ECLI:NL:GHARL:2024:2897

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
200.334.498
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van schuldenbewind op verzoek van rechthebbenden zonder mondelinge behandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van [verzoekster] en [de echtgenoot] om hun goederen onder bewind te stellen. De kantonrechter had eerder, op 11 augustus 2023, een tijdelijk bewind ingesteld over de goederen van beide verzoekers wegens verkwisting en het hebben van problematische schulden. Echter, in hoger beroep hebben [verzoekster] en [de echtgenoot] betoogd dat zij niet goed geïnformeerd waren over de inhoud van de documenten die zij ondertekenden en dat zij geen bewind wensten. Het hof heeft vastgesteld dat er geen sprake was van problematische schulden en dat de verzoekers in staat zijn om hun financiële zaken zelfstandig te beheren. Het hof heeft de bestreden beschikkingen van de kantonrechter vernietigd en de verzoeken om bewind afgewimpeld. De beslissing is genomen in het openbaar en is geregistreerd in het centrale curatele- en bewindregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.334.498 en 200.334.501
(zaaknummer rechtbank 10570909 BM VERZ 23-3761 en 10569036 BM VERZ 23-3741)
beschikking van 25 april 2024
inzake
in zaaknummer 200.334.498:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder ook te noemen: [verzoekster] .
Als belanghebbende is aangemerkt:
haar echtgenoot [de echtgenoot],
wonende te [woonplaats1] ,
verder ook te noemen: [de echtgenoot] .
in zaaknummer 200.334.501:
[de echtgenoot],
voornoemd,
verzoeker in hoger beroep,
Als belanghebbende is aangemerkt:
zijn echtgenote [verzoekster],
voornoemd.
[verzoekster] en [de echtgenoot] worden beiden bijgestaan door hun advocaat mr. K. Coenders-El Dahri te Beuningen.
in beide zaaknummers:
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
Stichting [de verweerder],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder,
en
de meerderjarige kinderen van [verzoekster] en [de echtgenoot] :
[kind1],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [kind1] ,
en
[kind2],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [kind2] ,
en
[kind3],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [kind3] ,
en
[kind4],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [kind4] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen), van 11 augustus 2023, uitgesproken onder zaaknummers 10570909 BM VERZ 23-3761 en 10569036 BM VERZ 23-3741.

2.Het geding in hoger beroep

In beide zaaknummers
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit twee beroepschriften met producties, beide ingekomen op 10 november 2024.
2.2
De mondelinge behandeling in beide zaken heeft op 16 april 2024 tegelijk plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoekster] en [de echtgenoot] , bijgestaan door hun advocaat;
- [kind1] ;
- [kind2] ;
- [kind3] ;
- [kind4] .
Namens de bewindvoerder is niemand verschenen.
[kind4] heeft, met instemming van alle aanwezigen, ten behoeve van zijn ouders en het hof getolkt.

3.De feiten

3.1
[de echtgenoot] is geboren in 1974 in Irak.
3.2
[verzoekster] is geboren in 1977 Irak.
3.3
[verzoekster] en [de echtgenoot] zijn met elkaar gehuwd [in] 1996 in Irak.
[kind1] , [kind2] , [kind3] en [kind4] zijn hun meerderjarige kinderen. Daarnaast hebben zij nog vier minderjarige kinderen.
In zaaknummer 200.334.498
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 21 juni 2023, heeft [verzoekster] verzocht haar goederen onder bewind te stellen.
3.5
Bij de beschikking van 11 augustus 2023 (met zaaknummer 10570909) heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang:
- een tijdelijk bewind tot 12 augustus 2028 ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoekster] wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden;
- Stichting [de verweerder] benoemd tot bewindvoerder;
- voor de jaarbeloning van de bewindvoerder en de vergoeding voor de aanvangswerkzaamheden verwezen naar de beschikking van de kantonrechter betreffende het gelijktijdig met het bewind ingestelde bewind over alle goederen die aan [de echtgenoot] (zullen) toebehoren.
In zaaknummer 200.334.501
3.6
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 21 juni 2023, heeft [de echtgenoot] verzocht zijn goederen onder bewind te stellen.
3.7
Bij de beschikking van 11 augustus 2023 (met zaaknummer 10569036) heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang:
- een tijdelijk bewind tot 12 augustus 2028 ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [de echtgenoot] wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden;
- Stichting [de verweerder] benoemd tot bewindvoerder;
- de jaarbeloning van de bewindvoerder vastgesteld overeenkomstig artikel 7 lid 4 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
- de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vastgesteld op
€ 703,-, exclusief BTW.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoekster] en [de echtgenoot] zijn in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 11 augustus 2023. Met hun grieven beogen zij het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. Zij verzoeken het hof die beschikkingen te vernietigen.

