ECLI:NL:GHARL:2024:2879

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
200.325.133/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit en wanprestatie bij de verkoop van een oude bus

In deze zaak heeft de koper van een dertig jaar oude bus de verkoper aangesproken op grond van non-conformiteit en wanprestatie. De koper, die de bus had aangeschaft om personen te vervoeren, stelde dat de bus gebreken vertoonde die deze ongeschikt maakten voor het beoogde gebruik. De procedure begon met een dagvaarding in hoger beroep, nadat de kantonrechter de vorderingen van de koper had afgewezen. De koper vorderde onder andere betaling van reparatie- en stallingskosten, alsook een verklaring voor recht dat de verkoper tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst.

De kantonrechter had geoordeeld dat de koper onvoldoende bewijs had geleverd dat de bus niet voldeed aan de overeenkomst. In hoger beroep heeft het hof de feiten en omstandigheden opnieuw beoordeeld. Het hof concludeerde dat de koper onvoldoende had aangetoond dat de bus op het moment van levering gebreken vertoonde die de geschiktheid voor normaal gebruik in de weg stonden. De koper had de bus gekocht zonder garantie en was zich bewust van de leeftijd en de staat van het voertuig. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de koper tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de koper bij de aankoop van een oud voertuig en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren bij claims van non-conformiteit. Het hof oordeelde dat de koper niet kon terugvallen op consumentenbescherming, omdat niet was aangetoond dat de verkoper handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.325.133/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 9777713)
arrest van 23 april 2024
in de zaak van:
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en die bij de kantonrechter optrad als eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. E.M. Bosscher, die kantoor houdt in Amsterdam,
en

1.[geïntimeerde1] Rondvaarten VOF,

die is gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna:
de vof,
2. [geïntimeerde2],
die woont in [woonplaats2] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
3. [geïntimeerde3],
die woont in [woonplaats2]
hierna:
[geïntimeerde3],
en die bij de kantonrechter optraden als gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. J.J. Veldhuis, die kantoor houdt te Leeuwarden.

1.De procedure bij het hof

1.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 7 februari 2023
- het herstelexploot van 17 maart 2023
- de memorie van grieven van 12 juni 2023 met producties
- de memorie van antwoord van 28 augustus 2023
- het tussenarrest van 10 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de nadere stukken van [appellant] van 6 februari 2024 (productie 18)
- de (enkelvoudige) mondelinge behandeling van 15 februari 2024 waarvan een proces-verbaal (verslag) is opgemaakt, dat aan de stukken is toegevoegd.
1.2
Partijen hebben aanhouding gevraagd voor verdere schikkingsonderhandelingen. Toen een schikking niet werd bereikt, hebben zij arrest gevraagd en heeft het hof een datum voor arrest vastgesteld.

2.De kern van de zaak

2.1
[appellant] heeft van [geïntimeerden] een ruim dertig jaar oude bus gekocht waarmee hij personen wilde gaan vervoeren. Volgens [appellant] is sprake van dusdanige gebreken dat de bus daarvoor ongeschikt is.
2.2
Bij de kantonrechter heeft [appellant] gevorderd dat [geïntimeerden] worden veroordeeld tot betaling van € 19.200,59, bestaande uit reparatie- en stallingskosten van de bus, rente en incassokosten. Daarnaast heeft hij een verklaring voor recht gevraagd dat [geïntimeerden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat zij de geleden en nog te lijden schade moeten vergoeden, op te maken bij staat. Alles met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten.
2.3
De kantonrechter heeft alle vorderingen afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld. In hoger beroep wil [appellant] vernietiging van het vonnis en alsnog toewijzing van zijn vorderingen.
2.4
Het hof zal het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen en hierna uitleggen hoe het tot dit oordeel komt, na eerst de relevante feiten te hebben vermeld.

