ECLI:NL:GHARL:2024:2979

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.328.457
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in gezagskwestie met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2024 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep inzake gezag en omgang met betrekking tot een minderjarige, geboren in 2014. De vader, verzoeker in hoger beroep, en de moeder, verweerster, zijn voormalige echtgenoten en hebben gezamenlijk gezag over hun kind gehad. De rechtbank Gelderland had eerder bepaald dat de moeder voortaan alleen het ouderlijk gezag uitoefent, wat de vader in hoger beroep aanvecht. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2024 zijn beide ouders en hun advocaten aanwezig geweest, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, waarbij diverse hulpverleningsvormen niet hebben geleid tot verbetering van de communicatie tussen de ouders. De vader heeft aangegeven dat hij openstaat voor verbetering van de communicatie en dat de minderjarige bij hem heeft aangegeven langer bij hem te willen verblijven. De moeder daarentegen stelt dat de minderjarige sinds de bestreden beschikking meer rust heeft ervaren en dat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen.

Het hof heeft besloten een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de minderjarige te behartigen en om te onderzoeken hoe de minderjarige aankijkt tegen de huidige zorg- en omgangsregeling. De bijzondere curator zal de ouders adviseren over het contact met en verblijf van de minderjarige bij de vader. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 4 juli 2024, in afwachting van het verslag van de bijzondere curator. De ouders zijn verzocht hun communicatie te verbeteren en hun traject Parallel Ouderschap weer op te pakken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.457
(zaaknummer rechtbank Gelderland 403105)
beschikking van 30 april 2024
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.P.E. Buchele,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Ph.J.N. Aarnoudse.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 28 juli 2022, 30 augustus 2022 en 27 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 27 maart 2023 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 juni 2023;
- het verweerschrift met een productie;
- een journaalbericht van mr. Buchele van 8 december 2023 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 april 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader en zijn advocaat;
- de moeder en haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 5 januari 2016 is de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk is ontbonden [in] 2016 door inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2014 te [woonplaats1] . De ouders waren tot de bestreden beschikking gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.3
[de minderjarige] heeft van 28 oktober 2017 tot 28 november 2020 onder toezicht gestaan. Sinds de ondertoezichtstelling verbleef [de minderjarige] de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder. In de week dat [de minderjarige] bij zijn vader was, ging hij op donderdag naar oma [naam1] en van vrijdag op zaterdag naar oma [naam2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de moeder voortaan alleen het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uitoefent. Tevens heeft de rechtbank de zorgregeling gewijzigd en als omgangsregeling bepaald dat [de minderjarige] bij de vader verblijft één weekend per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur, alsmede de vakanties en feestdagen overeenkomstig het ouderschapsplan. Deze beschikking is door de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De vader komt in hoger beroep van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, die beschikking te vernietigen en de verzoeken van de moeder strekkende tot beëindiging van het gezamenlijk gezag en wijziging van de zorgregeling alsnog af te wijzen, althans (
subsidiair) de beslissing aan te houden in afwachting van een nieuw te gelasten onderzoek door de raad, althans (
meer subsidiair) een beslissing te nemen die het hof juist acht, kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel diens verzoeken in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Op grond van artikel 1:253a lid 4 BW en artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder meer een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
5.3
Het hof is van oordeel dat voldoende duidelijk is dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Diverse vormen van hulpverlening hebben niet geleid tot een verbetering van de verstandhouding en de communicatie tussen de ouders. Het lukt de ouders bijvoorbeeld niet om samen een school te kiezen voor [de minderjarige] en de vader wilde geen toestemming verlenen voor speltherapie voor [de minderjarige] , omdat hij die therapie niet nodig vindt. Daarom zal het hof de voorliggende verzoeken over het gezag en de omgang inhoudelijk beoordelen.