5.De motivering van de beslissing

In beide zaaknummers
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.2
[verzoekster] en [de echtgenoot] stellen onder andere dat het lijkt alsof de verzoeken tot het instellen van een bewind van hen afkomstig zijn, maar dat zij onvolledig en onjuist zijn ingelicht over wat zij nu eigenlijk ondertekenden. Zij zijn de Nederlandse taal niet (goed) machtig en hebben niet begrepen dat zij formulieren ondertekenden waarin zij zelf verzochten hun goederen onder bewind te stellen en een bewindvoerder te benoemen. Daarnaast betwisten [verzoekster] en [de echtgenoot] de noodzaak van het bewind. Zij betwisten dat ze niet in staat zijn ten volle hun vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden. Bovendien heeft in eerste aanleg geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
5.3
De bewindvoerder heeft geen verweer gevoerd.
5.4
Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van een noodzaak voor het instellen van het bewind. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking een bewind ingesteld wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden. Niet is gebleken dat ten tijde van de instelling van het bewind sprake was of dat op dit moment sprake is van verkwisting of het hebben van problematische schulden. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikkingen overwogen dat “gelet op de stukken” voldoende aannemelijk is dat [verzoekster] en [de echtgenoot] als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden hun vermogensrechtelijke belangen niet behoorlijk kunnen waarnemen. Uit de bestreden beschikkingen blijkt echter niet op grond van welke stukken de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen. Ook uit andere stukken en de mondelinge behandeling in hoger beroep blijkt niet dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:431 lid l onder b BW. Ook de bewindvoerder, die bovendien niet eens op de mondelinge behandeling is verschenen, heeft daarover niets gesteld. Wel hebben [verzoekster] en [de echtgenoot] verklaard dat zij een schuld hadden van € 8.000,- wegens een gemeentelijk krediet. Zij ontvingen dat krediet voor de inrichting van hun woning nadat zij eind 2021 een vluchtelingenstatus in Nederland kregen. Maandelijks wordt op de bijstandsuitkering van [verzoekster] en [de echtgenoot] € 85,- ingehouden ter aflossing op die schuld, zodat nu nog ongeveer € 6.000,- ter aflossing resteert. Gelet op de afbetalingsregeling en de overigens overzichtelijke omvang van het (resterende) krediet kan die schuld geen grondslag voor een bewind vormen. [verzoekster] en [de echtgenoot] hebben onweersproken gesteld dat dit hun enige schuld is.
Het hof neemt ook in aanmerking dat onweersproken is gesteld dat [verzoekster] en [de echtgenoot] ten tijde van het ondertekenen van de verzoeken tot het instellen van het bewind, onvoldoende op de hoogte waren van de inhoud van hetgeen zij ondertekenden en dat zij geen bewind hebben gewild. Zij verkeerden in de veronderstelling dat zij met hun ondertekening hulp zouden krijgen bij het lezen en reageren op brieven van instanties. Zij zijn de Nederlandse taal onvoldoende machtig en er was geen tolk in de juiste taal bij het ondertekenen aanwezig zodat wat zij ondertekenden, niet in hun eigen taal kon worden toegelicht.
5.5
Verder overweegt het hof het volgende. Hoewel artikel 800 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ruimte biedt om een verzoek tot instelling van een bewind aanstonds op de stukken toe te wijzen, is volgens de ‘Aanbevelingen Meerderjarigenbewind’ zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton & Toezicht het uitgangspunt dat verzoekers, betrokkenen en belanghebbenden worden gehoord. De kantonrechter heeft in de bestreden beschikking niet gemotiveerd waarom hij van dit uitgangspunt is afgeweken. Gelet op de alleszins rommelige indruk die de met de hand en slordig ingevulde verzoekschriften en het daarbij gevoegde (buitengewoon summiere) plan van aanpak maken en het ontbreken van enige toetsbare onderbouwing in de verzoekschriften van de stelling dat sprake is van
