In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie tussen een vrouw en een man na de ontbinding van hun geregistreerd partnerschap. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. de Jonge, had in eerste aanleg verzocht om een hogere bijdrage in haar levensonderhoud, welke door de rechtbank Gelderland was afgewezen. De man, vertegenwoordigd door mr. M. de Schiffart, had eerder met de vrouw afgesproken dat hij geen partneralimentatie zou betalen, maar slechts een lagere kinderalimentatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2024 hebben partijen overeenstemming bereikt over de uitgangspunten voor een nieuwe draagkrachtberekening. Het hof heeft vastgesteld dat de man een bruto jaarsalaris van € 75.000,- en een dividenduitkering van € 27.500,- per jaar heeft, en dat er rekening gehouden moet worden met een premie arbeidsongeschiktheid van € 4.107,- per jaar. De man is nu verplicht om met ingang van 1 augustus 2022 een bijdrage van € 850,- per maand te betalen aan de vrouw voor haar levensonderhoud. De eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland is vernietigd voor wat betreft de partneralimentatie, en het hof heeft de overeenkomst tussen partijen gewijzigd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen.