ECLI:NL:GHARL:2024:2793

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
200.311.095
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurcontract en tussentijdse opzegging bij uitzendorganisatie

In deze zaak gaat het om een geschil tussen A2 Newjob B.V., een uitzendorganisatie, en een particuliere verhuurder over de tussentijdse opzegging van een huurcontract voor woonruimte bestemd voor werknemers. A2 had de huur van de woning van de geïntimeerde gehuurd, maar wilde deze tussentijds opzeggen. Beide partijen beroepen zich op verschillende versies van het huurcontract, waarin de mogelijkheid tot tussentijdse opzegging ter discussie staat. De versie die door de geïntimeerde is ingediend, bevat een bepaling die tussentijdse opzegging uitsluit, terwijl in de versie van A2 het woord 'niet' doorgehaald is.

Het hof heeft in een eerder tussenarrest A2 toegelaten bewijs te leveren dat partijen overeenstemming hadden bereikt over de mogelijkheid tot tussentijdse opzegging. A2 heeft getuigen gehoord en schriftelijke verklaringen overgelegd, maar het hof oordeelt dat A2 niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. De getuigenverklaringen bieden onvoldoende bewijs dat er een wilsovereenstemming was over de tussentijdse opzegmogelijkheid. Het hof concludeert dat de doorhaling in het contract niet voldoende is onderbouwd en dat de geïntimeerde niet op de hoogte was van deze wijziging.

Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de kantonrechter en bepaalt dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. Dit arrest benadrukt het belang van duidelijke afspraken in huurcontracten en de noodzaak van bewijsvoering bij geschillen over contractuele bepalingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.311.095
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 9278279)
arrest van 23 april 2024
in de zaak van
A2 Newjob B.V.
gevestigd te Ophemert (gemeente West Betuwe)
appellante
in eerste aanleg: gedaagde
hierna: A2
advocaat: mr. A. van Weverwijk
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats1]
geïntimeerde
in eerste aanleg: eiser
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. M. de Jong

