ECLI:NL:GHARL:2024:2790

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
21-003407-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige diefstal in samenwerkingsverband met verwerping beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van een gewelddadige diefstal in samenwerkingsverband. De feiten dateren van 1 tot en met 20 april 2020, waarbij de verdachte het slachtoffer heeft gelokt en geweld heeft toegepast. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 23 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en komt tot een andere strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft het beroep op psychische overmacht verworpen, omdat de verdachte zelf heeft aangeboden om het slachtoffer te lokken en actief heeft bijgedragen aan het geweld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld in de gewelddadige diefstal, waarbij het slachtoffer is geslagen, getrapt en gesneden. De verdachte heeft ook verklaard dat zij wist dat de medeverdachten eerder geweld hadden gebruikt. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden, en heeft besloten tot een gevangenisstraf van 34 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003407-21
Uitspraak d.d.: 24 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo , van 12 juli 2021 met parketnummer 08-760027-20 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997 ,
wonende te [plaats] , [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 maart 2024 en 24 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. E.J.M.J. Damen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte ter zake van het medeplegen van diefstal met geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf van 23 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, klinische opname en contactverbod met de medeverdachten. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevolen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na de vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
primair
zij in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 20 april 2020, te [pleegplaats] en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag en/of ID-kaart en/of pasjes en/of kleding, in elk geval enig goed/geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [slachtoffer]
-naar een bepaalde plek te lokken en/of te laten komen en/of
-(onder dwang) mee te nemen naar een woning in [plaats] (woning van [medeverdachte 1] ) en/of
-(meermalen) (met kracht) met een ijzeren buis, althans met een of meer voorwerpen, op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam te slaan en/of
-(meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd en/althans het lichaam te stompen en/of te slaan en/of
-(meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn been en/of lichaam te steken en/of snijden en/of
-een sigaret op het hoofd en/of lichaam (uit) te drukken en/of
-meermalen, althans eenmaal tegen zijn hoofd en/of gezicht en of lichaam te schoppen en/of trappen;
subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 20 april 2020, te [pleegplaats] en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer]
-naar een bepaalde plek heeft gelokt en/of laten komen en/of
-(onder dwang) heeft mee genomen naar een woning in [plaats] (woning van [medeverdachte 1] ) en/of
-(meermalen) (met kracht) met een ijzeren buis, althans met een of meer voorwerpen, op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
-(meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd en/althans het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
-(meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn been en/of lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of
-een sigaret op het hoofd en/of lichaam heeft (uit) gedrukt en/of
-meermalen, althans eenmaal tegen zijn hoofd en/of gezicht en of lichaam heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 20 april 2020,
te [pleegplaats] en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, e
en geldbedrag en/of ID-kaart en/of pasjes en/of kleding, in elk geval enig goed/geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] die [slachtoffer]
-(onder dwang) mee heeft/hebben genomen naar een woning in [plaats] (woning van [medeverdachte 1] ) en/of
-(meermalen) (met kracht) met een ijzeren buis, althans met een of meer voorwerpen, op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen en/of
-(meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd en/althans het lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
-(meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn been en/of lichaam heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of
-een sigaret op het hoofd en/of lichaam heeft (uit) gedrukt en/of
-meermalen, althans eenmaal tegen zijn hoofd en/of gezicht en of lichaam te schoppen en/of trappen;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 20 april 2020, te [plaats] en/althans (elders) in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- met die [slachtoffer] af te spreken (in [plaats] ) en/of die [slachtoffer] naar [plaats] te lokken en/of te laten komen en/of daarover afspraken te maken en/of contact te onderhouden met voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of hem/hen op de hoogte te brengen en/of te houden over die ontmoeting met [slachtoffer] en/of waar en wanneer verdachte die [slachtoffer] (in [plaats] ) zou treffen en/of die locatie met hem/hen te bespreken en/of aan hem/hen door te geven en/of
