Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1], geboren in 2023, die sinds 28 februari 2023 in een pleeggezin verblijft. De ouders, geregistreerd partners, hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en zijn in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 24 januari 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verlengd tot 24 mei 2024. De ouders zijn het niet eens met deze verlenging en verzoeken het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) tot verlenging van de machtiging af te wijzen, dan wel om een contra-expertise aan te vragen.
Het hof verwijst naar eerdere beschikkingen van de kinderrechter, waarin de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] zijn geregeld. De GI heeft zich ingespannen om te onderzoeken of de ouders, met professionele begeleiding, in staat zijn om [de minderjarige1] op te voeden. Echter, eerdere ervaringen met de oudere kinderen van de ouders hebben aangetoond dat zij niet in staat zijn om adequaat voor hun kinderen te zorgen. De ouders hebben ook een geschiedenis van problemen met het erkennen van hun tekortkomingen en het omgaan met de zorgen van hulpverleners.
Het hof heeft de argumenten van de ouders overwogen, maar concludeert dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige1]. De ouders hebben niet aangetoond dat zij over de benodigde opvoedingsvaardigheden beschikken en het hof wijst het verzoek om contra-expertise af. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen en het meer of anders verzochte af te wijzen.