ECLI:NL:GHARL:2024:2933

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
21-000010-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing tot verkeerschaos door protestactie op verkeersknooppunt

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van opruiing, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd. De verdachte had opgeroepen tot een protestactie die chaos zou veroorzaken op een van de belangrijkste verkeersknooppunten in Nederland. De tenlastelegging omvatte het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag door middel van berichten op sociale media, waarin hij mensen aanmoedigde om massaal de ringweg op te gaan en te rijden met een snelheid van 50 km/u, met als doel de verkeerssituatie te ontregelen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de mogelijke gevolgen van zijn oproepen en dat deze opruiend waren in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar het hof besloot geen straf op te leggen, gezien de omstandigheden waaronder de feiten waren begaan en de relatief geringe ernst ervan. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete werd afgewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000010-23
Uitspraak d.d.: 26 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht , van 16 december 2022 met parketnummer 16-265809-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 13-090930-21, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. C. Peters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij vonnis van 16 december 2022 vrijgesproken ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2. Voorts heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 13-090930-21 afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 29 september 2021 en 1 oktober 2021 te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] , in elk geval in Nederland, (telkens) in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door het plaatsen en/of verspreiden van één of meer (audio-)berichten en/of afbeeldingen op diverse (openbare) social media kanalen, te weten via de app Telegram en/of Signal en/of Instagram en/of Facebook (als beheerder/oprichter van één of meer van die (chat)groepen/pagina's) met de tekst(en):
- "Waar? Ringweg [pleegplaats 2] . Wanneer? Vrijdag 1 oktober 16:00-20:00 uur" en/of
- " [pleegplaats 2] sluit [Bedrijfsnaam] ? Wij sluiten [pleegplaats 2] ! Zet [naam ] klem Ringweg. 1 oktober 16:00-20:00" en/of
- "Vanmiddag vrijdag 1 oktober vanaf 16:00 ga ook ik op persoonlijke titel een gezellig stukje rijden in de buurt van [pleegplaats 2] . Er komen veel vragen bij mij binnen van, wat is de bedoeling? Nou ik denk dat de info die er is op de flyer, genoeg zegt. Alleen, ook deze flyer kwam gewoon bij mij binnen. Het idee wat mensen bij mij hebben, we gaan het klaverblad [snelweg] op, we gaan daar eens een stukje rijden. Niet met 120 km maar met 50 km, zodat je kan genieten van de omgeving. Als je met 50 km per uur rijdt, loopt waarschijnlijk de boel vast. Wat de poster al aangeeft. [pleegplaats 2] gooit [Bedrijfsnaam] op slot, en wij gooien [pleegplaats 2] op slot. Alleen er is geen wij. want iedereen doet het op persoonlijke titel, en dat mag. Ik mag een stukje gaan rijden, en jullie mogen een stukje gaan rijden. Ja van 16:00 tot 20:00 uur. Dan maar een keer de boel ontregeld. De overheid probeert ons ook te ontregelen. En als het moet, dan moet het. En dan is dit denk ik een leuke, ludieke eenpersoonsactie. Wat bij elkaar opgeteld een hele grote actie kan zijn. Ik hoop jullie allemaal te groeten op de ringweg. Wie weet waar het toe leidt" en/of
- "Als iedereen nou gewoon doet wat ie moet doen en heel langzaam bij een op en een afrit en bij en ringweg en kom je toevallig onderweg iemand tegen en blok met zijn tweeën even een periode" en/of
- "Rechter sluit [Bedrijfsnaam] definitief. Nu dus morgen allen massaal de ringweg op! " en/of
- "GOOI VOL DIE RINGWEG" en/of
- "Nou het lijkt mij een mooi plan om massaal vrijdag de ring met auto’s dicht te zetten" en/of
- "Het klinkt raar maar laten we hopen op een verkeersinfarct. Na [Bedrijfsnaam] weer duidelijk onze stem en gezicht aan NL te laten zien" en/of
- "70 is te hard hoor, ik maximaal 50 en m’n achterkant vol stickers".
