ECLI:NL:GHARL:2024:2908

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
200.331.230
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van eenhoofdig gezag over minderjarige na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over de minderjarige [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die de vader het eenhoofdig gezag over [de minderjarige2] had toegewezen. De ouders zijn gescheiden in 2015 en hebben samen twee kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader om haar gezag over [de minderjarige2] te beëindigen af te wijzen. De vader voerde verweer en vroeg het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.

Het hof oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een herbeoordeling van het gezag noodzakelijk maakten. Het hof concludeerde dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord was en dat dit in het belang van [de minderjarige2] niet langer vol te houden was. De ouders waren niet in staat om gezamenlijk gezag uit te oefenen zonder dat [de minderjarige2] daaronder leed. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank om de vader het eenhoofdig gezag over [de minderjarige2] toe te kennen, omdat dit in het belang van het kind noodzakelijk was. De moeder werd erop gewezen dat haar rol als ouder van groot belang blijft, ook zonder gezag, en dat de vader zijn toezeggingen om de moeder te betrekken bij belangrijke beslissingen nakomt.

De beslissing van het hof is een bevestiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank en benadrukt het belang van een stabiele omgeving voor de minderjarige, vrij van conflicten tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.331.230
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 550532)
beschikking van 25 april 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.J. Albers te Heerhugowaard,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.X.C. Peters te Woudenberg.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 16 augustus 2023;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht namens de vader van 13 maart 2024 met producties;
  • een journaalbericht namens de moeder van 17 maart 2024.
2.2
Op 25 maart 2024 heeft [de minderjarige2] , buiten aanwezigheid van de belanghebbenden, met een raadsheer van het hof gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 28 maart 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader en zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de moeder en de vader is [in] 2015 ontbonden door echtscheiding.
3.2
De moeder en de vader zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2006 te [plaats1] ;
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2010 te [plaats1] .
3.3
[de minderjarige1] woont bij de moeder en [de minderjarige2] woont bij de vader. De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] . Sinds de bestreden beschikking heeft de vader alleen het ouderlijk gezag over [de minderjarige2] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de vader belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige2] . Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is het niet eens met die beslissing en is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader om haar gezag over [de minderjarige2] te beëindigen en hem te belasten met het eenhoofdig gezag alsnog af te wijzen (al dan niet na aanhouding van de procedure in hoger beroep voor doorverwijzing van deze zaak naar de raad voor onderzoek, rapportage en advies).
4.3
De vader voert verweer en vraagt het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een wijziging van omstandigheden zodat een hernieuwde beoordeling aan de orde is.
5.3
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat aan het hiervoor onder a. beschreven criterium (‘klem- en verloren’) is voldaan. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over die hebben geleid tot de beslissing om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vader alleen met het gezag over [de minderjarige2] te belasten. Het hof voegt hieraan nog het volgende toe.
5.4
Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van de kinderen het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kinderen kunnen voordoen zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders.
5.5
Het hof acht de ouders tot dit gezamenlijk overleg niet in staat. Uit de stukken en de verklaringen tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat de communicatie tussen de ouders al jaren te wensen overlaat. De situatie is ondanks de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] en zijn broer [de minderjarige1] niet verbeterd. De ouders zijn niet in staat om, in het belang van [de minderjarige2] , met elkaar op een constructieve wijze te communiceren zonder [de minderjarige2] daarmee te belasten. Daarbij is het niet helpend dat de ouders zelfs een verschillende visie hebben op hoe het met [de minderjarige2] gaat, zoals ook op de mondelinge behandeling duidelijk werd.
[de minderjarige2] heeft zichtbaar last van de strijd tussen zijn ouders en voelt zich verantwoordelijk voor zijn moeder. [de minderjarige2] vindt het niet eerlijk dat zijn moeder niet meer het gezag heeft, want zij is een goede moeder volgens hem. Toch leidt dat niet tot een andere beslissing. Zowel de vader als de moeder zou het gezag over [de minderjarige2] alleen kunnen uitvoeren: zij zijn - in de woorden van [de minderjarige2] - een goede moeder en een goede vader. Maar het gezag samen uitoefenen kunnen zij niet en dat is funest voor [de minderjarige2] . Hij voelt zich geroepen om zich in de discussies tussen de ouders te mengen en tussen hen te bemiddelen. Dat is niet de positie waar [de minderjarige2] zich in zou moeten bevinden want dat voedt het loyaliteitsconflict waar [de minderjarige2] al jaren in zit en belemmert hem in zijn eigen ontwikkeling. In [de minderjarige2] belang moet daar een einde aan komen. Sinds de vader alleen mag beslissen brengt dat in zekere mate rust, want de ouders kunnen geen strijd meer voeren over de te nemen gezagsbeslissingen waardoor het voor [de minderjarige2] niet nodig is om te bemiddelen tussen zijn ouders. Bovendien brengt het eenhoofdig gezag met zich dat de vader beslissingen over [de minderjarige2] , bijvoorbeeld over de betrokken hulpverlening en over school, adequaat en voortvarend kan nemen.
5.6
Bij de huidige stand van zaken ziet het hof geen toegevoegde waarde in toewijzing van de verzoeken van de moeder een onderzoek door de raad te laten verrichten, of zoals zij heeft voorgesteld om een bijzondere curator voor [de minderjarige2] te benoemen. Een nader onderzoek of de inspanningen van een bijzonder curator gaan er namelijk niet voor zorgen dat de verstoorde relatie tussen de ouders verbetert en er wel een basis komt voor een gezamenlijke uitoefening van het gezag. Op dit moment is het belangrijk dat [de minderjarige2] niet verder wordt belast met de strijd tussen de ouders en zich kan richten op zijn eigen ontwikkeling. Daarvoor is het eenhoofdig gezag van de vader nodig.
5.7
Tenslotte wijst het hof er op dat juist in de situatie dat de moeder geen gezag heeft, het van groot belang is dat de moeder voldoende betrokken blijft om goed invulling te kunnen geven aan haar rol als ouder van [de minderjarige2] . De rol van de moeder is en blijft heel belangrijk voor [de minderjarige2] . De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling herhaald wat hij ook in eerste aanleg heeft gezegd over de toestemming die de moeder heeft om, ook zonder dat zij gezag heeft, aan school informatie over [de minderjarige2] te vragen. Verder heeft het hof in het dossier gelezen dat de vader zijn toezegging bij de rechtbank om de moeder regelmatig te informeren over belangrijke zaken die over [de minderjarige2] gaan, nakomt. Ook heeft de advocaat van de vader bepleit dat de betrokkenheid van beide ouders er mag zijn. Het hof gaat ervan uit dat de vader ernaar blijft streven de moeder zoveel mogelijk te blijven betrekken bij de zorg voor en de beslissingen over [de minderjarige2] .

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 mei 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, J.B. de Groot en E.B.E.M. Rikaart-Gerard en is op 25 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.