeder, de vertegenwoordiger van de Raad, de advocaat van de vader en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig geweest. Het hof heeft de feiten en standpunten van alle partijen gehoord en heeft de beschikking van de kinderrechter beoordeeld. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige gerechtvaardigd is, omdat het contactverlies met de vader een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van de minderjarige vormt. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en benadrukt het belang van een veilig en structureel contact tussen de minderjarige en beide ouders voor zijn identiteitsontwikkeling en zelfbeeld.