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode gelegen tussen 29 september 2021 en 1 oktober 2021 te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] , in elk geval in Nederland, (telkens) een geschrift en/of een afbeelding, waarin tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid, heeft verspreid, openlijk tentoongesteld en/of aangeslagen en/of om te verspreiden, openlijk tentoon te stellen en/of aan te slaan, in voorraad heeft gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat in het/de geschrift(en) en/of de afbeelding(en) zodanige opruiing voorkomt, door middel van het plaatsen en/of verspreiden van één of meer flyers/afbeeldingen op diverse (openbare) social media kanalen, te weten via de app Telegram en/of Signal en/of Instagram en/of Facebook (als beheerder/oprichter van één of meer van die (chat)groepen/pagina's) met de tekst(en):
- "Waar? Ringweg [pleegplaats 2] . Wanneer? Vrijdag 1 oktober 16:00-20:00 uur" en/of
- " [pleegplaats 2] sluit [Bedrijfsnaam] ? Wij sluiten [pleegplaats 2] ! Zet [naam ] klem Ringweg. 1 oktober 16:00-20:00".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverwegingen

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van opruiing tot een misdrijf. Volgens de raadsman heeft de wetgever niet voor ogen gehad om overtredingen onder de reikwijdte van artikel 131 Sr te plaatsen. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat er niet is opgeruid tot enig strafbaar feit. Meer subsidiair voert de raadsman aan dat er geen sprake is geweest van (voorwaardelijke) opzet op opruiing tot een strafbaar feit.
Oordeel van het hof
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat bij de beoordeling van de bewezenverklaring uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Het hof stelt voorop dat niet ter discussie staat dat:
- op 1 oktober 2021 bij verdachte een telefoon in beslag is genomen waarop diverse afbeeldingen en berichten zijn aangetroffen die door verdachte zijn geplaatst en verspreid. De afbeeldingen en berichten bevatten de in de tenlastelegging genoemde teksten en zijn verspreid op diverse sociale media kanalen. [2]
- verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij een flyer met de tekst die onder het eerste gedachtestreepje in feit 1 van de tenlastelegging wordt vermeld via Telegram, Instagram en Facebook heeft doorgestuurd. Verdachte verklaart tevens dat hij op Telegram een bereik heeft van 11.000 mensen, op Instagram heeft hij 2.000 volgers en op Facebook heeft hij 46.000 volgers. Ten aanzien van het spraakbericht waarvan de tekst onder het derde gedachtestreepje staat vermeld, dat door verdachte op Telegram is geplaatst, heeft verdachte verklaard dat hij de spreker is van dat bericht is. [3] Door de verdediging wordt, behoudens een beperkte uitzondering t.a.v. Signal en Unknown, niet betwist dat verdachte deze berichten heeft verspreid en geplaatst.
Het hof acht dan ook bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde teksten door verdachte op de diverse sociale media kanalen zijn geplaatst.
Opruiing
Voor een bewezenverklaring van opruiing is vereist dat bij de verdachte sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het opruien tot enig strafbaar feit, dat de uitlating in het openbaar is gedaan en dat de uitlating mondeling of middels geschrift of afbeelding is gedaan. Bedoeld is dat de door een verdachte gedane uiting aanspoort tot het plegen van enig strafbaar feit in de betekenis van: iemand proberen iets te laten doen. Bij de beoordeling of de door verdachte gedane uitingen aansporen tot enig strafbaar feit en dus ‘opruiend’ zijn in de zin van het genoemde artikel 131 Sr, komt betekenis toe aan de inhoud en de strekking van de gedane uitingen in hun onderlinge samenhang bezien, alsmede in de context waarin deze uitingen aan het publiek zijn geopenbaard.
Het hof stelt voorop dat de berichten die verdachte heeft geplaatst en verspreid, gelet op het aantal leden van de Telegramgroep ‘ [groepnaam] ’ en het aantal volgers dat verdachte op Facebook en Instagram heeft, in het openbaar zijn geplaatst.
