In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2024 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep inzake gezag en omgang met betrekking tot een minderjarige, geboren in 2014. De vader, verzoeker in hoger beroep, en de moeder, verweerster, zijn voormalige echtgenoten en hebben gezamenlijk gezag over hun kind gehad. De rechtbank Gelderland had eerder bepaald dat de moeder voortaan alleen het ouderlijk gezag uitoefent, wat de vader in hoger beroep aanvecht. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2024 zijn beide ouders en hun advocaten aanwezig geweest, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, waarbij diverse hulpverleningsvormen niet hebben geleid tot verbetering van de communicatie tussen de ouders. De vader heeft aangegeven dat hij openstaat voor verbetering van de communicatie en dat de minderjarige bij hem heeft aangegeven langer bij hem te willen verblijven. De moeder daarentegen stelt dat de minderjarige sinds de bestreden beschikking meer rust heeft ervaren en dat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen.
Het hof heeft besloten een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de minderjarige te behartigen en om te onderzoeken hoe de minderjarige aankijkt tegen de huidige zorg- en omgangsregeling. De bijzondere curator zal de ouders adviseren over het contact met en verblijf van de minderjarige bij de vader. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 4 juli 2024, in afwachting van het verslag van de bijzondere curator. De ouders zijn verzocht hun communicatie te verbeteren en hun traject Parallel Ouderschap weer op te pakken.