5.4
De vader stelt dat hij zich altijd coöperatief heeft opgesteld en dat er wel communicatieproblemen zijn, maar niet zodanig dat het gezamenlijk gezag moet worden beëindigd. De moeder is sinds de bestreden beschikking erg bepalend en stelt voorwaarden en regels aan de invulling van de omgang bij hem. Na de bestreden beschikking zijn de ouders nog één keer bij de hulpverlener van het traject Parallel Ouderschap geweest. De vader en de moeder hebben toen afspraken gemaakt met het oog op de nieuwe situatie die was ontstaan door de bestreden beschikking. Deze afspraken heeft hij niet ondertekend, omdat hij het niet eens is met deze nieuwe situatie en hoger beroep heeft ingesteld.
De vader licht toe dat het traject Parallel Ouderschap vervolgd zou worden, maar dat het stil bleef. Daarom heeft hij bij de instantie geïnformeerd naar de status, maar ook daarop heeft hij geen reactie ontvangen. Hij was verbaasd dat het traject werd gestopt en staat nog steeds open voor dit traject. Hij is bereid om te werken aan verbetering van de communicatie, omdat [de minderjarige] dat nodig heeft.
De vader wijst er op dat de raad eerder het standpunt heeft ingenomen dat een wijziging van het gezag en de zorgregeling niet tot betere ontwikkelkansen voor [de minderjarige] zullen leiden. [de minderjarige] maakt volgens de vader bij hem steeds kenbaar dat hij langer bij hem wil blijven en dat hij weer terug wil naar de oude zorgregeling, die jaren is uitgevoerd. [de minderjarige] heeft in het verleden bij de raad ook kenbaar gemaakt dat het zijn wens is dat de co-ouderschapsregeling wordt voortgezet. Het is daarom belangrijk dat [de minderjarige] in deze procedure gehoord wordt.
5.5
De moeder is van mening dat er sinds de bestreden beschikking meer rust is gekomen voor [de minderjarige] en dat hij minder boze buien heeft. [de minderjarige] is gestart met speltherapie om de gebeurtenissen te verwerken, zijn emoties minder op te kroppen en aan zijn faalangst te werken. De moeder kon het afgelopen jaar op vakantie met haar hele gezin naar Turkije, omdat er geen toestemming van de vader meer voor [de minderjarige] nodig was. Zij stelt dat duidelijk is dat de ouders niet in staat zijn om samen over [de minderjarige] te overleggen en beslissingen te nemen. De vader belast [de minderjarige] soms met de problemen tussen de ouders en brengt hem daarmee in loyaliteitsproblemen. Volgens de moeder zat [de minderjarige] bij gezamenlijk gezag klem tussen zijn ouders. De moeder herkent niet dat [de minderjarige] liever de oude zorgregeling terug zou willen. Hij komt vrolijk terug van de vader. De moeder vindt wel dat de overdracht van [de minderjarige] kan worden verbeterd. Zij spreekt de vader nu nauwelijks bij de overdracht, als er iets is gebeurd dan wordt dit via Whatsapp gecommuniceerd. Een kort gesprek bij de overdracht zou prettiger zijn voor [de minderjarige] . De vader houdt zich volgens de moeder niet aan de door haar gestelde regels over bijvoorbeeld eten en drinken en hij brengt [de minderjarige] regelmatig later terug na de omgang zonder dit met haar te overleggen.
5.6
De vertegenwoordiger van de raad heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat de raad in zijn onderzoek heeft geconstateerd dat de ouders beiden capabel zijn als opvoeder. De raad heeft daarom aanvankelijk geadviseerd de situatie ongewijzigd te laten. Vervolgens bleek dat de ondertoezichtstelling, hulpverlening en het traject Parallel Ouderschap niet hebben geleid tot meer samenwerking tussen de ouders en dat [de minderjarige] last had van zijn onrustige opvoedingssituatie. [de minderjarige] kampte met concentratieproblemen en splitste zich in de opvoedingssituaties bij de ouders, hij had twee leefwerelden. Hij werd in zijn ontwikkeling bedreigd en dat was de reden voor de raad om het advies te wijzigen naar gezag bij de moeder en een weekendomgangsregeling met de vader.