De vraag die het hof vervolgens dient te beantwoorden, is of verdachte met zijn berichten aanspoort om enig strafbaar feit te plegen. Het strafbare feit dat in dit kader van belang is, betreft artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
(hierna: artikel 5 WVW).
Artikel 5 WVW luidt als volgt:
“Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.”
Verdachte heeft in zijn berichten – onder andere – opgeroepen om met 50 kilometer per uur over het klaverblad van de [snelweg] te gaan rijden, om massaal allemaal de ringweg op te gaan en om [pleegplaats 2] op slot te zetten. Verdachte had van overheidswege geen toestemming gekregen voor deze uitingsvorm van zijn protesten. De protestactie van verdachte had als doel chaos te creëren op een van de belangrijkste verkeersknooppunten die Nederland kent (“ [pleegplaats 2] op slot”, “de boel ontregelen”, “de boel loopt waarschijnlijk vast”, “wie weet waar het toe leidt”). Naar het oordeel van het hof is het voorzienbaar dat door de gedragingen waar verdachte toe oproept, gevaar of hinder op de weg kan ontstaan. Het hof is dan ook van oordeel dat de berichten van verdachte, in onderlinge samenhang bezien, aansporen tot het begaan van enig strafbaar feit, namelijk artikel 5 WVW.
Onder ‘enig strafbaar feit’ valt ook het begaan van een overtreding, zodat de berichten als opruiend in de zin van artikel 131 Sr kunnen worden aangemerkt. Uit de wetsgeschiedenis blijkt bovendien niet dat de wetgever overtredingen heeft willen uitsluiten.
Ten aanzien van het opzet van verdachte op de opruiing overweegt het hof als volgt. Het hof is van oordeel dat verdachte zich er van bewust is geweest dat door het rijgedrag waar hij toe aanspoort hinder op de weg kan worden veroorzaakt. Hij heeft hiervan in zijn berichten immers expliciet blijk gegeven. Omdat hij beoogde de boel te ontregelen en vast te zetten, moet hij zich ook bewust zijn geweest van het gevaar op aanrijdingen door nietsvermoedende automobilisten die zich geconfronteerd zien met plotseling afremmende of stilstaande auto’s. Door desondanks mensen aan te sporen tot dergelijk rijgedrag over te gaan, heeft verdachte bewust met zijn berichten aangezet tot het plegen van een strafbaar feit. Het hof is dan ook van oordeel dat er sprake is van opruiing.
Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1 en 2.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode gelegen tussen 29 september 2021 en 1 oktober 2021
te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] , in elk gevalin Nederland, (telkens) in het openbaar mondeling, bij geschrift en
/ofbij afbeelding tot enig strafbaar feit
en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezagheeft opgeruid, door het plaatsen en
/ofverspreiden van
één of meer(audio-)berichten en
/ofafbeeldingen op diverse (openbare) social media kanalen, te weten via de app Telegram en
/of Signalen
/ofInstagram en
/ofFacebook (als beheerder/oprichter van
één of meervan die (chat)groepen/pagina's) met de tekst
(en
):
- "Waar? Ringweg [pleegplaats 2] . Wanneer? Vrijdag 1 oktober 16:00-20:00 uur" en
/of
- " [pleegplaats 2] sluit [Bedrijfsnaam] ? Wij sluiten [pleegplaats 2] ! Zet [naam ] klem Ringweg. 1 oktober 16:00-20:00" en/of
- "Vanmiddag vrijdag 1 oktober vanaf 16:00 ga ook ik op persoonlijke titel een gezellig stukje rijden in de buurt van [pleegplaats 2] . Er komen veel vragen bij mij binnen van, wat is de bedoeling? Nou ik denk dat de info die er is op de flyer, genoeg zegt. Alleen, ook deze flyer kwam gewoon bij mij binnen. Het idee wat mensen bij mij hebben, we gaan het klaverblad [snelweg] op, we gaan daar eens een stukje rijden. Niet met 120 km maar met 50 km, zodat je kan genieten van de omgeving. Als je met 50 km per uur rijdt, loopt waarschijnlijk de boel vast. Wat de poster al aangeeft. [pleegplaats 2] gooit [Bedrijfsnaam] op slot, en wij gooien [pleegplaats 2] op slot. Alleen er is geen wij. want iedereen doet het op persoonlijke titel, en dat mag. Ik mag een stukje gaan rijden, en jullie mogen een stukje gaan rijden. Ja van 16:00 tot 20:00 uur. Dan maar een keer de boel ontregeld. De overheid probeert ons ook te ontregelen. En als het moet, dan moet het. En dan is dit denk ik een leuke, ludieke eenpersoonsactie. Wat bij elkaar opgeteld een hele grote actie kan zijn. Ik hoop jullie allemaal te groeten op de ringweg. Wie weet waar het toe leidt" en