- met die [slachtoffer] en/of die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] mee te gaan naar de woning van die [medeverdachte 1] en/of die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen;
nog meer subsidiair
[medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 20 april 2020,
te [plaats] en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door haar/hem/hen voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
-naar een bepaalde plek heeft gelokt en/of laten komen en/of
-(onder dwang) heeft mee genomen naar een woning in [plaats] (woning van [medeverdachte 1] ) en/of
-(meermalen) (met kracht) met een ijzeren buis, althans met een of meer voorwerpen, op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of
-(meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd en/althans het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
-(meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn been en/of lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of
-een sigaret op het hoofd en/of lichaam heeft (uit) gedrukt en/of
-meermalen, althans eenmaal tegen zijn hoofd en/of gezicht en of lichaam heeft geschopt en/of getrapt;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 20 april 2020, te [plaats] en/althans (elders) in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- met die [slachtoffer] af te spreken (in [plaats] ) en/of die [slachtoffer] naar [plaats] te lokken en/of te laten komen en/of daarover afspraken te maken en/of contact te onderhouden met voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of hem/hen op de hoogte te brengen en/of te houden over die ontmoeting met [slachtoffer] en/of waar en wanneer verdachte die [slachtoffer] (in [plaats] ) zou treffen en/of die locatie met hem/hen te bespreken en/of aan hem/hen door te geven en/of
- met die [slachtoffer] en/of die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] mee te gaan naar de woning van die [medeverdachte 1] en/of die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen;
meest subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 20 april 2020,
te [pleegplaats] en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een persoon, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade heeft mishandeld,
immers heeft/hebben/is/zijn verdachte en/of haar mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer]
-naar een bepaalde plek gelokt en/of laten komen en/of
-(onder dwang) mee genomen naar een woning in [plaats] (woning van [medeverdachte 1] ) en/of
-(meermalen) (met kracht) met een ijzeren buis, althans met een of meer voorwerpen, op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam geslagen en/of
-(meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd en/althans het lichaam gestompt en/of geslagen en/of
-(meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn been en/of lichaam gestoken en/of gesneden en/of
-een sigaret op het hoofd en/of lichaam (uit) gedrukt en/of
-meermalen, althans eenmaal tegen zijn hoofd en/of gezicht en of lichaam geschopt en/of getrapt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit: het medeplegen van diefstal met geweld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Verdachte wist niet van een vooropgezet plan van anderen om [slachtoffer] te lokken en hem te bestelen en te mishandelen en had dus geen opzet daarop. Zij heeft zich ook niet schuldig gemaakt aan het medeplegen daarvan. Toen zij met [slachtoffer] ging afspreken en het haar bekend werd dat de medeverdachten met hem wilden afspreken, dacht zij dat er slechts een gesprek op straat zou plaatsvinden. Verdachte heeft niet kunnen voorzien dat de situatie zou escaleren in de woning van [medeverdachte 1] . Het aandeel van verdachte in de woning aan het op [slachtoffer] toegepaste geweld, is minimaal geweest, zij heeft [slachtoffer] slechts – onder druk – een tik gegeven.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze in de bijlage zijn opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van deze bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder nog het volgende. Het hof gebruikt voor het bewijs onder meer de inhoud van de verklaringen van verdachte die zij op 8 en 9 juni 2020 heeft afgelegd bij de politie. Ter terechtzitting bij het hof heeft verdachte verklaard dat zij op de betreffende avond heeft gehandeld onder druk van anderen, maar ook dat zij veel niet meer weet van de bewuste avond. Bij de politie heeft verdachte een gedetailleerde verklaring afgelegd over de gebeurtenissen in de woning van [medeverdachte 1] in de avond van 15 april 2020, die op essentiële punten steun vindt in de andere bewijsmiddelen. Deze verklaringen zijn korte tijd na 15 april 2020 afgelegd en naar het oordeel van het hof geloofwaardig.
In deze verklaringen staat dat verdachte wist dat de medeverdachten nog geld van [slachtoffer] kregen. Het was de bedoeling dat zij met hem zou afspreken en dan zou de rest erbij komen. Verdachte heeft nog getreuzeld en wilde zelf de scooter besturen met [slachtoffer] achterop. Vervolgens kwamen de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] erbij en zijn ze naar het huis van [medeverdachte 1] gegaan, waar geweld is gebruikt tegen [slachtoffer] en waar hij is bestolen van geld en goederen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat alle personen in de woning van [medeverdachte 1] , [slachtoffer] op 15 april 2020 hebben geslagen. [medeverdachte 2] heeft [slachtoffer] twee keer met een mes gesneden en met de achterkant van een bijl geslagen, [medeverdachte 3] heeft een brandende sigaret op het hoofd van [slachtoffer] gedrukt en verdachte heeft [slachtoffer] geslagen en getrapt.