3.De feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.
[geïntimeerden] exploiteren een onderneming die zich bezighoudt met het verzorgen van rondvaarten, bustochten, huwelijksdagen en dergelijke. In dat kader beschikten [geïntimeerden] over een DAF lijnbus (hierna: de bus) van ongeveer 30 jaar oud met een kilometerstand van ruim 846.000.
3.2.
[appellant] heeft in juni 2020 deze bus van [geïntimeerden] gekocht. Hij heeft daarvoor de bus eenmaal bezichtigd en geen proefrit gemaakt.
3.3
Op 31 juli 2020 hebben [geïntimeerden] in overleg met [appellant] de bus door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) APK laten keuren. Bij de keuring zijn geen gebreken geconstateerd.
3.4
Tussen partijen is een koopprijs van € 20.000 overeengekomen. [appellant] heeft
dit betaald. Partijen hebben verder geen (schriftelijke) afspraken gemaakt met betrekking tot
de koop. Wel is besproken dat het kopen en opknappen van de oude bus een jongensdroom
van [appellant] is en dat hij de bus mogelijk zou willen gebruiken om oudere mensen in te
vervoeren.
3.5
Op 8 september 2020 heeft [appellant] de bus betaald en opgehaald in [woonplaats2] en is hij hiermee naar [woonplaats1] gereden, een afstand van ongeveer 230 kilometer.
3.6
Na afloop van deze eerste rit heeft [appellant] in een whatsapp aan [geïntimeerde2] over de rit bericht dat hij ervan genoten heeft.
"Alleen accu loskoppelen ging niet. Misschien nog een instructie filmpje of foto".
3.7
In de maanden september en oktober heeft [appellant] [geïntimeerde2] via enkele whatsapps op de hoogte gebracht van diverse onderhoudspunten die hij wilde aanpakken.
3.8
Op 18 november 2020 heeft [appellant] bericht: “
6 december komt een Connexxion
monteur. Deze kijkt de brandstof pomp lekkage na. Versnellingsbak schijnt ook iets te zijn
zegt de schuur eigenaar en hobbyist. Lucht lekkage pakken we ook aan. De stop verlichting
in de bus en alle knoppen ook voor de passagiers die naar buiten willen weer in werking te
treden (... ) De middelste deur reageert wel op het nood systeem. Maar vanuit de cabine is er geen verbinding voor openen en sluiten. Dat wordt ook aangepakt (…) Voor de rest nog
steeds een steen goede kwaliteitsbus is het. Nog steeds als een kind zo blij.”
3.9
Op 18 november 2020 heeft [geïntimeerde2] gereageerd: “
Zo blijf je mooi bezig he? Nou ja,
het is ook geen nieuwe bus hè? Tuurlijk zal je wel wat tegenkomen maar dat komt vaak door het stilstaan. Vocht is ook vaak een probleem. Hoop dat je het kan oplossen. Brandstofpomp en versnellingsbak mankeerde hier niets aan.”
3.1
Hierop heeft [appellant] geantwoord
: “ De bus lekt olie achtige iets bij de motor. Schijnt er idd bij te horen. No worries, ik wil alles goed hebben. Versnellingsbak na mijn weten niets mis mee (…) Maar laat het dubbel checken.”
3.11
Op 21 november 2020 heeft [appellant] met de bus een rondrit gemaakt van
180 kilometer.
3.12
In een e-mail en een brief van 2 november 2021 heeft [appellant] aan [geïntimeerden] bericht dat er sprake zou zijn van wanprestatie.