/of
- "Als iedereen nou gewoon doet wat ie moet doen en heel langzaam bij een op en een afrit en bij en ringweg en kom je toevallig onderweg iemand tegen en blok met zijn tweeën even een periode" en
/of
- "Rechter sluit [Bedrijfsnaam] definitief. Nu dus morgen allen massaal de ringweg op! " en
/of
- "GOOI VOL DIE RINGWEG" en/of
- "Nou het lijkt mij een mooi plan om massaal vrijdag de ring met auto’s dicht te zetten" en
/of
- "Het klinkt raar maar laten we hopen op een verkeersinfarct. Na [Bedrijfsnaam] weer duidelijk onze stem en gezicht aan NL te laten zien" en/of
- "70 is te hard hoor, ik maximaal 50 en m’n achterkant vol stickers".
2.
hij op
één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode gelegen tussen 29 september 2021 en 1 oktober 2021
te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] , in elk gevalin Nederland, (telkens)
een geschrift en/ofeen afbeelding, waarin tot enig strafbaar feit
of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezagwordt opgeruid, heeft verspreid
, openlijk tentoongesteld en/of aangeslagen en/of om te verspreiden, openlijk tentoon te stellen en/of aan te slaan, in voorraad heeft gehad, terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat in
het/de geschrift(en) en/ofde afbeelding
(en
)zodanige opruiing voorkomt, door middel van het
plaatsen en/ofverspreiden van
één of meerflyers
/afbeeldingenop
diverse(openbare) social media kanalen, te weten via de app Telegram en
/of Signalen
/ofInstagram en
/ofFacebook (als beheerder/oprichter van
één of meer vandie (chat)groepen/pagina's) met de tekst(en):
- "Waar? Ringweg [pleegplaats 2] . Wanneer? Vrijdag 1 oktober 16:00-20:00 uur" en
/of
- " [pleegplaats 2] sluit [Bedrijfsnaam] ? Wij sluiten [pleegplaats 2] ! Zet [naam ] klem Ringweg. 1 oktober 16:00-20:00".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaarde feiten strafbaar zijn.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaarde feiten niet strafbaar zijn en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman voert daartoe aan dat de beperking van het recht op vrije meningsuiting en het demonstratierecht, zoals neergelegd in de artikelen 10 en 11 van het EVRM, in de vorm van een veroordeling van verdachte wegens overtreding van de artikelen 131 en 132 Sr niet noodzakelijk kan worden geacht in een democratische samenleving, omdat niet gebleken is van een ‘pressing social need’ voor de aanhouding, voortdurende detentie en strafrechtelijke vervolging van verdachte en deze ook niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit.
Oordeel van het hof
In de artikelen 10 en 11 van het EVRM zijn respectievelijk het recht van vrijheid van meningsuiting en het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging gewaarborgd. De uit deze artikelen voortvloeiende demonstratievrijheid vormt een essentieel recht binnen een democratische samenleving. Standpunten over maatschappelijke thema’s en actuele problemen moeten daartoe vrijelijk kunnen worden geuit, ook als dat gebeurt op een manier die door anderen als storend wordt ervaren. Vormen van ‘hinder’ kunnen daarmee dus aanvaardbaar zijn. Dit betekent echter niet dat deze rechten absoluut zijn. Uitoefening van de rechten die zijn neergelegd in de artikelen 10 en 11 van het EVRM kan worden beperkt indien:
de beperking bij wet is voorzien;
de beperking een gerechtvaardigd doel dient;
de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving.