Anders dan de verdediging betoogt, blijkt uit het verhoor van verdachte bij de politie dat zij tevoren al wist waartoe de groep medeverdachten in staat was. Zij verklaarde daarin immers onder meer dat de groep personen die tegen [slachtoffer] in de woning van [medeverdachte 1] geweld heeft gebruikt, met [medeverdachte 4] erbij, mensen martelen, kapot en bang maken. Verdachte noemt hen in haar verklaring ‘de psychopaatjes’.
Gelet hierop staat het naar het oordeel van het hof vast dat verdachte met [slachtoffer] in [plaats] heeft afgesproken met het doel om hem over te dragen aan de rest van de groep. Verdachte wist dat [slachtoffer] een schuld bij hen had en zij wist waartoe zij in staat waren en dus ook dat de situatie kon escaleren en kon uitmonden in de toepassing van geweld door de groep tegen [slachtoffer] . Door de medeverdachten voor te stellen om [slachtoffer] naar hen te lokken, vervolgens met de medeverdachten en [slachtoffer] mee te gaan naar de woning van [medeverdachte 1] en door in die woning [slachtoffer] zelf ook te slaan, heeft verdachte opzet gehad op het wegnemen van het geld en goederen van [slachtoffer] en het daartoe gepleegde geweld.
Bij de beoordeling of sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, heeft het hof de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering en de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, haar aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, betrokken. Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat het aandeel van verdachte heeft bestaan uit het lokken, haar aanwezigheid bij het toepassen van geweld en het wegnemen van goederen en het zelf ook toepassen van geweld. Het hof stelt daarmee vast dat in de kern sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering waarbij verdachte een belangrijke en – als ‘lokvogel’ – onmisbare rol heeft gehad en dat sprake is geweest van medeplegen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging met anderen [slachtoffer] heeft bestolen en daarbij geweld heeft toegepast op de wijze zoals hierna bewezen is verklaard.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
zij in
of omstreeksde periode van 1 april 2020 tot en met 20 april 2020, te [pleegplaats]
en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
een geldbedrag en
/ofID-kaart en
/ofpasjes en
/ofkleding,
in elk geval enig goed/geldbedrag,die
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s)toebehoorden
, te wetenaan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [slachtoffer]
-naar een bepaalde plek te lokken
en/of te laten komenen
/of
-
(onder dwang)mee te nemen naar een woning in [plaats] (woning van [medeverdachte 1] ) en
/of
-(meermalen) (met kracht)
met een ijzeren buis, althansmet een of meer voorwerpen, op/tegen het gezicht en/of hoofd en/of lichaam te slaan en/of
-(meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd en/althans het lichaam te stompen en/of te slaan en/of
-(meermalen) met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerpin zijn been en/of lichaam
te steken en/ofte snijden en/of
-een sigaret op het hoofd
en/of lichaam(uit) te drukken en/of
-meermalen,
althans eenmaaltegen zijn hoofd en/of gezicht en of lichaam te schoppen en/of te trappen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft – meer subsidiair indien het hof tot een bewezenverklaring komt – een beroep gedaan op psychische overmacht. Daartoe is – kort samengevat en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte geen actieve rol heeft gehad in de voorbereiding en dat zij [slachtoffer] slechts een tik heeft gegeven. Het betrof voor verdachte een angstige situatie en de medeverdachten oefenden een zware psychische druk op haar uit om ook geweld te plegen tegen [slachtoffer] . Verdachte kon daar geen weerstand aan bieden vanwege haar psychische problematiek en was ook bang om zelf slachtoffer te worden. Ze was beïnvloedbaar en heeft onvoldoende copingvaardigheden om met de druk van – voornamelijk – mannen om te gaan.
