In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende bestuurdersaansprakelijkheid. De eiser, In de Wal Auto’s B.V., had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, waarin vorderingen van In de Wal op basis van bestuurdersaansprakelijkheid werden afgewezen. De zaak draait om de vraag of de bestuurders van een holding, die betrokken waren bij de verkoop van auto's aan In de Wal, persoonlijk aansprakelijk zijn voor het onbetaald laten van de verkoopprijs van deze auto's. In het tussenarrest van 17 oktober 2023 had het hof de bewindvoerder opgedragen om ongecensureerde bankafschriften van de holding over een bepaalde periode te overleggen. De eiser stelde dat uit deze bankafschriften zou moeten blijken dat de bestuurders hun onderneming onbehoorlijk hadden bestuurd. Het hof oordeelde echter dat de overgelegde bankafschriften onvoldoende bewijs boden voor de stellingen van In de Wal. De vorderingen met betrekking tot drie auto's werden afgewezen, maar de vordering met betrekking tot een VW Golf werd wel toegewezen. Het hof concludeerde dat de bestuurders een ernstig verwijt te maken viel omdat zij de auto contractueel hadden aangeboden terwijl zij wisten dat deze niet ter beschikking stond. De uitspraak bevestigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en bepaalde dat de bewindvoerder € 8.000,00 aan In de Wal moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.