Bij de beantwoording van de vraag of de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving komt de nationale autoriteiten een bepaalde mate van beoordelingsvrijheid (‘margin of appreciation’) toe bij het afwegen van de verschillende concrete belangen die in het geding zijn. De beperking moet in elk geval worden gezien als een dwingende maatschappelijke noodzaak (‘pressing social need’). Daarnaast is vereist dat de beperking proportioneel is in verhouding tot het te bereiken doel. Tot slot moeten de redenen voor de beperking afdoende (‘relevant and sufficient’) zijn. In elk geval is van belang dat het ingrijpen van de autoriteiten niet van dien aard is dat dit (ontoelaatbare) terughoudendheid van de toekomstige uitoefening van het demonstratierecht tot gevolg heeft; het zogenoemde ‘chilling effect’. Daarbij kan ook acht worden geslagen op de aard en zwaarte van de eventueel op te leggen straffen.
Het hof stelt voorop dat de verdachte met de berichten heeft opgeroepen tot gedrag dat gevaar of hinder op de weg kan veroorzaken en daarmee tot het plegen van een in artikel 5 WVW strafbaar gesteld feit. Een dergelijke oproep is in beginsel strafbaar, waarbij die strafbaarheid slechts komt te ontvallen indien een veroordeling een ontoelaatbare inbreuk – en daarmee een schending – oplevert van het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging.
Voldaan is aan de eerste twee vereisten die de artikelen 10 en 11 EVRM stellen aan beperkingen op de daarin neergelegde rechten. De beperking vindt immers haar grondslag in de strafbaarstelling van artikel 131 Sr en is daarmee bij wet voorzien. Naar het oordeel van het hof is ook voldaan aan de in de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het Europese hof) gehanteerde eisen van voorzienbaarheid en toegankelijkheid (‘accessibility’ en ‘foreseeability’): de wettelijke basis van de beperkingen van de in artikelen 10 en 11 EVRM neergelegde rechten is immers bij formele wet voorzien en de strafbaarstelling van artikel 131 Sr is voldoende concreet en daarmee voorzienbaar. Daarnaast is het hof van oordeel dat de beperking een gerechtvaardigd doel dient. De beperking is in de eerste plaatst gericht op het voorkomen van strafbare feiten en hinder en schade voor medeburgers. Het hof merkt op dat het genoemde doel – het voorkomen van strafbare feiten – niet alleen in de artikelen 10 en 11 EVRM expliciet is neergelegd, maar dat dit doel ook in de rechtspraak van het Europese hof als legitiem worden beschouwd.
Daarbij overweegt het hof dat inherent aan de demonstratievrijheid een zekere mate van hinder voor anderen aanvaardbaar is. De destijds geldende corona-beperkingen bemoeilijkten ook andere demonstratieve uitingsvormen, waarmee een “besmettingsveilige” vorm (namelijk via eigen vervoermiddelen) in dat opzicht geen bezwaar opriep.
Evenwel acht het hof het veroorzaken van hinder en gevaar door welbewust op te roepen om chaos te veroorzaken op een van de drukste en belangrijkste snelwegknooppunten van Nederland, vanwege een sluiting van een lokale [pleegplaats 2] [Bedrijfsnaam] laakbaar. Er stonden aan verdachte voldoende effectieve alternatieve mogelijkheden ter beschikking, zoals acties op andere locaties waar de hinder en het gevaar beduidend minder konden zijn.