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 4 juli 2023 hier over. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van getuigenverhoor van 27 september 2023, de memorie na enquête met producties van A2, en de memorie na enquête met een productie van [geïntimeerde] . Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
In geschil is of A2, een uitzendorganisatie, tussentijds de huur mocht opzeggen van de woonruimte die zij van [geïntimeerde] had gehuurd voor de huisvesting van werknemers. Beide partijen beroepen zich op het ondertekende huurcontract, waarvan echter twee versies bestaan. In de versie die [geïntimeerde] in het geding heeft gebracht staat in artikel 3.3 dat partijen de huurovereenkomst niet tussentijds door opzegging kunnen beëindigen. In de versie die A2 in het geding heeft gebracht, is in artikel 3.3 het woordje ‘niet’ doorgehaald.
2.2.
In het tussenarrest van 4 juli 2023 heeft het hof A2 toegelaten te bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat tussentijds opzeggen van de huurovereenkomst is toegestaan. A2 heeft daartoe drie getuigen ( [naam1] , [naam2] en [geïntimeerde] ) laten horen, en verwijst verder naar de schriftelijke verklaringen en stukken die zich in het dossier bevinden.
3. Het oordeel van het hof
3.1.
Het hof zal oordelen dat A2 niet in haar bewijsopdracht is geslaagd, zodat het de bestreden vonnissen zal bekrachtigen. Het hof ziet verder aanleiding om de proceskosten in hoger beroep te compenseren. Hieronder legt het hof uit hoe het tot zijn beslissing komt.
Geen wilsovereenstemming tussentijdse opzegmogelijkheid
3.2.
Het hof stelt voorop dat A2, gezien de getuigenverklaring van ICT-er [naam2] , diens verslag van 23 mei 2023, in samenhang met
printscreensen een filmpje, de authenticiteit van de e-mails van 8 juli 2020 (met bijlagen) voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Een gemotiveerde betwisting is ook uitgebleven. Hieruit volgt dat het huurcontract met doorhaling aan [geïntimeerde] is verstuurd en dat hij dit ondertekend aan A2 heeft teruggestuurd. Evenwel betekent dit nog niet dat [geïntimeerde] zich ook bewust was van die doorstreping of het daarmee eens was, zoals het hof hierna toelicht.
3.3.
Anders dan A2 stelt, is het hof van oordeel dat uit de getuigenverklaringen niet volgt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een tussentijdse opzegmogelijkheid. De getuigenverklaring van A2’s medewerker [naam1] laat, net als diens schriftelijke verklaring, te veel vragen open over de precieze gang van zaken. [naam1] verklaart dat hij telefonisch met [geïntimeerde] heeft besproken dat “
we het tussentijds opzegbaar wilden hebben”, maar dat [geïntimeerde] daarmee heeft ingestemd is onvoldoende gebleken. [naam1] verklaart dat hij niet meer weet wat de reactie van [geïntimeerde] was over het tussentijds opzeggen. [geïntimeerde] heeft als getuige verklaard dat hij [naam1] telefonisch heeft laten weten niet akkoord te gaan met een tussentijdse opzegmogelijkheid, en dat [naam1] daar uiteindelijk mee instemde.
3.4.
[naam1] heeft verder verklaard dat hij in het niet-ondertekende contract dat [geïntimeerde] stuurde, het woordje ‘niet’ heeft doorgestreept en dat hij dit intern (met [naam3] , [naam4] en [naam5] ) heeft besproken. Daarna is het ondertekende contract aan [geïntimeerde] teruggestuurd. Dat die doorstreping ook met [geïntimeerde] is besproken verklaart hij niet, en blijkt ook verder nergens uit. [geïntimeerde] heeft als getuige verklaard dat hem niet bekend is dat het woordje ‘niet’ was doorgestreept. Volgens [naam1] kan het [geïntimeerde] niet zijn ontgaan omdat [geïntimeerde] de pagina’s van het contract heeft geparafeerd, al kan hij natuurlijk hebben gemist dat het woordje was doorgestreept. [geïntimeerde] heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij over het hoofd heeft gezien dat er een woordje was doorgestreept, maar dat hij zich dit niet zo herinnert. Het hof stelt vast dat in de begeleidende e-mail van A2 waarmee het contract aan [geïntimeerde] is teruggestuurd, geen melding is gemaakt van de doorhaling of van overleg hierover. Ook ontbreekt een paraaf van partijen in de kantlijn bij de doorhaling. A2 kan [geïntimeerde] dan ook niet met succes tegenwerpen dat hij niet heeft geprotesteerd tegen de doorhaling. Dat [geïntimeerde] het eens was met de doorhaling van het woordje ‘niet’ komt al met al niet vast te staan.
3.5.
