ECLI:NL:GHARL:2024:2991

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.337.895
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezag en ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter van 23 november 2023 aangevochten, waarin de minderjarige onder toezicht is gesteld op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder stelt dat er geen duidelijke ontwikkelingsbedreiging is, behalve het gebrek aan contact met de vader, en dat zij bereid is om de minderjarige te informeren over de vader, maar dat zij geen positieve informatie over hem heeft. De Raad en de vader zijn van mening dat er wel degelijk een ontwikkelingsbedreiging is door het dreigende contactverlies tussen de vader en de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2024 zijn de moeder, de vertegenwoordiger van de Raad, de advocaat van de vader en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig geweest. Het hof heeft de feiten en standpunten van alle partijen gehoord en heeft de beschikking van de kinderrechter beoordeeld. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige gerechtvaardigd is, omdat het contactverlies met de vader een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van de minderjarige vormt. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en benadrukt het belang van een veilig en structureel contact tussen de minderjarige en beide ouders voor zijn identiteitsontwikkeling en zelfbeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.337.895
(zaaknummer rechtbank Gelderland 425168)
beschikking van 30 april 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.B. Beerentsen te Zwolle
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.L.J. Wekking te Apeldoorn
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen van 23 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 februari 2024;
- het verweerschrift van de raad;
- het verweerschrift van de vader.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 26 maart 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad;
- de advocaat van de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in]
2018 in [woonplaats2] . De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de moeder. [de minderjarige] heeft al zo’n vier jaar geen contact meer met de vader.
3.2
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kinderrechter [de minderjarige] op verzoek van de raad onder toezicht gesteld voor de periode van
23 november 2023 tot 23 november 2024.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de raad alsnog af te wijzen.
4.2
De raad voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.3
De vader voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

wat zegt de wet
5.1
Op grond van artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
standpunten
5.2
De moeder is het niet eens met de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Volgens haar is niet duidelijk waar de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] uit zou blijken, anders dan dat hij geen contact met de vader heeft. De moeder wil [de minderjarige] wel informeren over de vader, maar heeft geen (positieve) informatie over hem, waardoor zij dit niet kan. Het is aan de vader om een actievere rol te spelen. De ondertoezichtstelling kan dit niet bewerkstelligen en voegt daarom niets toe. De moeder wordt niet altijd goed begrepen, door haar niet-aangeboren hersenletsel. Zij heeft even tijd nodig, maar werkt daarna mee aan de hulpverlening, waardoor het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling niet nodig is.
5.3
De raad stelt dat de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] ziet op het dreigend contactverlies tussen de vader en [de minderjarige] . De regie van de GI is nodig omdat het de ouders niet lukt om tot samenwerking te komen. Beide ouders hebben hulp nodig. De vader heeft de afgelopen periode stappen gezet, hij is bezig met Words en Pictures en de hulpverlening vanuit [naam1] is opgestart. Dit is onder de leiding van de GI tot stand gekomen.
5.4
De vader is het eens met de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Hij wil [de minderjarige] graag weer zien en verwacht niet dat het de ouders lukt om dit contact in het vrijwillig kader tot stand te brengen.
5.5
De GI heeft in de korte periode dat zij betrokken is gemerkt dat de moeder bezwaar heeft tegen het gedwongen kader waarin het contactherstel tot stand moet komen en weerstand biedt. Het is voor de GI daarom zoeken naar de juiste manier van samenwerken. De GI is bezig met een stappenplan en [naam1] gaat, samen met de vader, half april 2024 het verhaal van de vader aan [de minderjarige] vertellen.
oordeel van het hof
5.6
Het hof vindt dat de kinderrechter terecht en op de goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, de ondertoezichtstelling over [de minderjarige] heeft uitgesproken. Dit betekent dat het hof de beschikking van de rechtbank zal bekrachtigen. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
5.7
Anders dan de moeder is het hof van oordeel dat het (dreigende) contactverlies tussen de vader en [de minderjarige] een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] vormt. [de minderjarige] groeit op zonder de aanwezigheid van zijn vader en zonder informatie over hem. Het lukt de moeder nog niet goed om de vader een plek te geven in het leven van [de minderjarige] . Voor [de minderjarige] betekent dit dat hij geen veilig en structureel contact heeft met zijn beide ouders. Dit is wel belangrijk, hij stamt immers af van zijn beide ouders en voor een positieve identiteitsontwikkeling en een positief zelfbeeld is het nodig dat hij zijn eigen ervaringen opdoet en zich een beeld kan vormen van zijn beide ouders. Een voorspelbaar en prettig contact met de vader zorgt bovendien voor stabiliteit in het leven van [de minderjarige] .
5.8
De relatie van de ouders is moeizaam verlopen en de moeder heeft onveiligheid ervaren naar aanleiding van uitspraken van de vader. Op dit moment is er al geruime tijd geen contact meer tussen de ouders en heeft [de minderjarige] zijn vader sinds december 2019 niet meer gezien. De vader stelt zich te afwachtend op en de moeder lijkt het belang van het contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] niet in te zien. Dit levert problemen op in de uitvoering van het contact tussen [de minderjarige] en de vader. Zo is het, ondanks de inzet van BOR Humanitas in 2020, het Centrum voor Jeugd en Gezin in 2021 en een onderzoek en advies door de raad in 2022, niet gelukt om in het vrijwillig kader tot een goede uitvoering van het contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] te komen. Het hof verwacht dan ook niet dat het de ouders lukt om de ontwikkelingsbedreiging zelf weg te nemen.

6.De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van
23 november 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, R. Feunekes en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, en is op 30 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.