Oordeel van het hof
Van psychische overmacht kan sprake zijn bij een van buiten komende drang waaraan een verdachte redelijkerwijs geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. Daarbij geldt dat onder omstandigheden het feit dat een verdachte zichzelf heeft gebracht in de situatie waarin zo’n drang of druk op een verdachte is uitgeoefend in de weg kan staan aan het slagen van een beroep op psychische overmacht.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken tussen verdachte en de medeverdachten volgt dat verdachte zelf heeft aangeboden om [slachtoffer] naar [plaats] te lokken en er vervolgens ook voor heeft gekozen met haar medeverdachten en [slachtoffer] mee te gaan wetende dat de medeverdachten vaker geweld gebruikten en mensen hadden gemarteld en dat de medeverdachten op dat moment nog geld van het [slachtoffer] tegoed hadden. Verdachte heeft [slachtoffer] op haar initiatief voor deze groep naar een plek gelokt en actief bijgedragen aan het geweld. Het hof sluit niet uit dat er in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] – waar [slachtoffer] naartoe is gebracht – sprake is geweest van enige door haar als zodanig ervaren druk van de medeverdachten op haar was om [slachtoffer] ook te slaan, maar uit de bewijsmiddelen is niet aannemelijk geworden dat op dat moment sprake is geweest van een zodanige van buiten komende drang dat zij daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon en hoefde te bieden. Het hof betrekt daarbij ook dat verdachte na het bewezenverklaarde feit in een afgeluisterd telefoongesprek heeft gezegd zelf ook klappen te hebben gegeven aan [slachtoffer] zonder daarbij te zeggen of op zijn minst de indruk te wekken dat zij dit onder druk had gedaan en dat zij op de vraag van de rechtbank waarom zij niet is weggegaan uit de situatie, heeft geantwoord dat zij daar niet aan had gedacht. Ook laatstgenoemde verklaring is een contra-indicatie voor een situatie van psychische overmacht.
Het hof verwerpt het verweer.
Oplegging van straf
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van drie jaar gevorderd met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd, en dat het gelet op de ondergane voorlopige hechtenis en de door de rechtbank ten uitvoer gelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, het niet de bedoeling is dat verdachte terug naar de gevangenis moet.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan verdachte reeds heeft uitgezeten, eventueel in combinatie met een voorwaardelijk deel en bijzondere voorwaarden. Op die manier wordt zowel rekening gehouden met het tijdsverloop van de zaak als met de positief gewijzigde persoonlijke omstandigheden en de inzet van verdachte daarvoor. Ze heeft inmiddels een stabiele relatie en het contact met haar kinderen en familie is hersteld. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal deze positieve ontwikkelingen doorkruisen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige diefstal. Verdachte lokte het slachtoffer naar een ontmoetingsplaats waar de drie medeverdachten ook verschenen. Het slachtoffer werd vervolgens meegenomen naar de woning van een van de medeverdachten, waar vervolgens door allen grof geweld op hem is toegepast. Hij is daarbij geslagen, getrapt, gesneden en er is een sigaret op hem gedrukt. Een aantal medeverdachten gebruikte ook wapens. Zijn geld, ID-kaart en bezittingen werden hem afhandig gemaakt en vervolgens werd het slachtoffer ook nog met zijn verwondingen gefilmd en gefotografeerd, welke foto’s werden verspreid. Verdachte had een groot aandeel in dit feit door misbruik te maken van de gevoelens van het slachtoffer voor haar door hem op doortrapte wijze in de handen van de groep te laten vallen en uiteindelijk zelf ook geweld toe te passen. Verdachte wist dat deze geplande gewelddadige diefstal van dit slachtoffer niet op zichzelf stond, maar dat haar medeverdachten een dergelijke handelwijze vaker toepasten bij slachtoffers van wie zij meenden nog geld te moeten krijgen. Ondanks dat zij op de hoogte was van deze niets en niemand ontziende en wrede handelwijze, heeft verdachte zich niet alleen met de medeverdachten ingelaten maar ook actief bijgedragen aan deze traumatische ervaring voor het slachtoffer. Het hof rekent verdachte dit zwaar aan.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 januari 2024, waarop een aantal oudere veroordelingen zijn vermeld die het hof geen aanleiding geven tot strafverzwaring. Het hof heeft ook de reclasseringsrapportages in aanmerking genomen. Uit de voortijdige negatieve beëindiging toezicht van 27 augustus 2021 volgt dat verdachte erg beïnvloedbaar is en impulsieve beslissingen neemt. Er is nog geen sprake geweest van een inhoudelijke behandeling zoals opgelegd als bijzondere voorwaarde, omdat verdachte tweemaal de kliniek waarin zij was geplaatst, is ontvlucht. Verdachte komt haar meldplicht bij de reclassering niet na, ondanks meerdere toezeggingen van haar om contact op te zullen nemen. De reclassering adviseerde daarom de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat anders het noodzakelijk geachte behandelkader vervalt.