A2 heeft nog aangevoerd, zoals ook [naam1] heeft verklaard, dat het belangrijk is voor haar dat huurcontracten tussentijds opzegbaar zijn, omdat als er geen uitzendkrachten te plaatsen zijn zij snel weer van een huurwoning af wil kunnen. Dat was mede omdat er in het verleden problemen met de woning zijn geweest, aldus A2. [geïntimeerde] heeft echter verklaard dat A2 het betreffende pand al tien jaar in gebruik had, dat het eerst van [naam3] was en dat A2 later van [geïntimeerde] huurde, en dat hij zijn panden weliswaar gemakkelijk kan verhuren omdat de huizenmarkt krap is, maar dat hij voor langere tijd wil verhuren omdat dit rust geeft in de portefeuille en huurders die langere tijd huren zuiniger zijn op de woning. Los van de vraag of [geïntimeerde] ‘nooit’ een tussentijdse opzegmogelijkheid overeenkomt voor zijn panden, zoals hij stelt en A2 betwist, stelt het hof vast dat in het eerdere huurcontract voor de woning uit 2016 (productie 15 bij inleidende dagvaarding) is afgesproken dat gedurende de minimale duur van twaalf maanden de huurovereenkomst niet tussentijds opzegbaar is. Ook de onderhavige huurovereenkomst is aangegaan met een ‘minimale’ duur van twaalf maanden (artikel 3.1). Ook daarom is niet goed te rijmen dat ditmaal de bedoeling van partijen was dat de huurovereenkomst tussentijds opzegbaar zou zijn binnen deze termijn.
3.6.
Het voorgaande betekent dat er na de bewijslevering te veel aanwijzingen resteren dat de akte met doorhaling, waar A2 zich op beroept, op dat punt de tussen partijen gesloten overeenkomst niet juist weergeeft, zodat moet worden aangenomen dat de daarin opgenomen verklaring niet overeenstemt met de werkelijkheid. A2 heeft, kortom, niet bewezen dat partijen zijn overeengekomen dat tussentijds opzeggen van de huurovereenkomst is toegestaan. De kantonrechter heeft de achterstallige huur daarom terecht toegewezen.
Waarheidsplicht en de proceskosten
3.7.
A2 stelt dat de vordering van [geïntimeerde] alsnog moet worden afgewezen, omdat de versie van de huurovereenkomst zonder doorhaling die [geïntimeerde] in het geding heeft gebracht een vervalsing moet zijn. Zij verwijt [geïntimeerde] schending van de waarheidsplicht (artikel 21 Rv) en misbruik van procesrecht, zodat zijn stellingen buiten beschouwing moeten worden gelaten. [geïntimeerde] betwist een en ander, maar kan geen e-mail tonen waarmee de versie zonder doorhaling hem destijds door A2 is toegestuurd. [geïntimeerde] heeft verklaard dat hij eind 2020/ begin 2021 van ICT-beheerder is geswitcht en dat hij daarom geen toegang meer heeft tot zijn oude e-mails, al heeft hij geen navraag gedaan bij zijn oude ICT-beheerder of die e-mails nog terug te halen zijn. Daargelaten dat het hof niet kan uitsluiten dat er indertijd meer dan één versie van de getekende huurovereenkomst is heen en weer gemaild tussen partijen, is het voor de bewijslevering niet doorslaggevend welke versie(s) is/zijn gewisseld, zoals uit de beoordeling hiervoor al is gebleken. Het verwijt dat [geïntimeerde] met behulp van een valse akte onterecht zijn vordering heeft toegewezen gekregen, klopt dus niet. Ook verder ziet het hof onvoldoende aanleiding om stellingen van [geïntimeerde] buiten beschouwing te laten. Het hof wijst de door A2 gevorderde veroordeling van [geïntimeerde] in de werkelijk gemaakte (reële) proceskosten af, omdat A2 de vonnissen van de rechtbank tevergeefs bestrijdt. [geïntimeerde] heeft op zijn beurt gevorderd om A2 te veroordelen in de reële proceskosten, maar ook daar gaat het hof niet in mee. A2 heeft voldoende aangetoond dat de huurovereenkomst met doorhaling niet achteraf gemanipuleerd is door haar. Ook heeft A2 naar het oordeel van het hof geen ontoelaatbaar processueel gedrag vertoond in verband met haar bewijslevering.
3.8.
Het hof is wel nog van oordeel dat [geïntimeerde] , door te blijven ontkennen dat hij de versie met doorhaling – in elk geval: ook – ontvangen en teruggestuurd heeft zonder te onderbouwen dat hij de ondertekende huurovereenkomst zonder de doorhaling heeft verstuurd, A2 heeft opgezadeld met onnodige moeite en kosten teneinde de technische gang van zaken met betrekking tot het e-mailverkeer van destijds te verhelderen. Het hof ziet daarin aanleiding te bepalen dat elke partij zijn eigen kosten van het hoger beroep moet dragen, ondanks dat A2 in het ongelijk wordt gesteld.
De conclusie
3.9.
Het hoger beroep slaagt niet. Aan (verdere) bewijslevering komt het hof niet toe, omdat partijen geen feiten en omstandigheden hebben gesteld die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden leiden. Het hof bepaalt dat elke partij zijn eigen kosten moet dragen (compensatie van proceskosten).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 22 december 2021 en 20 april 2022;
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.3.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.R. den Dekker, Th.C.M. Willemse en R. Verkijk, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.