In deze zaak gaat het om een geschil tussen W3 B.V. en Mukaries Vastgoed B.V. over de vraag of de verhuurder van een onbebouwd terrein aanspraak kan maken op een contractuele boete voor verboden ingebruikgeving aan een derde. W3 B.V. is de opvolgend verhuurster van een perceel grond dat eerder was verhuurd aan Veenstra & Stroeve Vastgoed B.V. en sindsdien in gebruik is bij Veenstra & Stroeve B.V. W3 stelt dat de huurder, Mukaries Vastgoed B.V., vanaf 22 juli 2021 de contractuele boete verschuldigd is omdat er zonder toestemming gebruik is gemaakt van het terrein door een derde partij. De kantonrechter heeft de vorderingen van W3 afgewezen, waarop W3 in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft de feiten vastgesteld en is van oordeel dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van verboden onderhuur of ingebruikgeving. Het hof concludeert dat de oorspronkelijke verhuurder in 2014 heeft ingestemd met het gebruik door Veenstra & Stroeve B.V. en dat deze instemming ook bindend is voor opvolgende verhuurders. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van W3 af, waarbij W3 wordt veroordeeld in de proceskosten van Mukaries.