ECLI:NL:GHARL:2024:278

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
200.329.238
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarige na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2017. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had het hof verzocht de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland te vernietigen, die het gezag over de minderjarige uitsluitend aan de vader had toegewezen. De vader, verweerder in hoger beroep, vroeg het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen. De zaak kwam voort uit een eerdere beschikking van de rechtbank, waarin het gezamenlijk gezag was vastgesteld, maar waarin de omstandigheden sindsdien waren gewijzigd. De minderjarige staat sinds juni 2020 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, en woont bij de vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 december 2023 werd duidelijk dat de communicatie tussen de ouders problematisch is en dat er geen gezamenlijke beslissingen kunnen worden genomen zonder bemiddeling van de GI.

Het hof overwoog dat, op basis van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek, het gezamenlijk gezag kan worden beëindigd als er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De moeder betwistte dit risico, maar het hof concludeerde dat de situatie niet was verbeterd en dat de moeder niet in staat was om een stabiele basis voor de minderjarige te creëren. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en benadrukte het belang van individuele hulp voor de moeder, zodat er gewerkt kan worden aan een stabiele omgangsregeling. De beslissing over het gezag staat los van het recht op omgang, en het hof hoopt dat de moeder zich aan de afspraken houdt om verdere teleurstellingen te voorkomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.329.238
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 548350)
beschikking van 11 januari 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.C. van Schip te Soest,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 6 juli 2023;
  • een brief van de GI met producties van 27 november 2023;
  • een journaalbericht van mr. van Schip van 29 november 2023 met productie, en
  • een journaalbericht van mr. van Schip van 30 november 2023 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 december 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
  • een vertegenwoordiger van de GI, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2017 in [plaats1] .
3.2
[de minderjarige] staat sinds 9 juni 2020 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 9 juni 2024. [de minderjarige] woont bij de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad bepaalde – beschikking is bepaald dat het gezag over [de minderjarige] alleen aan de vader toekomt.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de vader alsnog af te wijzen en het gezamenlijk gezag in stand te laten.
4.3
De vader heeft mondeling verweer gevoerd en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij vindt niet dat er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [de minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders als het gezamenlijk gezag voortduurt. Als hier al sprake van is geweest dan is dit volgens de moeder inmiddels opgelost. De moeder heeft de afgelopen maanden aan zichzelf gewerkt en de communicatie tussen de ouders verloopt veel beter.
5.3
Volgens de vader lukt het de ouders al vier jaar niet om gezamenlijk afspraken te maken en is daar de afgelopen periode niets in veranderd. Als er belangrijke beslissingen genomen moesten worden, was bemiddeling van de GI noodzakelijk. De moeder heeft recent nog een omgangsmoment op het laatste moment afgezegd en zij was niet aanwezig bij het groot overleg met de speltherapeut, de GI en de omgangsbegeleiding. De vader stelt dat de moeder niet ziet wat [de minderjarige] daadwerkelijk nodig heeft en dat het daarom in het belang van [de minderjarige] is dat de vader alleen beslissingen over hem kan nemen.
5.4
De GI ziet dat de moeder haar best doet, maar het lukt haar niet om [de minderjarige] de benodigde duidelijkheid te bieden. Het is de ouders de afgelopen jaren niet gelukt om, zonder neutrale derde, samen beslissingen te nemen. De GI verwacht niet dat hier nog verandering in komt.
5.5
De raad vindt de situatie nog te kwetsbaar. De moeder heeft een roerige periode achter de rug en laat een terugtrekkende beweging zien op het moment dat het moeilijk wordt. De hulpverlening moet nog opgestart worden. [de minderjarige] heeft een sterke behoefte aan duidelijkheid. Het is hierom belangrijk dat de omgangsmomenten doorgaan, de moeder start met EMDR therapie en laat zien dat zij zich aan afspraken kan houden.
5.6
Net als de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof na eigen onderzoek overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [de minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders als het gezamenlijk gezag voortduurt. Het lukt de ouders al jaren niet om uitvoering te geven aan het uitoefenen van het gezamenlijke gezag. Zij communiceren niet of nauwelijks en ondanks de inzet van de GI en de betrokken hulpverlening, is deze situatie niet aantoonbaar verbeterd.
5.7
Het hof acht het van essentieel belang dat de moeder individuele hulp gaat krijgen, waarbij zij aan haar eigen problematiek gaat werken. De moeder heeft een turbulente periode doorgemaakt en dat heeft ook impact gehad op [de minderjarige] . Zij is een tijd uit het contact getreden, waardoor [de minderjarige] het gevoel heeft ontwikkeld te worden afgewezen. Door haar eigen problematiek lukt het de moeder niet om een stabiele basis voor [de minderjarige] te creëren en om aan te sluiten bij zijn behoeften.
Ondanks de goede wil van de moeder is deze situatie in de afgelopen maanden niet veranderd. De moeder heeft zich aangemeld voor EMDR therapie en een aanvullende behandeling bij GGZ, maar de hulpverlening is nog niet gestart. Dit traject zal de komende maanden veel van de moeder vragen.
[de minderjarige] is een kwetsbare jongen die al veel heeft meegemaakt in zijn leven. Het is in het belang van [de minderjarige] dat er zo min mogelijk onduidelijkheid bestaat en de beslissingen over hem voortvarend genomen kunnen worden. Hiervoor is het nodig dat de vader alleen beslissingen kan nemen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
5.8
De beslissing over het gezag staat los van het recht op omgang van de moeder en [de minderjarige] . Het is het hof duidelijk dat de moeder veel om [de minderjarige] geeft en dat ook [de minderjarige] geniet van de contactmomenten met zijn moeder. De vader staat ook open voor dit contact, maar vindt het - in het belang van [de minderjarige] - wel erg belangrijk dat moeder zich aan de afspraken houdt. Het hof vindt het belangrijk dat [de minderjarige] weer het gevoel van voorspelbaarheid en veiligheid gaat krijgen in de contacten met zijn moeder. Hier speelt de moeder een belangrijke rol in: zij zal de gemaakte afspraken stipt moeten nakomen om teleurstellingen bij [de minderjarige] en verdere verwijdering te voorkomen. Het hof hoopt dat de moeder de komende periode actief aan de slag gaat met individuele hulpverlening, zodat toegewerkt kan worden naar een stabiele omgangsregeling.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
11 april 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.B. de Groot en P.B. Kamminga, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, en is op 11 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.