problematischeschulden, had bespreking van de verzoeken op een mondelinge behandeling met [verzoekster] en [de echtgenoot] , maar in ieder geval een (aanzet van een) motivering van de beslissing om hen niet te horen voor de hand gelegen. Bij een dergelijk ‘eigen’ verzoek past de kantonrechter behoedzaamheid. [verzoekster] en [de echtgenoot] zijn door de beslissing van de kantonrechter om een mondelinge behandeling achterwege te laten in hun belangen geschaad.
5.6
Het hof heeft er voldoende vertrouwen in dat [verzoekster] en [de echtgenoot] hun financiële zaken zelfstandig naar behoren zullen kunnen uitvoeren. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [verzoekster] en [de echtgenoot] hebben verklaard dat zij gedurende het bewind steeds zelfstandig hun vaste lasten, waaronder de huur van de woning, hebben betaald. De bewindvoerder betaalt hen iedere maand een bedrag van ongeveer € 1.000,- waarmee zij zelf hun vaste lasten (huur, E/G/W etc.) en de uitgaven voor het dagelijkse leven moeten betalen. De bewindvoerder betaalt slechts incidentele rekeningen, zoals van de tandarts. Niet is gebleken dat op die wijze tot nu toe meer schulden zijn ontstaan. Het hof neemt bovendien in aanmerking dat [verzoekster] en [de echtgenoot] , zoals zij zelf onbetwist stellen, indien nodig hun meerderjarige kinderen, die zich de Nederlands taal in relatief korte tijd (drie tot vijf jaar) behoorlijk goed machtig hebben weten te maken, om hulp kunnen en zullen vragen bij het regelen van financiële zaken. Hun kinderen hebben op de mondelinge behandeling bevestigd dat zij die hulp verlenen en zullen verlenen.
Voorts is op de mondelinge behandeling in hoger beroep gebleken dat [verzoekster] en [de echtgenoot] in hun land van herkomst een supermarkt hebben gedreven die bij ongeregeldheden aldaar is vernietigd. Omdat zij daarna langjarig noodgedwongen hebben moeten leven in een vluchtelingenkamp zijn zij niet in staat geweest om een nieuwe onderneming op te zetten.
Het hof is van oordeel dat ook gelet op hun achtergrond en doorzettingsvermogen [verzoekster] en [de echtgenoot] heel wel in staat moeten worden geacht om, met wat hulp bij de Nederlandse taal, zelf hun financiën te beheren en de gevolgen van hun financiële keuzes te overzien. Gelet op het voorgaande slagen de grieven en zal het hof de bestreden beschikkingen vernietigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in zaaknummer 200.334.498
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 11 augustus 2023, uitgesproken onder zaaknummer 10570909;
wijst het verzoek om de goederen van [verzoekster] onder bewind te stellen en een bewindvoerder te benoemen alsnog af;
bepaalt dat deze uitspraak door de griffier wordt ingeschreven in het openbare centraal curatele- en bewindregister;
in zaaknummer 200.334.501
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen) van 11 augustus 2023, uitgesproken onder zaaknummer 10569036;
wijst het verzoek om de goederen van [de echtgenoot] onder bewind te stellen en een bewindvoerder te benoemen alsnog af;
bepaalt dat deze uitspraak door de griffier wordt ingeschreven in het openbare centraal curatele- en bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, K.A.M. van Os-ten Have en
A.E. Grosscurt en is op 25 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.