4.De beoordeling

Is sprake van een consumentenkoop?
4.1
Partijen zijn het er niet over eens of sprake is van een consumentenkoop [1] en dat spitst zich toe op de vraag of [geïntimeerden] verkopers zijn die met [appellant] handelden in de uitoefening van hun beroep/bedrijf als handelaar (artikel 7:5 BW). [geïntimeerden] hebben dat ontkend. Zij voeren aan dat de koop en verkoop van vervoermiddelen en het onderhoud daarvan geen deel uitmaakt van hun onderneming. De bus stond ook niet te koop. [appellant] kwam spontaan langs en dit leidde tot de verkoop.
4.2
Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [appellant] de stelplicht – en zo nodig de bewijslast – van zijn stelling dat er sprake is van een consumentenkoop. [appellant] heeft daartoe gesteld dat de bus toebehoorde aan de door [geïntimeerden] gedreven onderneming, die onder meer tot doel had personenvervoer. Maar daarmee is onvoldoende onderbouwd dat bij deze koopovereenkomst, waarbij het ging om verkoop van een bus en niet om personenvervoer, sprake is geweest van een consumentenkoop. Dit betekent dat [appellant] zich niet kan beroepen op regelingen van consumentenbescherming, zoals, in geval van een gebrek, het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW.
Is sprake van non-conformiteit of wanprestatie?
4.3
Tussen partijen is verder in geschil of de bus ten tijde van de koopoverkomst en de overdracht daarvan aan [appellant] een gebrek had en daarmee niet aan de overeenkomst beantwoordde als bedoeld in artikel 7:17 BW [2] . Ook hier geldt dat het aan [appellant] is om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen - en zo nodig te bewijzen - waaruit kan volgen dat de bus op het tijdstip van levering op 8 september 2020 aan hem niet geschikt was voor het beoogde doel, te weten het verzorgen van rondritten, na het opknappen van de bus.
Is de bus geschikt voor normaal gebruik?
4.4
Zoals ook door de kantonrechter is overwogen en niet is bestreden, is geen sprake van een overeenkomst tot bijzonder gebruik. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van gebreken aan de bus, komt het er dus op aan of de bus de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan [appellant] de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen. Door [geïntimeerden] zijn de volgende door [appellant] niet weersproken omstandigheden opgesomd die relevant zijn voor het antwoord op de vraag wat [appellant] bij aankoop mocht verwachten:
- het betreft een klassieke gelede bus uit het bouwjaar 1988. De bus was dus ten tijde van de levering meer dan 32 jaar oud;
- de kilometerstand bedroeg ten tijde van de levering ruim 846.000 kilometer;
- [geïntimeerden] hebben [appellant] medegedeeld dat zij gelet op de leeftijd van de bus en het feit dat ook zij niet van de staat van het voertuig op de hoogte waren geen garantie(s) wilden verlenen;
- [geïntimeerden] hebben [appellant] meegedeeld dat de bus voorafgaand aan de levering een periode van ongeveer zes maanden heeft stilgestaan vanwege de maatregelen rondom de coronapandemie;
- [appellant] heeft vanaf het begin aangegeven dat hij de bus wilde opknappen en reparaties wilde uitvoeren voordat hij hiermee personen zou gaan vervoeren;
- [geïntimeerden] hebben medegedeeld dat, wanneer in het kader van een APK-keuring reparaties moesten worden uitgevoerd, [geïntimeerde2] de reparaties in eigen beheer uitvoerde en de bus vervolgens weer liet keuren. [appellant] wist dus dat de bus niet door een professionele partij was onderhouden;
- [appellant] heeft de bus gekocht zonder dat de onderhoudshistorie bij hem bekend was.
4.5
Zoals door de kantonrechter is overwogen in de rov. 4.5 en 4.6 van het bestreden vonnis, en door het hof wordt onderschreven, moet een koper van een dergelijke bus in het algemeen bedacht zijn op de kans dat gebreken zullen optreden. Dit geldt temeer wanneer de verkoper geen garantie geeft en partijen juist hebben gesproken over de plannen om de bus op te knappen. De gebreken die [appellant] gelet op de overgelegde facturen heeft laten herstellen, maken dan ook niet dat de bus niet aan de overeenkomst beantwoordt.
4.6
[appellant] heeft verder gesteld dat het chassis in zeer slechte staat verkeert en dat gelet op de staat van het chassis dit ook bij aankoop het geval moet zijn geweest, omdat het chassis in een jaar niet zoveel verslechterd kan zijn. Volgens hem volgt daaruit dat ten tijde van de aankoop sprake was van een dusdanig gebrek dat de bus niet veilig was om personen mee te vervoeren en daarmee non-conform was. [appellant] verwijst naar een rapport van Bus & Truck Repair B.V. die de bus in juni 2021 - ruim negen maanden na levering - heeft geïnspecteerd. In dat rapport staat wel dat het chassis in slechte staat verkeert, maar niet dat sprake is van een bus die niet veilig is om personen mee te vervoeren. Vaststaat bovendien dat de bus voor levering door een keurmeester van de RDW is goedgekeurd, waarbij geen gebreken zijn geconstateerd, en dat de bus op 19 maart 2021 technisch is gekeurd door Truckland. Die meldt wel dat een balk bij de deur verrot is, maar constateert niet dat er dusdanige problemen waren met het chassis dat de bus niet veilig zou zijn. Daarnaast heeft [appellant] na aankoop tot twee keer toe een lange rit met de bus gemaakt, zonder noemenswaardige problemen. In het licht van al deze omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat zich op het moment van levering gebreken voordeden die maken dat de bus niet aan de koopovereenkomst heeft beantwoord.
De conclusie is dan ook dat de bus aan de koopovereenkomst beantwoordde, omdat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake was van non-conformiteit of wanprestatie.
4.7
Nu is vastgesteld dat de bus aan de koopovereenkomst beantwoordt, hoeft de vraag niet te worden beantwoord of tijdig over gebreken is geklaagd [3] .
4.8
Het bewijsaanbod van [appellant] wordt gepasseerd. Daarin stelt hij dat de bus ten tijde van levering gebrekkig was, maar dat heeft hij in het licht van het voorgaande onvoldoende onderbouwd met feiten waarvan hij bewijs heeft aangeboden en die tot een andere beslissing kunnen leiden.
Conclusie
4.9
De conclusie luidt dat de grieven niet slagen en dat het vonnis van de kantonrechter zal worden bekrachtigd. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening.
4.1
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 8 november 2022;
5.2
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerden]
€ 2.135,- aan griffierecht;
€ 3.142,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] (2 punten x appeltarief III);
5.3
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.4
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Tubben, mr. M.E.L. Fikkers en M.W. Zandbergen en is door de rolraadsheer in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
23 april 2024.

Voetnoten

1.Grief 1
2.Grief 2
3.Grief 3