ECLI:NL:GHARL:2024:2772

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
200.333.243
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging partneralimentatie en draagkrachtberekening na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie tussen een vrouw en een man na de ontbinding van hun geregistreerd partnerschap. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. de Jonge, had in eerste aanleg verzocht om een hogere bijdrage in haar levensonderhoud, welke door de rechtbank Gelderland was afgewezen. De man, vertegenwoordigd door mr. M. de Schiffart, had eerder met de vrouw afgesproken dat hij geen partneralimentatie zou betalen, maar slechts een lagere kinderalimentatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2024 hebben partijen overeenstemming bereikt over de uitgangspunten voor een nieuwe draagkrachtberekening. Het hof heeft vastgesteld dat de man een bruto jaarsalaris van € 75.000,- en een dividenduitkering van € 27.500,- per jaar heeft, en dat er rekening gehouden moet worden met een premie arbeidsongeschiktheid van € 4.107,- per jaar. De man is nu verplicht om met ingang van 1 augustus 2022 een bijdrage van € 850,- per maand te betalen aan de vrouw voor haar levensonderhoud. De eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland is vernietigd voor wat betreft de partneralimentatie, en het hof heeft de overeenkomst tussen partijen gewijzigd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.333.243
(zaaknummer rechtbank Gelderland 412432)
beschikking van 23 april 2024
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. de Jonge te Apeldoorn,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M. de Schiffart te Apeldoorn.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, (verder: de rechtbank) van 25 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 augustus 2023;
  • het verweerschrift;
  • een journaalbericht van mr. M. de Jonge van 15 maart 2024 met producties;
  • een journaalbericht van mr. M. de Schiffart van 15 maart 2024 met producties;
  • een journaalbericht van mr. M de Schiffart van 18 maart 2024 met producties;
  • een journaalbericht van mr. M. de Jonge van 25 maart 2024 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 26 maart 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Het geregistreerd partnerschap van de vrouw en de man is ontbonden op 12 april 2021 door inschrijving van de beschikking van de rechtbank van 21 december 2020.
3.2
In deze beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 309,- per kind per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (de kinderen van partijen). Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de man met ingang van 12 april 2021 een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw moet betalen van € 403,- per maand.
3.3
Partijen hebben op 28 januari 2022, in afwijking van de beschikking van de rechtbank, afgesproken dat de man een kinderalimentatie van € 235,- per kind per maand zal betalen en geen partneralimentatie aan de vrouw zal voldoen.
3.4
De vrouw heeft in de procedure bij de rechtbank verzocht een hogere bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud te bepalen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen bij de bestreden beschikking. De vrouw is het hiermee niet eens en zij heeft het hof verzocht alsnog een hogere bijdrage te bepalen.
3.5
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereikt over de uitgangspunten voor een draagkrachtberekening en het hof verzocht om met die uitgangspunten de draagkracht van de man te berekenen. De volledige draagkracht van de man voor partneralimentatie zal worden aangewend voor de vaststelling van de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Hieruit leidt het hof af dat de vrouw haar verzoek in hoger beroep dienovereenkomstig heeft gewijzigd en dat de man geen verweer tegen het (gewijzigd) verzoek van de vrouw heeft gevoerd.
3.6
Partijen zijn de volgende uitgangspunten overeengekomen:
- de ingangsdatum van de alimentatie is 1 augustus 2022;
- er moet worden gerekend met de tarieven van heden;
- voor de draagkracht van de man wordt gerekend met een bruto jaarsalaris van
€ 75.000,-, en een dividenduitkering van € 27.500,- per jaar;
- in de draagkrachtberekening wordt rekening gehouden met een premie arbeidsongeschiktheid van € 4.107,- per jaar;
- een bijdrage in de kosten van de kinderen van € 235,- per kind per maand en een eigen aandeel in de kosten van de kinderen van de man van 35% van de naar 2022 geïndexeerde behoefte (dit is 35% van € 1.495,37 = € 523,38).
3.7
Naast deze uitgangspunten hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling bij het hof afgesproken om een niet-wijzigingsbeding te ondertekenen voor de duur van vijf jaar.
3.8
Een en ander correspondeert doorgerekend in het rekenprogramma van het hof (INA) met een bruto draagkracht van € 850,- per maand ten behoeve van partneralimentatie.
3.9
Gelet hierop zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor wat betreft de partneralimentatie en beslissen als volgt.
4. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 25 mei 2023, ten aanzien van de partneralimentatie, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de overeenkomst tussen partijen van 28 januari 2022, en de beschikking van de rechtbank Gelderland van 21 december 2020, voor zover het de bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw betreft, en bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 augustus 2022 als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud
€ 850,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, R. Feunekes en I.J. Pieters, bijgestaan door
mr. K.E. Vaartjes-de Wit als griffier, en is op 23 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.