Dit negatieve advies staat haaks op het latere reclasseringsadvies van 5 maart 2024. Daaruit volgt namelijk dat verdachte nadien haar leven inmiddels op eigen kracht heeft omgegooid en grote stappen heeft gezet in het stabiliseren van haar leven. Zij heeft huisvesting, een steunende relatie, contact met haar kinderen en familie, er is geen sprake meer van middelengebruik en zij heeft afstand genomen van haar negatieve sociale netwerk. Volgens de reclassering staat ze op de wachtlijst bij [zorginstelling] , maar verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof aangegeven dat ze nog niet op de wachtlijst staat omdat zij nadenkt over een eventuele behandeling. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden en ziet zwaarwegende negatieve consequenties voor het opleggen van een nieuwe detentiestraf.
Het hof heeft bij de strafoplegging de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS betrokken ten aanzien van een overval en beroving. Voor een overval op een winkel met meer dan licht geweld of bedreiging, is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van drie jaren. Dit sluit aan bij de diefstal met geweld zoals door het hof is bewezenverklaard, omdat in dit geval tegen het slachtoffer fors geweld is toegepast, maar dit niet in zijn eigen woning heeft plaatsgevonden.
Gelet op de ernst van de feiten en het aandeel van verdachte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende sanctie en acht het hof een gevangenisstraf van drie jaren in beginsel een passende straf. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden, waarbij voor verdachte, die zich in voorlopige hechtenis bevond, als uitgangspunt geldt dat de zaak in hoger beroep binnen zestien maanden afgedaan had moeten worden. Er is sprake van een overschrijding van ongeveer een jaar en vijf maanden en het hof zal die overschrijding compenseren met twee maanden gevangenisstraf.
Het hof houdt in strafverzwarende zin rekening met het excessieve geweld tegen het slachtoffer, het samenwerkingsverband en met het feit dat ook foto’s van het gewonde slachtoffer zijn gemaakt en zijn verspreid. In het voordeel van verdachte pleit dat zij in haar verklaringen bij de politie in belangrijke mate openheid van zaken heeft gegeven en gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd over haar aandeel en dat van de andere verdachten. Ook weegt het hof mee dat verdachte op eigen kracht haar leven drastisch lijkt te hebben veranderd, maar stelt daarbij vast dat die positieve ontwikkelingen nog pril zijn en de geadviseerde behandeling voor haar problematiek nog niet is gestart. Het hof acht het echter niet wenselijk dat aan verdachte een langere gevangenisstraf wordt opgelegd dan de ondergane voorlopige hechtenis en de door de rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf die reeds ten uitvoer is gelegd. Het hof geeft verdachte een kans om haar nog prille positieve ontwikkelingen vast te houden en voort te zetten en af te rekenen met haar verleden en de rol op zich te nemen die zij voor ogen heeft voor haar gezin en familie.
Op grond van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dient naar het oordeel van het hof niet alleen de ondergane voorlopige hechtenis maar ook de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden, die bij beslissing van de rechtbank Overijssel van 28 september 2021 in verband met overtreding van de direct uitvoerbaar verklaarde bijzondere voorwaarden ten uitvoer is gelegd en door verdachte is ondergaan, van de door het hof opgelegde gevangenisstraf te worden afgetrokken.
Alles afwegende, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek zoals hiervoor aangegeven, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De inbeslaggenomen goederen
Het hof is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen witte iPhone moet worden verbeurd verklaard. De telefoon behoort verdachte toe en verdachte heeft met behulp hiervan het bewezenverklaarde feit begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
34 (vierendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, waaronder ook wordt bedoeld de reeds uitgezeten gevangenisstraf van twaalf maanden zoals tenuitvoergelegd bij beslissing van de rechtbank Overijssel van 28 september 2021, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
-een witte iPhone ( [nummer] ) goednummer: [code] .
Aldus gewezen door
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. A.J. Smit en mr. H. Heins, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.H.P. Kats, griffier,
en op 24 april 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.