De raad vindt het zorgelijk dat de vader vertelt dat hij met [de minderjarige] deze procedure bij het hof heeft besproken. In het raadsrapport dat de raad destijds heeft opgesteld is al verwoord waarom [de minderjarige] speltherapie nodig heeft. Het traject Parallel Ouderschap kunnen de ouders ieder apart doorlopen en is er op gericht om de ouders te leren hoe zij hun kind niet belasten met hun onderlinge problematiek. Ook wanneer de ouders geen gezamenlijk gezag hebben moeten zij bepaalde zaken met elkaar kunnen afstemmen. Nadat de vader had geïnformeerd naar de status van het traject en geen reactie meer kreeg, had hij nogmaals zelf kunnen informeren bij de instantie. Hij moet als vader zelf initiatief blijven nemen op dit punt. Voor [de minderjarige] is het belangrijk dat hij onbelast bij iedere ouder kan verblijven en de ouders een normaal gesprekje met elkaar kunnen voeren. Het is mooi dat gezien wordt dat [de minderjarige] nu een minder “vol hoofd” heeft. Dat wil niet zeggen dat de weekendregeling niet wat kan worden uitgebreid, maar de raad vindt wel dat het eenhoofdig gezag in stand moet blijven.
Teruggaan naar de oude regeling waarbij de oma’s ook een deel van zorg in de week bij de vader invullen is niet in het belang van [de minderjarige] , deze regeling is te onrustig voor hem. Het weekend zou bijvoorbeeld verlengd kunnen worden tot maandagmorgen. Het is goed voor [de minderjarige] dat invulling wordt gegeven aan het contact met de oma’s. De raad zou een kort aanvullend onderzoek kunnen doen naar de mening van [de minderjarige] , maar een bijzondere curator zou dat ook goed kunnen doen.
5.7
De vader is het eens met het voorstel van de raad dat een bijzondere curator met [de minderjarige] gaat praten. De moeder vind het benoemen van een bijzondere curator niet nodig, omdat er volgens haar al voldoende informatie beschikbaar is.
5.8
Het hof is van oordeel dat op dit moment onvoldoende duidelijk is wat in het belang van [de minderjarige] moet worden beslist. Dat geldt voor zowel het gezag als de omgangsregeling. Duidelijk is dat de vader niet voldoende aan beslissingen heeft meegewerkt in het verleden, maar dit komt voor een deel mogelijk voort uit de verstoorde verstandhouding tussen de ouders. Uit hetgeen is besproken ter zitting leidt het hof af dat de moeder nu regels voor [de minderjarige] bepaalt zonder de vader daarin te kennen en dat zij ook voorwaarden stelt wat betreft de invulling van het verblijf van [de minderjarige] bij hem. De vader mag in het omgangsweekend met [de minderjarige] bijvoorbeeld niet op bezoek gaan bij oma, omdat de moeder vindt dat de vader het omgangsweekend zijn tijd aan [de minderjarige] alleen moet besteden. Het hof is van oordeel dat de vader een grote mate van vrijheid toekomt om te bepalen op welke wijze hij invulling geeft aan het verblijf van [de minderjarige] bij hem. De omgang is bedoeld voor de vader om een goede band met [de minderjarige] te onderhouden en uit te bouwen, Hij dient zich daarbij vanuit zijn ouderlijke verantwoordelijkheid vanzelfsprekend wel enige rekenschap te geven van de regels die de moeder hanteert. De ouders moeten daarom ook zonder gezamenlijk gezag met elkaar kunnen afstemmen. Dit is echter iets anders dan dat de gezagdragende ouder de omgang voor de andere ouder volledig invult of bepaalt.
5.9
Het hof heeft behoefte aan nadere informatie over de vraag hoe [de minderjarige] op dit moment zelf aankijkt tegen situatie en het contact met zijn beide ouders en wat zijn wensen daarin zijn. De verklaringen van de ouders spreken elkaar op dit punt tegen. Het is goed mogelijk dat [de minderjarige] loyaal is aan beide ouders en ten gevolge daarvan bij beide ouders een ander signaal afgeeft.
Artikel 1:250 BW bepaalt dat in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, de rechter, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator kan benoemen. Het hof ziet voldoende grond om conform het voorstel van de raad een bijzondere curator te benoemen. Een bijzondere curator heeft de deskundigheid om de intrinsieke wensen van [de minderjarige] te duiden en de belangen van [de minderjarige] goed te belichten.