Het hof is alles afwegende van oordeel dat de beperking van de rechten van de verdachte in dit geval noodzakelijk is geweest in een democratische samenleving. De verdachte heeft anderen opgeroepen een strafbaar feit te plegen, waardoor er een dwingende maatschappelijke noodzaak bestond om hiertegen op te treden. Het optreden van de autoriteiten is niet dermate ingrijpend geweest dat daarmee een ontoelaatbare inbreuk is gemaakt op de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Gelet op de, weliswaar niet onbegrensde, beoordelingsvrijheid die de autoriteiten toekomt bij het beperken van de in artikelen 10 en 11 EVRM neergelegde rechten, is het hof van oordeel dat de wijze waarop is ingegrepen geen schending oplevert van de genoemde verdragsbepalingen. Bij dat oordeel betrekt het hof onder meer de omstandigheid dat er voor de verdachte, ondanks corona-beperkingen, voldoende redelijke alternatieven bestonden voor een demonstratieve uitingsvorm, die proportioneel passender was gegeven de lokale aangelegenheid waarop het protest was gericht, zoals het langzaam rijden op een gemeentelijke weg.
De raadsman heeft ook nog de vergelijking gemaakt met de situatie waarin de politie vanwege een eigen arbeidsrechtelijke kwestie een langzaamaanactie over de snelweg had georganiseerd. Die zou straffeloos zijn geweest. Het hof beschouwt dit argument als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Het hof overweegt hierover dat het niet bekend is met een strafzaak over de door de raadsman bedoelde politie-actie en of het openbaar ministerie in die zaak heeft overwogen al dan niet tot vervolging over te gaan noch wat de afweging inhield. Uit de publieke berichtgeving van destijds, waarnaar de raadsman verwees, leidt het hof af dat die politie-actie gecoördineerd verliep, waarbij onder andere was afgesproken om het verkeer af en toe doorgang te verlenen. In de onderhavige zaak beoogde de verdachte, blijkens de bewezenverklaarde bewoordingen, juist ongecontroleerde chaos op een snelwegkruispunt te veroorzaken door “eenmansacties” die tegelijkertijd moesten plaatsvinden, waardoor het gevaar en de hinder potentieel ook navenant groter werden. Reeds in dat opzicht zijn de gevallen rechtens niet gelijk
Het hof is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten strafbaar zijn, nu er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het onder 1 en onder 2 bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van:

in het openbaar, bij geschrift en afbeelding tot enig strafbaar feit opruien

en
een afbeelding waarin tot enig strafbaar feit wordt opgeruid, verspreiden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat in de afbeelding zodanige opruiing voorkomt

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis waarvan 50 uren subsidiair 25 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a Sr.
Bij het bepalen van de wijze van afdoening heeft het hof rekening gehouden met de
relatief geringe ernst van het bewezenverklaarde en de impact daarvan, de omstandigheden waaronder dit feit is
begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in het kader van een protestactie opgeroepen om langzaam over het klaverblad van de [snelweg] te gaan rijden en om allemaal massaal de weg op te gaan. Het doel van verdachte was om hiermee [pleegplaats 2] op slot te zetten. Verdachte heeft hiermee mensen aangespoord om over te gaan tot overtreding van artikel 5 WVW.
Het hof is van oordeel dat de oplegging van een straf voor de bewezenverklaarde feiten, in voorwaardelijke dan wel onvoorwaardelijke vorm, niet opportuun is. De norm is met deze uitspraak voldoende ingescherpt en namens verdachte is aangegeven dat hij zich momenteel niet meer bezig houdt met dit soort acties. Het hof zal dan ook bepalen dat aan verdachte voor de onderhavige feiten geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 12 mei 2021 opgelegde voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 300,-, parketnummer 13-090930-21. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 57, 131 en 132 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Midden-Nederland van 4 augustus 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2021, parketnummer 13-090930-21, voorwaardelijk opgelegde GB 300 euro.
Aldus gewezen door
mr. P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr. R.A. Boon en mr. M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Ruiter, griffier,
en op 26 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.C.J. Groothuizen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 26 april 2024.
Tegenwoordig:
mr. P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr. A. Lodder, advocaat-generaal,
mr. I.M.G. van der Lee, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [medewerker] , van de politie Eenheid Midden-Nederland, districtsrecherche Stad- [pleegplaats 2] , opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer: MD4R021094 / 31Plant21, gesloten op 9 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 13-22, inclusief bijlagen.
3.Proces-verbaal van verhoor, p. 82-85.