5.1
Het hof verzoekt de bijzonder curator de Leidraad werkwijze bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW in acht te nemen.
Zonder daarmee de taakuitoefening van de bijzonder curator op enige wijze te willen beperken, verzoekt het hof de bijzondere curator:
Te onderzoeken hoe het met [de minderjarige] gaat en wat de gevolgen voor hem zijn van de slechte communicatie tussen zijn ouders?
Te onderzoeken hoe [de minderjarige] thans aankijkt tegen oude en de huidige zorg-/omgangsregeling met zijn vader? ( [de minderjarige] verblijft op dit moment eenmaal per veertien dagen een weekend van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19.00 uur en eenmaal per veertien dagen op woensdagmiddag bij zijn vader);
Vanuit het belang van [de minderjarige] te adviseren over het contact met en het verblijf van [de minderjarige] bij zijn vader.
Het staat de bijzondere curator vrij het hof te informeren indien er andere bevindingen naar voren die van belang zouden kunnen zijn, zowel met betrekking tot het gezag als de zorg/omgangsregeling.
5.11
De griffier van het hof heeft na telefonisch onderhoud op 11 april 2024 orthopedagoog [naam3] te [plaats1] bereid gevonden om in deze procedure ls bijzondere curator voor [de minderjarige] op te treden. Zij zal door het hof hierna worden benoemd.
5.12
Het hof zal de behandeling van deze procedure in afwachting van een schriftelijk verslag van de bijzondere curator aanhouden tot 4 juli 2024 en beslissen als na te melden.
5.13
Het hof zal bepalen dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de bijzondere curator verstrekt. Beide partijen dienen voorts zo spoedig mogelijk hun contactgegevens (per email) aan de bijzondere curator te doen toekomen voor het maken van een afspraak.
5.14
Het hof verzoekt de ouders beiden in de tussenliggende periode ieder hun eigen traject Parallel Ouderschap weer op te pakken, nu ter zitting is gebleken dat het noodzakelijk is dat de ouders hun communicatie over [de minderjarige] gaan verbeteren. Zij moeten gaan leren met elkaar te communiceren als opvoeders van [de minderjarige] in plaats van als ex-partners. De ouders krijgen na de ontvangst van het verslag van de bijzondere curator de gelegenheid om binnen twee weken schriftelijk te reageren op dit verslag en zij dienen het hof dan ook te informeren over de stand van zaken in hun traject Parallel Ouderschap en aan te geven op welke wijze deze procedure moet worden voortgezet dan wel afgedaan.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
benoemt met ingang van heden tot bijzondere curator als bedoeld in artikel 1:250 BW over de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2014 te [woonplaats1] :
[naam3] , orthopedagoog
[adres]
[plaats1]
info@ [naam4] .nl
met de taakomschrijving als hiervoor weergegeven onder rechtsoverweging 5.10;
alvorens verder te beslissen:
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking en een afschrift van alle processtukken aan de bijzonder curator zal toezenden;
verzoekt de vader en de moeder zo spoedig mogelijk hun contactgegevens (per email) aan de bijzondere curator te doen toekomen voor het maken van een afspraak.
verzoekt de bijzondere curator voor 4 juli 2024 aan het hof schriftelijk verslag te doen van de bevindingen, met afschrift daarvan aan de ouders;
bepaalt dat de ouders na ontvangst van het afschrift van het verslag van de bijzondere curator, op dat verslag uiterlijk twee weken later schriftelijk kunnen reageren. Zij dienen zich daarbij ook uit te laten over de stand van zaken in hun traject Parallel Ouderschap en over de wijze waarop deze procedure moet worden voortgezet/afgedaan. Een afschrift van deze reactie moet naar de andere partij en de bijzondere curator worden gestuurd;
benoemt mr. K.A.M. van Os-ten Have, lid van dit hof, hierbij tot raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen en de bijzondere curator hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, M.P. den Hollander en I.J. Pieters, bijgestaan door de griffier, en is op 30 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.